ECLI:NL:RBNHO:2024:12629

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
10763658 \ CV EXPL 23-6914
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en de aansprakelijkheid van de vervoerder

In deze bodemzaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V., vertegenwoordigd door mr. G.I. Niesert, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vlucht HV0543, die op 5 mei 2022 van Amsterdam-Schiphol naar Kos Airport in Griekenland zou vliegen, heeft een vertraging van meer dan drie uur opgeleverd. De vervoerder, Transavia, heeft aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding. Echter, de kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om deze omstandigheden te voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen en dat de vervoerder in beginsel verplicht is tot compensatie. De vervoerder heeft niet kunnen bewijzen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet te voorkomen waren. Daarom wordt de vordering van AirHelp toegewezen en wordt de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 800,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10763658 \ CV EXPL 23-6914
Uitspraakdatum: 27 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. G.I. Niesert (LVH Advocaten)
De zaak in het kort
AirHelp heeft van de vervoerder compensatie gevorderd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding. Ongeacht of de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, heeft hij echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om deze omstandigheden te voorkomen. Daarom wordt de vordering van AirHelp toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de aanvullende producties van gedaagde;
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 5 mei 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Kos Airport, Griekenland, met vlucht HV0543 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben hun eventuele vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van de gehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Op grond van de hoofdregel rusten de stelplicht en de eventuele bewijslast hiervan op de vervoerder (artikel 150 Rv).
4.3.
Volgens de vervoerder was de vertraging van de vlucht het gevolg van beperkingen van de luchtverkeersleiding op zowel een voorgaande vlucht, als op de vlucht in kwestie. Een dag voorafgaand aan de vlucht stelde de vervoerder vast dat deze niet uitgevoerd kon worden met het oorspronkelijke vliegtuig. Daarom heeft zij toen een ander toestel geleased. Dit toestel bevond zich echter in Marseille. Daarom moest het toestel eerst van Marseille naar Amsterdam vliegen, met een zogeheten ‘positioning flight’ (vlucht HV076). Ook was het leasetoestel pas een uur te laat beschikbaar. Volgens de vervoerder heeft het te laat beschikbaar zijn van het leasetoestel een vertraging van 1 uur en 35 minuten opgeleverd. Ten aanzien van deze vertraging doet hij geen beroep op buitengewone omstandigheden.
4.4.
Vervolgens kreeg vlucht HV076 beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. Dit heeft nog eens een uur vertraging opgeleverd. Eenmaal in Amsterdam kreeg de vlucht in kwestie ook te maken met een latere opgelegde vertrektijd door de luchtverkeersleiding. Daardoor is de vlucht in kwestie uiteindelijk met een vertraging van 3 uur en 41 minuten uitgevoerd, aldus de vervoerder.
4.5.
De vervoerder stelt verder dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de buitengewone omstandigheden te voorkomen. Het aantal beschikbare leasetoestellen was zeer beperkt. Daarom was er geen ander alternatief dan het toestel in kwestie. Helaas was deze pas een uur later beschikbaar. Hij had geen invloed op de beperkingen van de luchtverkeersleiding op beide vluchten. Annulering van de vlucht en het omboeken van de passagiers zou voor hen nog meer ongemak hebben opgeleverd, aldus de vervoerder.
4.6.
AirHelp betwist dit. Volgens haar blijkt uit het aanvankelijke vluchtschema dat de vlucht in kwestie gepland stond om een uur eerder te vertrekken vanuit Amsterdam dan het toestel met vlucht HV076 aan zou zijn gekomen. Daardoor was het aan de vervoerder zelf te wijten dat de luchtverkeersleiding vervolgens een nog latere vertrektijd aan de vlucht in kwestie oplegde. Daarnaast voert AirHelp aan dat de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom het noodzakelijk was om het leasetoestel in te zetten en dat er geen andere mogelijkheid was om de vlucht in kwestie (tijdig) uit te voeren.
4.7.
Het verweer van de vervoerder slaagt niet. Ongeacht of de vertraging van de vlucht veroorzaakt werd door buitengewone omstandigheden, heeft hij namelijk onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om deze omstandigheden te voorkomen. Hij heeft niet onderbouwd waarom het in dit geval noodzakelijk was om het verlate leasetoestel in te zetten en evenmin waarom er geen andere mogelijkheden waren om de vlucht (tijdig) uit te voeren. Met name heeft hij, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door AirHelp, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de luchtverkeersleiding ook beperkingen aan de vlucht in kwestie zou hebben opgelegd, als het toestel tijdig voor vertrek klaar zou hebben gestaan. De enkele stelling dat een ander toestel ook te maken zou hebben gehad met beperkingen van de luchtverkeersleiding, is daartoe onvoldoende. Hij had hiertoe in ieder geval kunnen verduidelijken waarom het oorspronkelijke toestel niet beschikbaar was, waarom de planning niet aangepast kon worden en welke andere opties zijn overwogen. Dit betekent dat de vordering van AirHelp zal worden toegewezen.
4.8.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door AirHelp worden gemaakt. De gevorderde wettelijke rente over deze kosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2022, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 405,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover AirHelp daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter