ECLI:NL:RBNHO:2024:12627

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
10657940 \ CV EXPL 23-5344
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderde de passagier compensatie van de vervoerder, Transavia Airlines C.V., voor een geannuleerde vlucht van Lissabon naar Amsterdam op 8 en 9 juli 2022. De vervoerder stelde dat de annulering meer dan veertien dagen van tevoren was gecommuniceerd en het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk capaciteitsbeperkingen door een tekort aan beveiligingspersoneel op Schiphol. De kantonrechter oordeelde dat niet bewezen was dat de passagier tijdig op de hoogte was gesteld van de annulering, maar dat de annulering wel het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet voorkomen konden worden ondanks redelijke maatregelen. De vordering van de passagier werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter concludeerde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen en dat de annulering gerechtvaardigd was onder de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10657940 \ CV EXPL 23-5344
Uitspraakdatum: 27 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: G. van der Made en F.A.M. de Bray
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M.J. Leuvenink – Verwijs
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder compensatie gevorderd voor een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat hij de passagier meer dan veertien dagen van tevoren van de annulering op de hoogte heeft gebracht en dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Volgens de vervoerder moest de vlucht geannuleerd worden door capaciteitsbeperkingen vanwege een tekort aan personeel bij de beveiliging op Schiphol. De kantonrechter oordeelt dat niet vast is komen te staan dat de vervoerder de annulering tijdig aan de passagier heeft medegedeeld maar dat deze wel het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De vordering van de passagier wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 8 en 9 juli 2022 vervoeren van Lissabon Airport, Portugal naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht HV5958 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag van de algehele voldoening;
- € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt primair dat hij de annulering tijdig aan de passagier heeft medegedeeld (artikel 5 lid 1 onder c van de Verordening). Subsidiair stelt hij dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering tijdig aan de passagier is medegedeeld of het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
De vervoerder stelt primair dat hij de annulering op 22 juni 2022 per e-mail aan de passagier heeft medegedeeld, via tussenpersoon Tix Travel. Vervoerder heeft dit e-mailbericht overgelegd. De passagier betwist dat zij deze e-mail heeft ontvangen. Zij verwijst ter onderbouwing daarvan naar de door haar overgelegde schermafbeelding van haar mailbox, waarin het e-mailbericht van 22 juni 2022 ontbreekt. De vervoerder heeft hier nog tegenin gebracht dat uit de schermafbeelding van de mailbox van de passagier blijkt dat er na 22 juni 2022 nog een herinnering van de annulering is gestuurd. Deze vermeldt dat het hierbij gaat om een ‘reminder’. Ook daaruit blijkt dat er al eerder een bericht is gestuurd, aldus de vervoerder.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat een verklaring, om werking te hebben, de geadresseerde moet hebben bereikt (artikel 3:37 lid 3 BW). Dat geldt ook voor de e-mail van 22 juni 2022. Omdat de vervoerder zich op de gevolgen van de ontvangst van de e-mail beroept, is het aan hem om te stellen en – zo nodig – te bewijzen dat de passagier dit bericht heeft ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierin niet is geslaagd. De door hem overgelegde schermafbeelding van de verzending daarvan, is daarvoor onvoldoende. Hieruit blijkt namelijk niet dat de passagier het bericht ook heeft ontvangen. Ook voor het overige heeft de vervoerder geen bewijs van ontvangst door de passagier overgelegd. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de passagier tijdig van de annulering op de hoogte is gebracht.
4.5.
Subsidiair voert de vervoerder aan dat de vlucht is geannuleerd vanwege capaciteitsbeperkingen op Schiphol. Volgens de vervoerder was de vlucht in kwestie onderdeel van de rotatievlucht Amsterdam – Lissabon – Amsterdam. In de zomer van 2022 was er een tekort aan beveiligingspersoneel op Schiphol. Hierdoor werd de capaciteit van de luchthaven sterk beperkt. Luchtvaartmaatschappijen werden verplicht om vluchten te annuleren om zo het aantal passagiers op Schiphol te verminderen. Op 8 juli 2022 mocht de vervoerder 9.092 passagiers vervoeren. Dit betekende dat hij het aantal stoelen met 2.226 moest verminderen. Daarop heeft hij besloten om (onder meer) deze rotatievlucht te annuleren.
4.6.
De passagier betwist dit. Zij voert – samengevat – aan dat de vervoerder al ver voor de vluchtdatum bekend was met de problemen op Schiphol. Luchtvaartmaatschappijen hadden regelmatig overleg met Schiphol en waren zelf verantwoordelijk voor het verminderen van het aantal passagiers. Dit heeft de vervoerder onvoldoende gedaan. Daarom had de vervoerder zelf invloed op de problematiek op Schiphol, aldus de passagier.
4.7.
De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat hij afhankelijk is van Schiphol bij het inschatten van het aantal beschikbare ‘slots’ voor vluchten. Het kon daarbij niet van hem verwacht worden dat hij al voordat de beperkingen vanuit Schiphol werden uitgevaardigd zelfstandig zou bepalen hoe veel passagiers hij kon vervoeren. Hij stelt dat hij zo snel mogelijk heeft gehandeld als reactie op de capaciteitsbeperkingen door Schiphol.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat niet in geschil is dat aan de vervoerder een (grootschalige) beperking van het aantal passagiers is opgelegd. Een capaciteitsbeperking kan een buitengewone omstandigheid zijn als een luchtvaartmaatschappij aantoont dat zij, gelet op de duur en de mate van de beperkingen, geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan.
4.9.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat er vanwege de capaciteitsbeperking een groot aantal vluchten geannuleerd moest worden. Een luchtvaartmaatschappij moet hierbij de mogelijkheid hebben om een zelfstandige afweging te maken bij de keuze welke vluchten er concreet geannuleerd worden. De vervoerder heeft eveneens voldoende toegelicht dat de problematiek op Schiphol op de vluchtdatum niet zodanig voorzienbaar was dat de vlucht in kwestie al proactief geannuleerd had moeten worden. De vervoerder heeft daarmee voldoende onderbouwd dat vlucht in kwestie één van de vluchten was die geannuleerd moest worden door de capaciteitsbeperking. Daarom was de annulering het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
4.10.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om deze omstandigheid te voorkomen. De vervoerder stelt in dit verband dat hij de annulering niet kon voorkomen. Wel heeft hij de passagier omgeboekt naar een tijdige alternatieve vlucht, aldus de vervoerder. De passagier betwist dit. Volgens haar had de vlucht ook omgeleid kunnen worden naar de luchthaven van Rotterdam. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat hij in de betreffende periode honderden vluchten moest annuleren. Met annuleringen op deze schaal was het niet mogelijk om deze allemaal uit te laten wijken naar andere luchthavens, zoals die van Rotterdam. Ook die hebben namelijk een beperkte capaciteit, aldus de vervoerder.
4.11.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hiermee voldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen. Hij heeft voldoende toegelicht dat het niet mogelijk was om alle te annuleren vluchten om te leiden naar andere luchthavens en dat hij de passagier heeft omgeboekt op een tijdig alternatief. Niet valt in te zien wat er onder de gegeven omstandigheden meer of anders van hem kon worden verwacht. De passagier heeft daar voor het overige ook niets over aangevoerd. Dit betekent dat het verweer van de vervoerder slaagt. De vordering van de passagier zal worden afgewezen.
4.12.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 405,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter