ECLI:NL:RBNHO:2024:12631

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
9279587 \ CV FORM 21-4042
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Air France. De passagier, vertegenwoordigd door mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. R.A.C. Telkamp van EUclaim B.V., had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Florence met een overstap in Parijs. De vlucht van Amsterdam naar Parijs, AF1141, was vertraagd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Florence miste. De passagier verzocht om compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De vervoerder had de vlucht zo snel mogelijk uitgevoerd en de passagier had een alternatieve vlucht gekregen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de vertraging niet inherent was aan de normale bedrijfsvoering en de vervoerder geen invloed had op de luchtverkeersleiding.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagier afgewezen en de proceskosten voor rekening van de passagier gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9279587 \ CV FORM 21-4042
Uitspraakdatum: 4 december 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. I.G.B. Maertzdorff & mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Air France,
gevestigd te Roissy, Frankrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 11 juni 2021
  • het antwoordformulier (formulier C) en verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 augustus 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 12 juni 2019 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Charles De Gaulle Airport, Parijs, Frankrijk naar Peretola Airport, Florence, Italië, met de vluchtcombinatie AF1141 en AF1266.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF1141 van Amsterdam naar Parijs (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt op een alternatieve vlucht waarmee hij met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 tot aan de dag van de gehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht gehouden moet compenseren met een bedrag van € 250,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier heeft de passagier aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen als de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen. Op grond van artikel 5 lid 1 van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek in het onderhavige geval weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak klaarblijkelijk geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.4.
Volgens de vervoerder werd de vlucht met 44 minuten vertraging uitgevoerd omdat het luchtverkeer werd beperkt op de plaats van bestemming (Parijs). Dit was het gevolg van een tekort aan luchtverkeersleiding in Parijs. Daarom kreeg de vlucht pas later toestemming om te vertrekken vanuit Amsterdam en heeft de passagier de aansluitende vlucht gemist, aldus de vervoerder.
4.5.
De passagier betwist dit. Volgens hem heeft de vervoerder onvoldoende overstaptijd in acht genomen. De minimale overstaptijd (MCT) op de route was 60 minuten maar de vervoerder heeft slechts 50 minuten overstaptijd ingepland. Daardoor zou de passagier de aansluitende vlucht al bij voorbaat gemist hebben, aldus de passagier. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat de minimumoverstaptijd voor deze vluchtcombinatie binnen de Schengenzone 40 minuten bedraagt. Deze minimumoverstaptijd wordt – na vaststelling daarvan – in de reserveringssystemen van de vervoerder ingevoerd. Hierdoor is het technisch niet mogelijk om een vluchtcombinatie te boeken met een overstaptijd die korter is dan de minimumoverstaptijd. De vervoerder heeft er ook geen belang bij om vluchtcombinaties te verkopen waarin de geplande overstaptijd bij voorbaat niet haalbaar is, aldus de vervoerder.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft toegelicht dat hij voor de vluchtcombinatie van de passagier voldoende overstaptijd had ingepland en dat de overstap dus niet al bij voorbaat onmogelijk was. De vervoerder heeft met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop eveneens voldoende onderbouwd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van beperkingen van de luchtverkeersleiding. Als een vlucht een beperking krijgt opgelegd door de luchtverkeersleiding, heeft deze niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden gevolgd. Een dergelijke beperking is niet inherent aan de normale bedrijfsvoering van de vervoerder en hij heeft daar ook geen invloed op. Daarom was de vertraging van de vlucht het gevolg van buitengewone omstandigheden. Door deze vertraging heeft de passagier de overstap gemist. Daaruit blijkt dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.7.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om (de gevolgen van) deze buitengewone omstandigheden te voorkomen. De vervoerder stelt dat hij geen invloed had op de beslissingen van de luchtverkeersleiding maar de vlucht hierna zo snel mogelijk heeft uitgevoerd en de passagier heeft omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vlucht.
4.8.
Het betoog van de vervoerder slaagt. Niet valt in te zien wat er in deze omstandigheden meer of anders van de vervoerder had kunnen worden verwacht. De passagier heeft in dit verband ook niets aangevoerd. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen. Al met al betekent dit dat het verzoek van de passagier zal worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 82,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking – wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open