ECLI:NL:RBNHO:2024:12690

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
15.128577.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf en maximale taakstraf voor grootschalige online handelsfraude en witwassen van opbrengsten uit WhatsAppfraude

Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan grootschalige online handelsfraude en witwassen van opbrengsten uit WhatsAppfraude. De verdachte werd verweten dat hij tussen 10 augustus 2019 en 25 januari 2020 op verschillende dagen en locaties in Nederland en België goederen te koop aanbood via Marktplaats en Facebook, zonder deze daadwerkelijk te leveren. Daarnaast werd hij beschuldigd van diefstal van een computer en computermuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal € 4.263,87 heeft witgewassen, afkomstig van frauduleuze activiteiten. Tijdens de zittingen op 14 en 21 oktober 2024 heeft de rechtbank de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van vijf maanden schuldig had gemaakt aan de feiten en dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor de benadeelden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 180 dagen op, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werden vorderingen van vijftien benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de door hen geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaatsen Alkmaar en Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.128577.21
Uitspraakdatum: 4 november 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare zittingen van 14 oktober 2024 (in Alkmaar) en 21 oktober 2024 (in Haarlem) (sluiting van het onderzoek) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie en wat de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, kort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich op verschillende dagen in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 25 januari 2020 op verschillende plaatsen in Nederland en/of België heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
feit 1: diefstal van een computer en computermuis (zaak 1.1),
feit 2: een beroep of gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk (namelijk via Marktplaats en/of Facebook) verkopen van goederen tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen te verzekeren (zaken 2.1 tot en met 2.12 en zaken 2.15 tot en met 2.30);
feit 3: medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 4.263,87 (zaken 2.13 en 2.14).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle verweten feiten, met dien verstande dat ten aanzien van feit 3 kan worden bewezen dat de verdachte samen met anderen een bedrag van € 1.203,32 heeft witgewassen. Dit betreft het totaalbedrag dat is overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte en vervolgens niet door de bank is teruggehaald.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, vanwege de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 bepleit dat een witwasbedrag van € 1.203,32 kan worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle verweten feiten, op de onder 3.4 te melden wijze, op grond van de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn weergegeven. Deze bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van dit vonnis vereist en zullen dan worden opgenomen in een aan dit vonnis te hechten aanvulling.
De rechtbank komt ten aanzien van feit 3 tot het oordeel dat de verdachte samen met anderen het totale verweten geldbedrag van € 4.263,87 heeft witgewassen. Dit geldbedrag, dat afkomstig was uit WhatsAppfraude, is op 12 december 2019 door de benadeelden overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte. De verdachte heeft dit geldbedrag voorhanden gehad samen met de personen aan wie hij zijn bankrekening ter beschikking had gesteld voor deze fraude en tevens zijn bankpas had afgegeven. Het enkele feit dat de bank nadien delen van het geldbedrag heeft teruggehaald van de bankrekening van de verdachte en heeft teruggestort op bankrekeningen van de benadeelden, maakt de conclusie van de rechtbank, dat sprake is geweest van het medeplegen van witwassen van het totale geldbedrag van € 4.263,87, niet anders. Ook de omstandigheid dat de verdachte zijn bankpas aan anderen heeft afgegeven, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De verdachte heeft zijn bankpas ter beschikking gesteld aan derden, terwijl hij wist dat zijn bankrekening zou worden gebruikt om mee te frauderen. Met het afgeven van zijn bankpas aan deze derden heeft de verdachte bovendien niet de volledige beschikkingsmacht over zijn bankrekening verloren. Naar het oordeel van de rechtbank kan de verdachte dan ook worden gezien als medeontvanger van het totale geldbedrag en als medepleger worden aangemerkt.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte alle verweten feiten heeft begaan, met dien verstande dat hij:
feit 1
op 25 januari 2020 te Heerhugowaard (uit een woning, gelegen aan de [adres 2] een computer en een computermuis die aan [slachtoffer 29] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 11 januari 2020 in Nederland, een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk (te weten Marktplaats en/of Facebook) verkopen van goederen, met het oogmerk om zonder levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen te verzekeren door
- (
zaak 2.1) op of omstreeks 15 september 2019 op Marktplaats een advertentie voor een babyfoon voor 60 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 1] uit Amersfoort heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 60 euro,
