ECLI:NL:RBNHO:2024:12676

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
C/15/357975 / JU RK 24-1530
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen met strafrechtelijke achtergrond

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 november 2024 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [de minderjarige 1] onder toezicht te stellen en hem in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen, na zijn recente veroordeling tot jeugddetentie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige 1] lijdt aan een psychische stoornis en dat er ernstige zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft daarom besloten om [de minderjarige 1] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en hem een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen in een 24-uurs jeugdinstelling.

Ten aanzien van [de minderjarige 2] heeft de kinderrechter geoordeeld dat er niet voldaan is aan de gronden voor een ondertoezichtstelling. Hoewel er zorgen zijn over zijn ontwikkeling, heeft de moeder aangegeven dat zij de regie in eigen hand wil houden en dat zij al hulp heeft gezocht. De kinderrechter achtte het uitspreken van een ondertoezichtstelling voor [de minderjarige 2] contraproductief, gezien de huidige vrijwillige hulpverlening die door de moeder en [de minderjarige 2] wordt geaccepteerd.

De beslissing is openbaar uitgesproken en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/357975 / JU RK 24-1530
Datum uitspraak: 21 november 2024
Beschikking over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
advocaat mr. mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
en
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 oktober 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige 1] met zijn advocaat;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI, vergezeld door [toehoorder] als toehoorder.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben hierover afzonderlijk een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn erkend door hun vader. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] verblijft in een justitiële jeugdinrichting (hierna: JJI) en [de minderjarige 2] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. De Raad heeft daarnaast in het verzoekschrift verzocht om voor [de minderjarige 1] een machtiging te verlenen om hem in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen. De Raad heeft dit verzoek ter zitting echter gewijzigd, zodat de Raad thans verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] gedurende dag en nacht in een 24-uurs jeugdinstelling te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[de minderjarige 1] is een 16-jarige jongen over wie de Raad zich ernstige zorgen maakt over zijn persoonlijke ontwikkeling en over zijn rol in de thuissituatie. Op 20 november 2024 heeft de meervoudige kamer jeugdstrafzaken [de minderjarige 1] onder meer veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van acht maanden. Vanuit het persoonlijkheidsonderzoek dat afgenomen is door Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP) komt naar voren dat er sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een Normoverschrijdend-Gedragsstoornis, beginnend in de kindertijd, ernstige leer- en onderwijsproblemen en gebruik van cannabis. Daarnaast is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (antisociale en narcistische kenmerken) en zijn ondanks de jonge leeftijd van [de minderjarige 1] kenmerken van psychopathie aanwezig. [de minderjarige 1] is vanuit zijn gedragsstoornis gericht op aanzien, status, persoonlijk gewin en hij laat zelfbepalend gedrag zien. De Raad acht het zorgelijk dat dit al op deze jonge leeftijd bij [de minderjarige 1] is vastgesteld. Er is lange tijd intensieve hulpverlening betrokken geweest, waaronder de Waag en de Hoofdtrainer. De hulpverlening heeft er niet toe geleid dat de zorgen over het gedrag van [de minderjarige 1] afnemen. De Raad is daarnaast ten aanzien van [de minderjarige 1] van mening dat een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling nodig is, gelet op de bovenstaande zorgen waarbij er sprake is van een ernstige bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige 1] .
3.3.
[de minderjarige 2] is een 14-jarige jongen die net zoals zijn oudere broers (recent) in aanraking komt met politie. De Raad maakt zich zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige 2] . Er is bij [de minderjarige 2] sprake van een verstoorde schoolgang. Zijn schoolresultaten waren onvoldoende en hij vertoonde zelfbepalend gedrag door niet naar de docenten en hun instructies te luisteren. Daarnaast was de werkhouding van [de minderjarige 2] onvoldoende en liet hij zich afleiden door jongeren die vergelijkbaar gedrag vertonen op school. [de minderjarige 2] wordt veelal op straat gezien met antisociale jongeren. De Raad acht het zorgelijk dat [de minderjarige 2] op meerdere leefgebieden antisociaal gedrag laat zien. Het lukt hem niet om de focus op zijn toekomst te leggen en beïnvloeding lijkt een grote rol te spelen. Ondanks dat hij beterschap belooft, lukt het hem niet zijn gedrag te veranderen. De Raad vraagt zich af of de moeder voldoende sturing kan bieden aan het gedrag van [de minderjarige 2] .

4.De standpunten

4.1.
De moeder kan instemmen met de verzochte ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor [de minderjarige 1] , maar niet met de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] . De moeder heeft veel steun aan [jeugd- en gezinswerker] van het wijkteam van de gemeente Hoorn (1.Hoorn) en heeft geen behoefte aan verdere bemoeienis.
4.2.
[de minderjarige 1] staat achter het gewijzigde verzoek van de Raad. Hij wil weer naar school, werken en stage lopen. [de minderjarige 1] wil de komende periode benutten om te werken aan zijn impulsieve gedrag en wil leren om beter te luisteren.
4.3.
[de minderjarige 2] denkt dat een ondertoezichtstelling niet nodig is. Hij krijgt hulp van El Caminar. Daar heeft hij veel aan en dat is genoeg. [de minderjarige 2] sport veel, loopt stage bij Generation Gym en gaat samen met de betrokken hulpverlening op zoek naar een school buiten [plaats] .

