Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 22 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De feiten
3.Het geschil
€ 57,50 aan afrekening servicekosten resteert nog € 272,69 aan [gedaagde] te voldoen.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. [eiser] huurde van [gedaagde] een woning van 1 mei 2020 tot en met 30 april 2024. Gedurende deze huurperiode heeft [eiser] aanzienlijke overlast ervaren door verbouwingswerkzaamheden aan de naastgelegen panden, die eigendom zijn van [gedaagde]. De overlast leidde tot klachten van [eiser] over geluidsoverlast en schade aan het gehuurde. [eiser] vorderde een huurprijsvermindering van 50% over de periode waarin de overlast plaatsvond, alsook terugbetaling van huur en incassokosten. [gedaagde] verweerde zich door te stellen dat de werkzaamheden binnen de wettelijke kaders van het Bouwbesluit plaatsvonden en dat [eiser] de overlast moest dulden op basis van de huurovereenkomst.
De kantonrechter oordeelde dat de verbouwingswerkzaamheden substantiële overlast veroorzaakten, wat kwalificeert als een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. De rechter stelde vast dat de overlast niet alleen tijdens de verbouwingen, maar ook in de periode daarna aanhield. De rechter bepaalde dat [eiser] recht had op huurprijsvermindering, waarbij de hoogte van de vermindering afhankelijk was van de mate van overlast in verschillende periodes. Uiteindelijk werd vastgesteld dat [eiser] recht had op een terugbetaling van € 5.564,61, alsook de waarborgsom van € 3.950,00 en een bedrag van € 57,50 aan servicekosten. De vordering van [gedaagde] in reconventie werd afgewezen, en [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt de rechten van huurders in situaties van overlast door verbouwingen en de verplichtingen van verhuurders om een huurwoning in goede staat ter beschikking te stellen.