- ( zaak 2.2) op of omstreeks 11 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een boormachine voor 50 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 2] uit Rotterdam heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 50 euro,
- ( zaak 2.3) op of omstreeks 15 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een MSI game laptop voor 190 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 3] uit Zwolle heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 190 euro,
- ( zaak 2.4) op of omstreeks 16 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een antieke verrekijker voor 136,50 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 4] uit Zutphen heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 136,50 euro,
- ( zaak 2.5) op of omstreeks 16 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een Dewalt nagelpistool voor 146,50 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 5] uit Apeldoorn heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 146,50 euro,
- ( zaak 2.6) op of omstreeks 17 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een Mont Blanc koffer voor 100 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 6] uit Amsterdam heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 100 euro,
- ( zaak 2.7) op of omstreeks 19 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor twee Mont Blanc pennen voor 250 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 7] uit Hoorn heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 250 euro,
- ( zaak 2.8) op of omstreeks 19 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor blikken spacerobot voor 125 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 8] uit Wervik, België, heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 125 euro,
- ( zaak 2.9) op of omstreeks 23 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een Marklin treinset voor 120 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 9] uit Vught heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 120 euro,
- ( zaak 2.10) op of omstreeks 23 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een trompet voor 206,50 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 10] uit Appelscha heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 206,50 euro,
- ( zaak 2.11) op of omstreeks 28 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een trompet voor 625 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 11] uit Roden heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 625 euro,
- ( zaak 2.12) op of omstreeks 28 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een Sony versterker voor 306,50 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 12] uit Rotterdam heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 306,50 euro,
- ( zaak 2.15) op of omstreeks 5 januari 2020 op Marktplaats een advertentie voor concertkaartjes voor 220 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 13] uit Deventer heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 220 euro,
- ( zaak 2.16) op of omstreeks 30 november 2019 op Facebook een advertentie voor een scheerapparaat voor 46,95 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 14] uit Julianadorp heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 46,95 euro,
- ( zaak 2.17) op of omstreeks 11 januari 2020 op Marktplaats een advertentie voor een smartwatch/horloge voor 85 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 15] uit Almelo heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 85 euro,
- ( zaak 2.18) op of omstreeks 27 september 2019 op Marktplaats een advertentie voor een Makita kitspuit voor 85 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 16] uit Eindhoven heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 80 euro,
- ( zaak 2.19) op of omstreeks 27 september 2019 op Marktplaats een advertentie voor horloge voor 100 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 17] uit Groningen heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 100 euro,
- ( zaak 2.20) op of omstreeks 20 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een Ringdeurbel voor 100 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 18] uit Leeuwarden heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 100 euro,
- ( zaak 2.21) op of omstreeks 10 augustus 2019 op Facebook een advertentie voor een gereedschapskoffer voor 50 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 19] uit Breskens heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 50 euro,
- ( zaak 2.22) op of omstreeks 15 september 2019 op Marktplaats een advertentie voor een meetlat voor 30 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 20] uit Oldenzaal heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 30 euro,
- ( zaak 2.23) op of omstreeks 29 september 2019 op Marktplaats een advertentie voor poppen voor 75 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 21] uit Culemborg heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 75 euro,
- ( zaak 2.24) op of omstreeks 20 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een set auto's voor 165 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 22] uit Oirschot heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 165 euro,
- ( zaak 2.25) op of omstreeks 15 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een modelauto BMW voor 75 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 23] uit Maastricht heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 75 euro,
