6.3.Oordeel van de rechtbank
Inleiding
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de Raad en Pro Justitia is gebleken.
Ernst feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan acht strafbare feiten, waarvan meerdere geweldsfeiten, in een periode van ongeveer een jaar.
Als eerste heeft de verdachte met twee anderen geweld gepleegd tegen een jongen in het winkelcentrum. Hierbij heeft de groep van de verdachte het slachtoffer ingesloten en heeft één van de mededaders het slachtoffer, zonder enige aanleiding, met kracht een stomp in zijn buik gegeven.
Enkele dagen later heeft de verdachte met dezelfde twee mededaders tijdens Koningsdag geprobeerd een jongen zijn tasje afhandig te maken. Toen het slachtoffer zich verzette, heeft de groep van de verdachte hem geschopt en geslagen tegen zijn lichaam en/of hoofd, naar de grond gewerkt en vervolgens in zijn buik gestompt.
Slechts een paar weken daarna heeft de verdachte met twee anderen opnieuw geweld gepleegd, door een jongen in het openbaar tegen zijn hoofd en lichaam te schoppen, stompen en slaan, opnieuw zonder enige aanleiding.
Door het geweld dat de slachtoffers is aangedaan, hebben zij (veel) pijn gehad en zijn zij bang geweest. Bij al deze feiten zijn de slachtoffers tegen het hoofd of in de buik gestompt. Zij hadden daarbij ook ernstiger gewond kunnen raken. Verder heeft al dit geweld plaatsgevonden in het openbaar met omstanders die er getuige van zijn geweest. Bij uitstek dit soort feiten draagt in hoge mate bij aan het versterken van gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook bij de omstanders en in de samenleving in brede zin.
Verder heeft de verdachte zich twee keer in korte tijd schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging. Eenmaal heeft hij een jongen in het openbaar bedreigd door hem een keukenmes tegen de borst te duwen. Dit is beangstigend geweest voor die jongen. Daarnaast heeft de verdachte een bekende van zijn oude woongroep bedreigd met een wapen lijkend op een echt vuurwapen. Dat slachtoffer heeft zich daardoor erg bedreigd gevoeld.
Met zijn handelen heeft de verdachte de grenzen van deze slachtoffers ernstig overschreden en heeft hij een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit.
Ook heeft de verdachte in twee dagen, samen met een ander veel (kostbaar) gereedschap weggenomen uit een school. De mededader heeft de goederen op die dagen via het dak naar buiten gehaald, waar verdachte deze heeft aangenomen. Daarna heeft de verdachte (een deel van) het gestolen gereedschap op Marktplaats te koop aangeboden. Het slachtoffer heeft hierdoor materiële schade geleden. De verdachte heeft door zijn handelen laten zien dat hij geen respect heeft voor de goederen van anderen.
Verder heeft de verdachte de sleutel van een woning van een kennis meegenomen zonder dat deze er vanaf wist. Vervolgens is de verdachte met een ander naar de woning gegaan, waar zij de sleutel hebben gebruikt om het portiek en vervolgens de deur van de woning te openen. De mededader is de woning ingegaan en heeft daar een PlayStation en een fles drank weggenomen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij hierdoor het vertrouwen van zijn kennis heeft geschaad en hem schade heeft toegebracht. Door een woninginbraak wordt ook een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de bewoner(s). Bewoners voelen zich na een woninginbraak vaak onveilig in hun eigen woning, terwijl een woning juist de plek is waar iemand zich veilig moet kunnen voelen.
Tot slot heeft de verdachte in de instelling waar hij verbleef goederen vernield en beschadigd uit boosheid. Hij heeft met zijn vuist een beeldscherm stuk geslagen, een gat in de deur getrapt en tegen een brandblusser getrapt, waardoor er schuim uitkwam. Hij heeft hiermee weer laten zien dat hij geen respect heeft voor de goederen van anderen.
De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat de verdachte niet inziet dat zijn agressieve en ongewenste gedrag niet acceptabel is, hij zijn rol steeds probeert te minimaliseren en geweld zelfs ziet als oplossing voor problemen. Ook maakt de rechtbank zich veel zorgen over het beeld van de verdachte dat uit de diverse dossiers is ontstaan. Hieruit komt naar voren dat de nog zeer jonge verdachte de reputatie heeft zijn buurt al langer te terroriseren. Meerdere slachtoffers en getuigen hebben geuit bang voor hem te zijn. De verdachte lijkt zijn agressieve gedrag ook te verheerlijken.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte let de rechtbank in het bijzonder op
het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van de verdachte van 3 september 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Ook houdt de rechtbank rekening met de rapporten van de Raad van 19 augustus 2024, 9 september 2024 en 30 september 2024.
Uit deze Raadsrapportages blijkt dat er sprake is van veel zorgen op alle levensgebieden waardoor het recidiverisico als (zeer) hoog worden ingeschat. De Raad is daarbij van mening dat het civiele kader op de voorgrond moet staan, maar dat er wel strafrechtelijke consequenties moeten volgen op de verdenkingen. Hoewel de Raad aanvankelijk een deels voorwaardelijke taakstraf had geadviseerd, heeft de Raad dit in het meest recente rapport gelet op de ernst van de feiten, gewijzigd in een deels voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
- meewerkt aan zijn plaatsing in de gesloten jeugdzorg en op een vervolgplek;
- wordt verplicht zich onder behandeling van Horizon, Pluryn , of een soortgelijke instelling te stellen;
- zich houdt aan de regels en afspraken die bij Horizon, Pluryn , of een soortgelijke instelling, aan de orde zijn;
- meewerkt aan een aanpak gericht op zijn middelengebruik;
- zijn medewerking verleent aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding,
met de opdracht tot toezicht en begeleiding aan de William Schrikker Stichting.
Tot slot heeft de Raad geadviseerd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ter terechtzitting en uit het rapport van 9 september 2024 is gebleken dat gesloten jeugdzorg in een andere regio (dus op afstand van zijn oude omgeving) de enige passende plek is om het hoge risico op recidive te kunnen beperken. De Raad en de William Schrikker Stichting (hierna: de Jeugdreclassering) werken hard om een geschikte plek voor de verdachte te vinden, maar het is onduidelijk wanneer zo’n plek is gevonden. Er zijn volgens de Raad en de Jeugdreclassering eigenlijk geen goede alternatieve mogelijkheden om de periode tot het vinden van zo’n plek te overbruggen, anders dan in jeugddetentie.
De rechtbank houdt verder rekening met het psychologisch rapport Pro Justitia van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, met assistentie van [psycholoog] , psycholoog, van 14 december 2023. Daaruit blijkt onder meer dat er bij de verdachte sprake is van ADHD, een oppositioneel opstandige gedragsstoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis en ouder-kindrelatieproblematiek. Deze problematiek was aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten die in het rapport zijn meegenomen, te weten feiten 1 tot en met 4 van parketnummer 15/177119-23.
De beperkte morele ontwikkeling, het zelfbepalende en grensoverschrijdende gedrag, de problemen met het omgaan met zijn boosheid, een lage frustratietolerantie en impulsiviteit hebben geleid tot agressief gedrag. Daarnaast is er bij de verdachte sprake van een wisselend opgebouwd intelligentieprofiel op globaal moeilijk lerend tot beneden gemiddeld niveau, met relatief een beperkt werkgeheugen. Dit is passend bij de concentratieproblemen voortkomend uit de ADHD, en dit heeft mogelijk samen met andere kenmerken van ADHD (impulsiviteit) zijn handelen kunnen beïnvloeden. Daarnaast is het voorstelbaar dat groepsdruk, erbij willen horen en zich positioneren, een rol hebben gespeeld. Aangenomen kan worden dat de problematiek van de verdachte zijn keuzes beïnvloed heeft. Hij lijkt vooral impulsief te handelen en niet na te denken over de consequenties ervan. Passend bij zijn stoornissen is hij snel geprikkeld en spanningsgevoelig, gaat hij ruzies niet uit de weg, handelt hij zonder na te denken, houdt hij onvoldoende rekening met de ander, praat hij zijn eigen gedrag goed en verheerlijkt hij zijn agressieve gedrag. De psycholoog adviseert dan ook om de verdachte de feiten die zijn meegenomen in verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de klinische indruk van de onderzoeker kan er gesproken worden van een hoog recidiverisico zonder inzet van begeleiding en/of behandeling. Op basis van de ernst van de gesignaleerde problematiek en om de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen, wordt geadviseerd hem behandeling op te leggen. Deze moet zich richten op het besef van de gedragsproblemen, het beter leren reguleren en hanteren van zijn impulsen en boosheid, inzicht in oorzaak- en gevolgrelaties en de consequenties van zijn gedrag. Het is belangrijk dat de verdachte gaat inzien dat zijn gedrag niet kan. Ook is bij de behandeling van belang dat er aandacht is voor weerbaarheid en vriendenkeuzes.