5.De beoordeling

[de minderjarige 1]
5.1.
De kinderrechter merkt allereerst op dat [de minderjarige 1] in deze procedure is voorzien van een toegevoegd advocaat, omdat de Raad aanvankelijk heeft verzocht om voor hem een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen. Nadat de Raad het verzoek ter zitting heeft gewijzigd in het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] gedurende dag en nacht in een 24-uurs jeugdinstelling te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, is de advocaat bij de zitting gebleven en heeft zij namens [de minderjarige 1] een standpunt naar voren gebracht.
5.2.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium voor een ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Ook is de uithuisplaatsing noodzakelijk in het belang van [de minderjarige 1] (artikel 1:265 b van het BW).
5.3.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. De kinderrechter onderschrijft de zorgen die de Raad heeft en in de rapportage zijn opgenomen. Het NIFP heeft in het kader van de strafrechtelijke procedure onderzoek verricht en daaruit volgt dat [de minderjarige 1] lijdt aan een psychische stoornis en dat hij kenmerken vertoont van psychopathie. Er zijn grote zorgen om [de minderjarige 1] en er is sprake van een ernstig bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De hulpverlening die tot op heden is ingezet heeft er niet toe geleid dat de zorgen over het gedrag van [de minderjarige 1] zijn afgenomen. Er is langdurige behandeling nodig om een positieve verandering te kunnen bereiken. De kinderrechter stelt daarom [de minderjarige 1] onder toezicht voor de duur van een jaar. [de minderjarige 1] zal de komende periode moeten benutten om aan zijn persoonlijkheidsproblematiek te werken.
5.4.
De kinderrechter heeft ambtshalve kennis genomen van het vonnis van
20 november 2024 van de rechtbank Noord-Holland. In dit vonnis heeft de meervoudige kamer jeugdstrafzaken [de minderjarige 1] veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van acht maanden. Tevens zijn er een aantal algemene en bijzondere voorwaarden opgelegd. Een van die bijzondere voorwaarden is dat [de minderjarige 1] meewerkt aan een gesloten of open plaatsing binnen het civiele kader. De kinderrechter zal de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, zodat het voldoen aan deze bijzondere voorwaarde mogelijk wordt gemaakt. Voor een positieve ontwikkeling is het noodzakelijk dat [de minderjarige 1] intensieve behandeling krijgt. De komende periode zal [de minderjarige 1] zich moeten houden aan alle voorwaarden die zijn opgelegd.
[de minderjarige 2]
5.5.
De kinderrechter is van oordeel dat niet is voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling ten aanzien van [de minderjarige 2] . De kinderrechter heeft daartoe het volgende overwogen. Er zijn zorgen over [de minderjarige 2] die in het raadsrapport staan beschreven en er is een lopende strafzaak waarbij [de minderjarige 2] betrokken is. De zorgen over [de minderjarige 2] worden door de moeder niet ontkend, maar zij denkt niet dat een ondertoezichtstelling iets zal bijdragen. Hoewel de moeder aangeeft weerstand te voelen als het om hulpverlening gaat, heeft zij op eigen initiatief hulp gezocht en gevonden bij El Caminar en bij [jeugd- en gezinswerker] , jeugd- en gezinswerker bij 1.Hoorn. Ter zitting is gebleken dat zowel [de minderjarige 2] als de moeder hier veel baat bij hebben. Hoewel de zorgen ten aanzien van [de minderjarige 2] er zijn, vermoedt de kinderrechter dat de moeder haar verantwoordelijkheid zal blijven nemen en in het belang van [de minderjarige 2] de vrijwillige hulpverlening zal voortzetten. De moeder heeft liever de regie in eigen hand en ze heeft ter zitting toegezegd dat zij de hulpverlening zal opschalen indien dat nodig is. De kinderrechter acht aannemelijk dat de weerstand van de moeder tegen een ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] ervoor kan zorgen dat het uitspreken van een ondertoezichtstelling in dit geval contraproductief zal werken voor de effectiviteit van de hulpverlening in het gezin. Niet kan worden geoordeeld dat zorg en hulpverlening in het vrijwillig kader door de moeder en [de minderjarige 2] onvoldoende wordt geaccepteerd.
De kinderrechter zal gelet op het voorgaande het verzoek om [de minderjarige 2] onder toezicht te stellen afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam de minderjarige:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
met ingang van 21 november 2024 tot 21 november 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde [de minderjarige 1] gedurende dag en nacht voor verblijf in een 24-uurs jeugdinstelling, met ingang van 21 november 2024 tot 21 november 2025;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024 door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Udo de Haes als griffier, en op schrift gesteld op 6 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.