ECLI:NL:RBNHO:2024:12624

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
HAA24/7287 en HAA24/7303
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van muilkorfgebod en last onder dwangsom voor hond na incident met handhaver

Op 4 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot een verzoek om voorlopige voorzieningen van een verzoeker uit Heemskerk. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de burgemeesters van Heemskerk en Beverwijk, die hem een aanlijn- en muilkorfgebod voor zijn hond hadden opgelegd na een incident waarbij de hond een handhaver had achtervolgd en gebeten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het muilkorfgebod onvoldoende was onderbouwd en schorste dit gebod, evenals de last onder dwangsom die was opgelegd voor het niet naleven van de geboden. Het aanlijngebod bleef echter in stand. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeesters niet voldoende bewijs hadden geleverd dat het muilkorfgebod noodzakelijk was, en dat de verzoeker een spoedeisend belang had bij de schorsing van dit gebod. De uitspraak benadrukte dat de burgemeesters de noodzaak van een muilkorfgebod beter moesten onderbouwen, en dat de verzoeker in de tussentijd zijn hond zonder muilkorf maar aangelijnd mocht uitlaten. De burgemeesters werden ook verplicht om de griffierechten aan de verzoeker te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 24/7287 en HAA 24/7303
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 december 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening:

in de zaak met zaaknummer HAA 24/7303 tussen:

[verzoeker] , uit Heemskerk, verzoeker,

en

de burgemeester van de gemeente Heemskerk (burgemeester 1),

gemachtigde: mr. L.M. Offerman (in dienst van de gemeente),

en in de zaak met zaaknummer HAA 24/7287 tussen:

[verzoeker] , uit Heemskerk, verzoeker,

en

de burgemeester van de gemeente Beverwijk (burgemeester 2),

gemachtigde: E. de Jong (in dienst van de gemeente).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van burgemeester 1 om een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen voor zijn hond [naam hond] èn tegen de met hetzelfde besluit opgelegde last onder dwangsom inhoudende dat verzoeker een dwangsom verbeurt als hij het opgelegde gebod niet nakomt [1] , hierna: het bestreden besluit 1. Dit verzoek is geregistreerd met zaaknummer HAA 24/7303.
1.2
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter tevens op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van burgemeester 2 om een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen voor verzoekers hond [naam hond] [2] , hierna: het bestreden besluit 2. Dit verzoek heeft de rechtbank geregistreerd met zaaknummer HAA 24/7287.
2. Verzoeker heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 4 december 2024 gelijktijdig op zitting behandeld. Verzoeker en zijn vrouw [naam 1] waren hierbij aanwezig, alsmede de gemachtigden van de burgemeesters 1 en 2. Tevens waren aan de zijde van burgemeester 1 aanwezig: mr. R.E. Ruitenberg (ingehuurd door burgemeester 1) en [naam 2] (in dienst van de gemeente).
4. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst in de zaak met zaaknummer
HAA 24/7303het verzoek als volgt toe:
  • schorst het bestreden besluit 1 van burgemeester 1, voor zover daarmee een muilkorfgebod is opgelegd, tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • laat het bestreden besluit 1, voor zover dat ziet op het door burgemeester 1 opgelegde aanlijngebod, in stand;
  • schorst het bestreden besluit 1 van burgemeester 1, voor zover daarmee een last onder dwangsom is opgelegd;
  • bepaalt dat burgemeester 1 het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden.
De voorzieningenrechter wijst in de zaak met zaaknummer
HAA 24/7287het verzoek als volgt toe:
  • schorst het bestreden besluit 2 van burgemeester 2, voor zover daarmee een muilkorfgebod is opgelegd, tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • laat het bestreden besluit 2, voor zover dat ziet op het door burgemeester 2 opgelegde aanlijngebod, in stand;
  • bepaalt dat burgemeester 2 het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter.
6. Verzoeker wil met zijn verzoeken voorkomen dat hij zijn hond per direct moet muilkorven. De voorzieningenrechter ziet hierin, anders dan burgemeester 1 aanvoert, een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorzieningen en zal het verzoek daarom hierna inhoudelijk beoordelen.
7. De voorzieningenrechter kan bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen beoordelen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Daarnaast weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening af tegen de belangen van verweerders die pleiten tegen het treffen daarvan.
De feiten
8.1
Op 16 september 2024 heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen de hond van verzoeker, [naam hond] , en een handhaver in dienst van de gemeente Beverwijk. [naam hond] werd gepasseerd door de fietsende handhaver (en zijn collega), terwijl [naam hond] los (niet aangelijnd) liep in een hondenlosloopgebied in park Westerhout in Beverwijk. [naam hond] is deze fietsende handhaver achterna gerend en is toen uit het zicht van verzoeker verdwenen.
8.2
Volgens de handhaver heeft [naam hond] hem vervolgens tweemaal in zijn schoen ter hoogte van zijn enkel gebeten. De handhaver is daarbij niet gewond geraakt, maar op zijn werkschoen was volgens de handhaver wel een afdruk van een beet te zien is. Vanwege de aanval van [naam hond] heeft de handhaver de op zijn lichaam aanwezige noodknop ingedrukt. Daarmee is een (geluids-)signaal geactiveerd en een signaal uitgegaan naar collega-handhavers en politie voor assistentie, die ook zijn gekomen. [naam hond] heeft zich na het indrukken van de noodknop uit eigen beweging van de handhaver afgewend.
8.3
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat [naam hond] tijdens het incident een paar minuten uit zijn zicht was. Enkele minuten later zag verzoeker [naam hond] weer naar hem toelopen.
De wettelijke bepalingen
9. In deze uitspraak genoemde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
De beoordeling
10. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [naam hond] de handhaver wèl in zijn schoen gebeten heeft. Redengevend hiervoor is dat de handhaver dit op ambtseed heeft verklaard en een collega van deze handhaver dit heeft bevestigd. Daarbij komt dat een foto is gemaakt en getoond van een schoen van de gebeten handhaver, waarop een spoor te zien is, dat mogelijk van het bijten van [naam hond] afkomstig zou kunnen zijn. Hiertegenover staat slechts de overtuiging van verzoeker dat [naam hond] niet gebeten heeft, maar hij heeft dit, zoals ter zitting toegegeven, niet kunnen zien. De voorzieningenrechter heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van de handhaver over de twee beten.
11. Dat de burgemeesters 1 en 2 in het incident aanleiding zien om [naam hond] als (in enige mate) gevaarlijk aan te merken, komt de voorzieningenrechter, gelet op het achtervolgings- en bijtincident dat heeft plaatsgevonden, niet onredelijk voor.
Bevoegdheid om de geboden op te leggen
12. Verweerders waren daarom, gelet op het bepaalde in de voor hun van toepassing zijnde Algemene plaatselijke verordening (Apv) [3] , in beginsel bevoegd om een aanlijngebod en/of een muilkorfgebod op te leggen.
Het aanlijngebod
13. Dat de burgemeesters 1 en 2 van deze bevoegdheid gebruik hebben gemaakt door een aanlijngebod op te leggen komt de voorzieningenrechter, gelet op de aard en ernst van het hiervoor beschreven incident evenmin onredelijk voor. De voorzieningenrechter acht in dit verband van belang dat vast staat dat de achtervolging en het bijtincident hebben kunnen plaatsvinden doordat [naam hond] niet aangelijnd was. Verzoeker verzet zich ook niet tegen het aanlijngebod. Het aanlijngebod laat de voorzieningenrechter daarom in stand.
Het muilkorfgebod
14. De voorzieningenrechter ziet in het weinige dat de burgemeesters naar voren hebben gebracht geen grond om te veronderstellen dat er gevaar is voor nieuwe (bijt)incidenten als [naam hond] wordt aangelijnd. De burgemeesters hebben niet nader onderbouwd waarom een aanlijngebod niet volstaat om nieuwe incidenten met [naam hond] te voorkomen. Het besluit om ook een muilkorfgebod op te leggen is daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd en daarom niet redelijk. De voorzieningenrechter benadrukt in dit verband dat het opleggen van een muilkorfgebod een belastend besluit is. Alvorens een muilkorfgebod te kunnen opleggen, ligt het daarom op de weg van de burgemeesters 1 en 2 om voldoende aannemelijk te maken dat sprake is van zodanig gevaar dat naast een aanlijngebod ook een muilkorfgebod geboden is. Alvorens een dergelijk gebod op te kunnen leggen is het dus aan de burgemeesters om hier nader onderzoek (door een deskundige) naar te laten verrichten. Anders dan de burgemeesters aanvoeren ligt het op dit moment dus niet op de weg van eiser om zodanig gevaar door onderzoek te laten ontzenuwen. Het muilkorfgebod moet daarom nu worden geschorst.
De last onder dwangsom
15. Het opgelegde aanlijn(- en muilkorf)gebod kon en was nog niet overtreden voordat burgemeester 1 de last onder dwangsom aankondigde en oplegde, zo heeft burgemeester 1 ook erkend. Van een overtreding als bedoeld in artikel 5.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was en is dus geen sprake is. Burgemeester 1 was daarom niet bevoegd om op grond van de artikelen 5:1, 5:2, 5:21 en 5:32 een last onder dwangsom op te leggen. Het is de voorzieningenrechter, anders dan burgemeester 1 ter zitting aanvoerde, ook niet aannemelijk geworden dat een overtreding van het opgelegde aanlijngebod klaarblijkelijk dreigt, als bedoeld in artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht. Die grondslag had burgemeester 1 overigens noch in het voornemen, noch in het besluit genoemd. In het voornemen tot het nemen van de besluit en het besluit heeft burgemeester 1 daarvoor ook geen steekhoudende aanwijzing genoemd. Datzelfde geldt voor het muilkorfgebod, maar dat wordt met deze uitspraak al geschorst, zodat van een klaarblijkelijke overtreding daarvan ook geen sprake kan zijn. Dat verzoeker in een emotionele reactie bij de ontvangst van het voornemen en/of het besluit zou hebben aangegeven dat “muilkorven niet zou gaan gebeuren”, is overigens ook onvoldoende om klaarblijkelijk dreigen van overtreding van het gebod aan te kunnen nemen. Die uiting duidt er hooguit op dat verzoeker rechtsmiddelen tegen het besluit zou gaan aanwenden, zoals hij ook heeft gedaan. Burgemeester 1 is daarom niet bevoegd om een last onder dwangsom aan verzoeker op te leggen. Dat besluit moet daarom worden geschorst.
De te treffen voorlopige voorziening(en)
16.1
De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding om het bestreden besluit 1 van burgemeester 1, voor zover daarmee een muilkorfgebod is opgelegd, te schorsen tot 2 weken nadat de beslissing op het bezwaar tegen dat besluit aan verzoeker bekend is gemaakt.
16.2
De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande tevens aanleiding om het bestreden besluit 2 van burgemeester 2, voor zover daarmee een muilkorfgebod is opgelegd, te schorsen tot 2 weken nadat de beslissing op bezwaar tegen dat besluit aan verzoeker bekend is gemaakt.
16.3
De voorzieningenrechter ziet voor wat betreft het bestreden besluit 1 van burgemeester 1 ook aanleiding om dat besluit, voor zover daarmee een last onder dwangsom is opgelegd, te schorsen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding aan die schorsing een termijn te verbinden.