Naast de behandeling is de verdachte gebaat bij een duidelijke structuur (dagbesteding), begrenzing en veel toezicht. De onderzoeker is van mening dat het civiele kader hierbij boven het strafrechtelijke moet prevaleren.
Tot slot wordt geadviseerd het jeugdreclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke strafdeel voort te zetten.
Met de conclusies van dit rapport zoals hiervoor weergegeven kan de rechtbank zich verenigen. Deze conclusies neemt de rechtbank dan ook over.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder in zijn voordeel meegewogen dat hij nog zeer jong is en niet eerder is veroordeeld. Daar staat tegenover dat de verdachte veel feiten heeft gepleegd, dat hij zich tijdens zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat hij (ook) andere schorsingsvoorwaarden niet goed is nagekomen.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 160 dagen passend en geboden is, met name gelet op de aard en ernst van de feiten, de hoeveelheid feiten en de houding van de verdachte. De rechtbank zal echter bepalen dat een deel van 60 dagen nog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Het onvoorwaardelijk deel van deze jeugddetentie (te weten 100 dagen) is hoger dan de officier van justitie heeft gevorderd en door de verdediging is verzocht, omdat de deskundigen proberen om een (civielrechtelijke, gesloten) verblijfplek voor hem te vinden die zo goed mogelijk aansluit bij wat hij nodig heeft. Een dergelijke plek is echter nog niet voor hem gevonden. Er zijn volgens de Raad ook geen goede alternatieve mogelijkheden om de periode tot het vinden van zo’n plek te overbruggen, anders dan in jeugddetentie. De rechtbank acht een onmiddellijke invrijheidsstelling na de uitspraak bij die stand van zaken en in het licht van het zeer hoge recidiverisico, niet wenselijk. Door een iets langere onvoorwaardelijke jeugddetentie uit te spreken, hoopt de rechtbank dat na het einde ervan zicht is op een passende (civielrechtelijke, gesloten) plek voor de verdachte. De rechtbank stelt de duur van de voorlopige hechtenis tot aan de uitspraak vast op 93 dagen. Dat betekent dat de verdachte na de uitspraak nog 7 dagen jeugddetentie zal moeten ondergaan.
Daarnaast acht de rechtbank een meldplicht bij de Jeugdreclassering noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Verder zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opnemen dat de verdachte moet meewerken aan behandeling, met name gericht op het krijgen van besef van en inzicht in zijn gedragsproblemen, het beter leren reguleren en hanteren van zijn impulsen en boosheid, het vergroten van zijn weerbaarheid en op zijn vriendenkeuzes.
Ook zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen dat de verdachte zal meewerken aan plaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg, als hiervoor een civiele machtiging is verleend of, bij gebrek aan een dergelijke machtiging, op een andere door de Jeugdreclassering geschikt bevonden verblijfplek en aan een eventuele plaatsing op een vervolgplek.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte zal meewerken aan de aanpak van zijn middelengebruik en aan het krijgen en houden van een zinvolle dagbesteding.
Tot slot acht de rechtbank het, in aanvulling op het advies van de Raad, noodzakelijk dat de verdachte een contactverbod met zijn medeverdachten wordt opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten – kort gezegd – openlijk geweld en poging tot diefstal met geweld en/of afpersing. Gelet hierop, en het grote aantal strafbare feiten dat de verdachte heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Dit hoge recidiverisico is ook vastgesteld door de Raad. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.