Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[eiser 1]
[eiser 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, betreft het een bevoegdheidsincident in een geschil tussen particuliere opdrachtgevers, aangeduid als [eisers 1], en de besloten vennootschap VORM 2050 B.V. De eisers hebben VORM 2050 aangesproken op de tekortkomingen in de nakoming van een aannemingsovereenkomst. De eisers vorderen onder andere dat de kantonrechter verklaart dat VORM 2050 de overeengekomen bouwtijd heeft overschreden en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende kosten. VORM 2050 heeft in een incidentele conclusie een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de kantonrechter niet bevoegd is op grond van artikel 103 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het geschil een verbintenisrechtelijk karakter heeft en niet goederenrechtelijk is.
De kantonrechter heeft overwogen dat voor de toepasselijkheid van artikel 103 Rv vereist is dat het geschil een goederenrechtelijk onderwerp heeft. Aangezien het geschil voortvloeit uit een aannemingsovereenkomst, heeft de kantonrechter geoordeeld dat het onderwerp verbintenisrechtelijk is. Echter, de kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de eisers als particuliere opdrachtgevers woonachtig zijn in [plaats], waardoor de bevoegdheid op grond van artikel 101 Rv van toepassing is. Dit artikel biedt de mogelijkheid om de rechter van de woonplaats van de consument te benaderen in geschillen die voortvloeien uit overeenkomsten tussen een handelaar en een consument.
De kantonrechter heeft het bevoegdheidsverweer van VORM 2050 afgewezen en geoordeeld dat de rechtbank Noord-Holland bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. VORM 2050 is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak is vervolgens weer op de rol gezet voor conclusie van antwoord op 8 januari 2025.