Conclusie en gevolgen

17.1
De schorsing van de muilkorfgeboden tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar betekent dat [naam hond] in de gemeenten Beverwijk en Heemskerk in ieder geval tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoeker zonder muilkorf maar alleen aangelijnd zoals omschreven in de besluiten uitgelaten mag worden. Het hangt dan van nader onderzoek door de burgemeesters in bezwaar, als zij daar toe overgaan, en de beslissing op bezwaar af of het muilkorfgebod daarna toch herleeft.
17.2
De voorzieningenrechter wijst de burgemeesters 1 en 2 er hierbij nog op dat zij een verzoek tot opheffing van de getroffen voorlopige voorziening kunnen doen als er na door hen verricht deskundig onderzoek toch voldoende onderbouwing blijkt te zijn voor de noodzaak van een muilkorf voor [naam hond] en zij voor herleving van het muilkorfgebod niet willen wachten tot twee weken na de beslissing op het bezwaar.
18. Omdat de verzoeken worden toegewezen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat burgemeesters 1 en 2 ieder afzonderlijk een bedrag van € 187,- (het per zaak door verzoeker betaalde griffierecht) aan verzoeker moeten vergoeden. Er is niet gebleken dat er verdere proceskosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
19. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024 door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:1, eerste lid
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder b
In deze wet wordt verstaan onder herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;
Artikel 5:7
Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.
Artikel 5:21, aanhef en onder a
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding.
5:32, eerste lid
Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Algemene plaatselijke verordening Beverwijk 2024
Artikel 2: 2:59 Gevaarlijke honden
1.Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
Algemene plaatselijke verordening Heemskerk 2023-II
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
1.Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

Voetnoten

1.Het besluit van 28 oktober 2024.
2.Het besluit is – abusievelijk - gedateerd 23 september 2024, maar verzonden op 4 november 2024.
3.Zie artikel 2:2:59 van de Algemene plaatselijke verordening van Beverwijk 2024 en artikel 2:59 van de Algemene plaatselijke verordening Heemskerk 2023-II.