- ( zaak 2.26) op of omstreeks 8 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een horloge voor 65 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 24] uit Erica heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 65 euro,
- ( zaak 2.27) op of omstreeks 19 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een Ringdeurbel voor 105 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 25] uit Eindhoven heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 105 euro,
- ( zaak 2.28) op of omstreeks 27 september 2019 op Marktplaats een advertentie voor een elektrische step voor 100 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 26] uit Utrecht heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 100 euro,
- ( zaak 2.29) op of omstreeks 26 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een Montblanc aktetas voor 225 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 27] uit Enter heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 225 euro,
- ( zaak 2.30) op of omstreeks 8 november 2019 op Marktplaats een advertentie voor een horloge voor 80 euro te plaatsen, waarop [slachtoffer 28] uit Utrecht heeft gereageerd en is bewogen tot betaling van een geldbedrag van 80 euro,
telkens zonder voornoemde goederen te leveren welke tussen hem, verdachte, en voornoemde personen was overeengekomen;
feit 3
op 12 december 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag ter hoogte van in totaal 4.263,87 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in deze bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het verhandelde op de zitting, niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
diefstal;
feit 2
een beroep of gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen te verzekeren;
feit 3
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Strafmotivering

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van de in verzekering doorgebrachte tijd, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met twee jaren proeftijd, en daarnaast een maximale taakstraf van 240 uren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging acht te slaan op de forse overschrijding van de redelijke termijn, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn proceshouding, en gelet hierop een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, al dan niet gecombineerd met een taakstraf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan een beroep of gewoonte maken van grootschalige online handelsfraude. De verdachte heeft via Marktplaats en Facebook goederen te koop aangeboden, die hij, na ontvangst van de betalingen van de benadeelden, niet heeft geleverd. Door de geraffineerde handelswijze van de verdachte is een groot aantal personen financieel benadeeld. De verdachte heeft met zijn handelen daarnaast misbruik gemaakt van het door de benadeelden in hem gestelde vertrouwen. Door het plegen van dit soort feiten wordt verder ook het algemene vertrouwen aangetast dat het publiek in online handel heeft. Dat is ernstig.
De verdachte heeft zich samen met anderen ook schuldig gemaakt aan het witwassen van opbrengsten afkomstig uit WhatsAppfraude. Benadeelden zijn onder valse voorwendselen bewogen geldbedragen over te maken naar de bankrekening van de verdachte. De verdachte en zijn mededaders hebben hiervan geprofiteerd en geprobeerd hieraan een schijnbaar legale herkomst gegeven. Dat heeft een ontwrichtende werking op (de integriteit van) het financiële en economische verkeer.
De verdachte heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan de diefstal van een computer en computermuis. Dit is een ergerlijk feit en kan overlast, hinder en schade veroorzaken.
Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij de feiten destijds heeft gepleegd om in zijn verslaving te kunnen voorzien. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat de verdachte zich bij het plegen van de feiten heeft laten leiden door zijn eigen gewin en zich op geen enkele wijze heeft bekommerd om de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ondanks die veroordelingen is hij tot nieuw strafbaar gedrag gekomen. De eerder opgelegde straffen hebben kennelijk onvoldoende effect gehad om de verdachte ervan te weerhouden nieuwe feiten te plegen. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
Strafoplegging
De ernst en de omvang van de feiten, de geraffineerde wijze waarop de fraude is uitgevoerd en de recidive van de verdachte, maken dat de rechtbank in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van enige duur passend vindt. De rechtbank heeft daarbij gelet op straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen. De rechtbank ziet gelet op de hierna te bespreken factoren echter aanleiding een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met de maximale taakstraf op te leggen.
Strafmatigende factoren
In strafmatigende zin weegt de rechtbank bij de strafoplegging allereerst het tijdsverloop in deze zaak mee. In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van verdachten gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn in deze zaak met ruim 33 maanden is overschreden. De verdachte is op 26 januari 2020 aangehouden en in verzekering gesteld voor de verdenking van feit 1. Op die dag is de redelijke termijn aangevangen. De rechtbank wijst pas nu vonnis, terwijl er geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken die het tijdsverloop in deze zaak verklaren. De rechtbank betrekt de overschrijding van de redelijke termijn daarom in strafmatigende zin bij de strafoplegging.
De rechtbank betrekt in haar afwegingen over de strafoplegging ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het reclasseringsrapport van 1 augustus 2024 komt naar voren dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten problemen had op diverse leefgebieden. Het ontbrak de verdachte aan een woning en (voldoende) inkomen, hij kampte met ernstige verslavingsproblematiek en er was daarnaast sprake van een hoge schuldenlast. Dit is in 2021 veranderd. Nadat de verdachte in 2021 in het kader van een andere strafzaak onder toezicht van de reclassering kwam te staan, heeft hij op vrijwel alle leefgebieden stabiliteit weten te verkrijgen. Hij heeft een woning met ambulante begeleiding en inkomen uit betaald werk, hij is al ruim twee jaar clean van middelengebruik, hij heeft zijn ambulante behandeling positief afgerond en er is sprake van een steunend netwerk. Ook is de schuldenlast van de verdachte aanzienlijk kleiner geworden als gevolg van bewindvoering en gedane aflossingen. Verder is positief dat de verdachte sinds 2021, behoudens een verkeersovertreding, niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen. De kans op recidive schat de reclassering dan ook in als laag. De reclassering is al met al zeer te spreken over de positieve gedragsverandering die de verdachte de laatste jaren heeft doorgemaakt en acht nieuwe interventies of nieuw toezicht niet nodig. De reclassering adviseert daarom een straf op de leggen zonder reclasseringstoezicht en zonder bijzondere voorwaarden. Deze conclusies en dit advies neemt de rechtbank over.
Slotsom
Alles afwegende komt de rechtbank tot een strafoplegging die in overeenstemming is met de eis van de officier van justitie. Deze strafoplegging vindt de rechtbank passend en in redelijke verhouding staan tot de ernst van deze zaak. De rechtbank zal de verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen opleggen, met aftrek van de in verzekering doorgebrachte tijd. De rechtbank zal bepalen dat van die straf een gedeelte van 178 dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van een maximale taakstraf van 240 uren op zijn plaats.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Beoordeling van de vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat de verdachte zich onder andere heeft schuldig gemaakt aan grootschalige online handelsfraude (feit 2). Van alle benadeelden die hierdoor zijn getroffen, hebben vijftien benadeelden vorderingen tot betaling van schadevergoeding ingediend, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens de schade die zij als gevolg van dit feit zouden hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partijen gedane betalingen aan de verdachte als rechtstreekse schade is aan te merken. Anders dan de benadeelde partijen was voorgespiegeld, heeft de verdachte hun betalingen ontvangen zonder dat hij vervolgens de door hem via Markplaats of Facebook aangeboden goederen aan de benadeelde partijen heeft geleverd. De rechtbank is van oordeel dat deze door de benadeelde partijen geleden schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank is verder van oordeel dat voor zover de benadeelde partijen meer schadevergoeding hebben gevorderd dan de door hen gedane betalingen aan de verdachte (zoals overige materiële schade, immateriële schade of incassokosten), de vorderingen ten aanzien van die onderdelen moeten worden afgewezen, om de hierna bij de desbetreffende benadeelde partijen aan te geven reden.
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank, met inachtneming van het voorgaande, ten aanzien van de vijftien vorderingen van de benadeelde partijen tot de volgende beslissingen komt.
De vordering van
[slachtoffer 1] (zaak 2.1)zal gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 60,‑, betreffende de door de benadeelde partij gedane betaling aan de verdachte. Het overige deel van de vordering, dat ziet op een materieel schadebedrag van € 20,-, zal worden afgewezen. Dat deel van de vordering is onvoldoende onderbouwd.
De vordering van
[slachtoffer 2] (zaak 2.2)van € 50,- zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 5] (zaak 2.5)van € 146,50 zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 6] (zaak 2.6)van € 100,- zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 7] (zaak 2.7)van € 250,- zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 8] (zaak 2.8)zal gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 125,‑, betreffende de door de benadeelde partij gedane betaling aan de verdachte. Het overige deel van de vordering, dat ziet op € 50,- schadevergoeding wegens gestelde immateriële schade, zal worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat artikel 6:106 BW slechts in bepaalde gevallen recht geeft op vergoeding van gestelde immateriële schade. Toegespitst op deze zaak is hiervoor vereist dat de benadeelde partij stelt en onderbouwt dat hij als gevolg van het strafbare feit ‘geestelijk letsel’ heeft opgelopen, dat wil zeggen dat psychische schade is ontstaan die naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet voldoende onderbouwd.
De vordering van
[slachtoffer 9] (zaak 2.9)van € 120,- zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 11] (zaak 2.11)van € 625,- zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 13] (zaak 2.15)zal gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 220,‑, betreffende de door de benadeelde partij gedane betaling aan de verdachte. Het overige deel van de vordering, dat ziet op gestelde incassokosten van € 48,40, zal worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende met stukken is onderbouwd dat deze incassokosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt.
De vordering van
[slachtoffer 14] (zaak 2.16)zal gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 46,95, betreffende de door de benadeelde partij gedane betaling aan de verdachte. Van het overige deel van de vordering, dat een bedrag van € 103,05 betreft, is niet onderbouwd om welke schade het gaat. Het overige deel van de vordering zal daarom bij gebrek aan onderbouwing worden afgewezen.
De vordering van
[slachtoffer 15] (zaak 2.17)van € 85,- zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 19] (zaak 2.21)van € 50,- zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 23] (zaak 2.25)van € 75,- zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 24] (zaak 2.26)van € 65,- zal geheel worden toegewezen.
De vordering van
[slachtoffer 26] (zaak 2.28)van € 100,- zal geheel worden toegewezen.
7.2
Wettelijke rente
De door de rechtbank toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover. De rechtbank zal de ingangsdatum van deze rente steeds bepalen op de dag van de betaling van de benadeelde partijen aan de verdachte.
7.3
Veroordeling in de kosten van de benadeelde partijen
De verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten die door of namens de vijftien benadeelde partijen zijn gemaakt (tot op heden voor alle vijftien benadeelde partijen begroot op nihil) en die ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog zijn te maken.
7.4
Schadevergoedingsmaatregelen
De rechtbank ziet verder aanleiding om in het belang van alle vijftien benadeelde partijen aan de verdachte op te leggen de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, als extra waarborg voor betaling.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De wetsartikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 310, 326e en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte van
178 dagen niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte ook tot het verrichten van
240 uren taakstrafvan onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Wijst de vorderingen van de vijftien benadeelde partijen (t.a.v. feit 2) tot vergoeding van steeds materiële schadevergoeding als volgt toe.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 60,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst af wat [slachtoffer 1] meer (aan materiële schade) heeft gevorderd.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 60,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 dag gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 2]geleden schade voor een bedrag van
€ 50,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 50,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 dag gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 5]geleden schade voor een bedrag van
€ 146,50en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 146,50, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 dagen gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 6]geleden schade voor een bedrag van
€ 100,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 dagen gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 7]geleden schade voor een bedrag van
€ 250,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 7] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 dagen gijzeling.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 8]geleden schade tot een bedrag van
€ 125,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst af wat [slachtoffer 8] meer (aan immateriële schade) heeft gevorderd.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 8] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 125,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 dagen gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 9]geleden schade voor een bedrag van
€ 120,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 9] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 120,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 dagen gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 11]geleden schade voor een bedrag van
€ 625,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 11] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 625,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 dagen gijzeling.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 13]geleden schade tot een bedrag van
€ 220,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst af wat [slachtoffer 13] meer (aan incassokosten) heeft gevorderd.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 13] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 220,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 dagen gijzeling.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 14]geleden schade tot een bedrag van
€ 46,95en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst af wat [slachtoffer 14] meer (aan schade) heeft gevorderd.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 14] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 46,95, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 dag gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 15]geleden schade voor een bedrag van
€ 85,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 15] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 85,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 dag gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 19]geleden schade voor een bedrag van
€ 50,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 19] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 50,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 dag gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 23]geleden schade voor een bedrag van
€ 75,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 23] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 75,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 dag gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 24]geleden schade voor een bedrag van
€ 65,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 24] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 65,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 dag gijzeling.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door
[slachtoffer 26]geleden schade voor een bedrag van
€ 100,-en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 26] de verplichting op tot betaling aan de Staat van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de hiervoor genoemde ingangsdatum, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partijen moeten worden gedaan tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte ook in
de kosten door alle vijftien benadeelde partijengemaakt (tot op heden begroot op nihil) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
De toepassing van de hiervoor genoemde gijzeling heft de opgelegde betalingsverplichtingen van de verdachte ten aanzien van de benadeelde partijen niet op.
Bepaalt tot slot dat betalingen van de verdachte aan de benadeelde partijen in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en omgekeerd dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Korteweg, voorzitter,
mrs. H.H.E. Boomgaart en N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2024.
Bijlage
[..]