ECLI:NL:RBNHO:2024:12626

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
10658067 \ CV EXPL 23-5366
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van ticketprijs na downgrade van vluchtklasse

In deze zaak vorderen de passagiers, die in deze procedure gezamenlijk worden aangeduid, een terugbetaling van 75% van de door hen betaalde ticketprijs. Dit naar aanleiding van een downgrade van hun vlucht van premium economy naar economy. De vervoerder, Societe Air France, betwist de vordering en stelt dat premium economy geen aparte klasse is, maar een optie voor meer comfort binnen de economy-klasse. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Sint-Maarten, met een tussenstop in Parijs. De passagiers stellen dat zij op 22 april 2023 en op 6 en 7 mei 2023 zijn vervoerd, maar dat zij bij het inchecken zijn overgeplaatst naar een lagere klasse. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers voldoende bewijs hebben geleverd dat zij zijn overgeplaatst, maar dat de vervoerder heeft aangetoond dat premium economy geen aparte klasse is. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers niet in een lagere klasse zijn vervoerd zoals bedoeld in de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vordering van de passagiers wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10658067 \ CV EXPL 23-5366
Uitspraakdatum: 27 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden handelende pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. O.W.J. van Oort (Tanger Advocaten)
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
Societe Air France
gevestigd te Tremblay-en France, Frankrijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)
De zaak in het kort
De passagiers zijn op een vlucht verplaatst van premium economy naar economy. Daarom hebben zij van de vervoerder terugbetaling van 75% van de door hen betaalde ticketprijs gevorderd. De vervoerder heeft daar tegenin gebracht dat premium economy een optie is voor meer comfort binnen de economy-klasse en dat er dus geen sprake is van vervoer in een lagere klasse, zoals bedoeld in de Verordening. Het betoog van de vervoerder slaagt en de vordering van de passagiers wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de akte overlegging producties van de passagiers.
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 22 april 2023 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Aéroport Charles de Gaulle, Parijs, Frankrijk, naar Princes Juliana Airport, Sint-Maarten, met de vluchtcombinatie AF8229 en AF560).
2.2.
Op grond van de vervoersovereenkomst moest de vervoerder hen ook op 6 en 7 mei 2023 vervoeren van Princes Juliana Airport, Sint-Maarten, via Aéroport Charles de Gaulle, Parijs, Frankrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie AF561 en AF1140.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.580,25 dan wel € 1.457,07, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2023 tot aan de dag van de gehele voldoening;
- € 237,04 dan wel € 218,56 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een bewijs van waarmerking af te geven als bedoeld in de EET-Verordening nr. 805/2004 dan wel om een certificaat zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat zij op vlucht AF561 van Sint-Maarten naar Parijs (hierna: de vlucht) door de vervoerder in een lagere klasse zijn vervoerd. Zij stellen dat de vervoerder hen daarom 75% van de door hen betaalde ticketprijs moet terugbetalen (artikel 10 lid 2, onder c van de Verordening).
3.4.
De vervoerder betwist dit. Op zijn betoog wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder stelt dat de passagiers niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, voor zover zij handelen in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Hij stelt dat zij geen daartoe strekkende machtiging hebben overgelegd.
4.3.
Bij akte van 24 januari 2024 hebben de passagiers echter een document overgelegd waaruit blijkt dat zij door de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam gemachtigd zijn om deze procedure te voeren namens hun minderjarige kinderen. Daarom zal de kantonrechter aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan.
4.4.
De passagiers stellen dat zij voor de vlucht stoelen hadden geboekt in de ‘premium economy’-klasse. Na het inchecken bleek echter dat zij waren overgeplaatst naar een lagere klasse. Voor alle vluchten hebben zij een totaalbedrag van € 6.999,88 betaald. Het gedeelte dat op de vlucht in kwestie zag was € 2.607,00. Van dit bedrag vorderen ze 75% retour. De vervoerder heeft al € 375,00 aan de passagiers voldaan. Daarom vorderen ze een bedrag
€ 1.580,25.
4.5.
De vervoerder betwist dat de passagiers zijn overgeplaatst naar een lagere klasse. Volgens hem hebben de passagiers stoelen geboekt in de economy-klasse en zijn zij ook in de economy-klasse vervoerd. De passagiers brengen daar tegenin dat de premium economy een andere klasse is dan de economy-klasse. Volgens hen brengt de vervoerder daar zelf in het boekingsproces ook onderscheid in aan. Bij premium economy hebben de passagiers met name meer ruimte, aldus de passagiers.
4.6.
De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat premium economy een optie is om meer comfort te krijgen binnen de economy-klasse. Het doel van artikel 10 van de Verordening was om bij een ‘downgrade’ het prijsverschil tussen verschillende klassen terug te krijgen. Om het proces te vereenvoudigen is daarbij gekozen om gebruik te maken van een vast percentage. Bij het vaststellen van dit percentage is uitgegaan van de prijsverschillen tussen de business-klasse en de economy-klasse. Deze prijsverschillen zijn significant; business-klasse tickets zijn doorgaans meer dan twee keer zo duur als die in de economy-klasse. Daarom valt de optie van premium economy binnen de economy-klasse, aldus de vervoerder.
4.7.
Het betoog van de vervoerder slaagt. Weliswaar hebben de passagiers voldoende onderbouwd dat ze zijn overgeplaatst van premium economy naar de economy-klasse, maar de vervoerder heeft daartegenover uitgebreid onderbouwd dat premium economy een optie is voor extra comfort binnen de economy-klasse en geen aparte klasse op zichzelf. Daarnaast heeft hij voldoende toegelicht dat de wetgever niet heeft beoogd om deze situatie te laten vallen binnen de reikwijdte van artikel 10 van de Verordening. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de passagiers in dit geval in een lagere klasse zijn geplaatst, zoals bedoeld in dat artikel. Hoewel de situatie ongetwijfeld enig ongemak voor de passagiers heeft veroorzaakt, hebben zij daar ook al een tegemoetkoming van de vervoerder voor ontvangen. Daarom zal de vordering van de passagiers worden afgewezen.
4.8.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter