ECLI:NL:RBNHO:2024:12623

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
15/318437-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van adolescentenstrafrecht bij minderjarige verdachte in drugszaken en wapenbezit

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere drugshandel- en wapenbezitfeiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat een deel van de bewezenverklaarde feiten is gepleegd toen de verdachte minderjarig was. Hierdoor is besloten om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De verdachte is beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook van het telen en verhandelen van verschillende soorten drugs, waaronder cocaïne, MDMA, hasj en hennep. De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee parketnummers behandeld, waarbij de feiten zijn samengevoegd. Tijdens de zitting op 21 november 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet alle ten laste gelegde feiten bewezen konden worden, maar heeft wel een aantal feiten bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en er zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplichte behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook een geldboete opgelegd en diverse in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de risico's die verbonden zijn aan het bezit van vuurwapens en de handel in drugs, vooral gezien de leeftijd van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/318437-22, 15/245069-24 (ttz.gev.)
Uitspraakdatum: 5 december 2024
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 21 november 2024 in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in het [DJI] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie [officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na de ter zitting van 21 november 2024 toegestane wijziging van de tenlastelegging, onder parketnummer
15/318437-22ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 5 december 2022 te Bloemendaal, in elk geval in Nederland,
een wapen en munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie:
­ te weten een (vuist)vuurwapen in de vorm van een pistool, van het merk FN, van model 1906, kaliber 6,35 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool;
en/of
­ te weten 5 scherpe centraal-vuur volmantelpatronen voorzien van bodemstempel S&B 6.35 Br, kaliber 6.35 x 16 mm (.25);
en\of
­ te weten 2 scherp centraal-vuur volmantelpatroon voorzien van bodemstempel WIN, .25 auto, kaliber 6.35 x 16 mm;
voorhanden heeft gehad;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2022 tot en met 5 december 2022 te Bloemendaal, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 561,70 gram hasj en/of hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasj, zijnde hennep en/of hasj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3
hij op of omstreeks 5 december 2022 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, in elk geval in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,72 gram (16 pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2024 tot en met 3 februari 2024 te Hillegom in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
­ een hoeveelheid van een materiaal bevatten cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 5
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2024 tot en met 3 februari 2024 te Hillegom in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
­ een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasj, zijnde hasj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 6
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 34,14 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 7
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal
opzettelijk aanwezig heeft gehad 4 flessen van totaal 7,4 kilogram, althans één of meer hoeveelheden, distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 8
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te Bennebroek (gemeente Bloemendaal) in elk geval in Nederland,
(telkens) zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 14,95 gram ketamine, in elk geval een werkzame stof,
al dan niet opzettelijk in voorraad heeft gehad en/of bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of verhandeld.
Aan verdachte is onder parketnummer
15/245069-24ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juli 2024 te Haarlem
aanwezig heeft gehad ongeveer 25,38 gram,
in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram
van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
en/of
ongeveer 25,38 gram,
in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder parketnummer 15/318437-22 ten laste gelegde feit 8 en tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/318437-22 ten laste gelegde feiten 1 tot en met 7 en van het onder parketnummer 15/245069-24 ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 15/318437-22 ten laste gelegde feit 8 en van het medeplegen van het onder parketnummer 15/318437-22 ten laste gelegde feit 2.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 8 en het onder parketnummer 15/245069-24 ten laste gelegde feit
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 15/318437-22 onder 8 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig is voor het ten laste gelegde, nu het geen stukken van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd bevat.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 15/245069-24 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat op basis van het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 30 juli 2024 (dossierpagina 5 t/m 7) niet vastgesteld kan worden welke en hoeveel softdrugs in de auto van de verdachte zijn aangetroffen.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/318437-22 ten laste gelegde feiten 1 tot en met 7 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsoverweging feiten 2, 4 en 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/318437-22 ten laste gelegde feit 2 en overweegt daartoe als volgt.
Bij de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op 5 december 2022 softdrugs aangetroffen. In het nektasje van de verdachte zaten twaalf gripzakjes met in totaal twaalf gram hennep. In het schoudertasje van [medeverdachte] is een zakje met 3,32 gram hennep aangetroffen en in een sok zeven zakjes met in totaal 7,9 gram hasjiesj.
In de telefoons van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn chatgesprekken, notities, lijsten en afbeeldingen aangetroffen waaruit afgeleid kan worden dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode samen in meer dan dertig gram softdrugs hebben gehandeld.
Van 24 gram hasjiesj en 537,7 gram hennep die op 6 december 2022 in de garage van medeverdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen, kan echter op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat deze in de ten laste gelegde periode door de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] zijn geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, dan wel dat zij deze samen opzettelijk aanwezig hebben gehad.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/318437-22 ten laste gelegde feiten 4 en 5 en overweegt daartoe als volgt.
In de telefoons van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn chatgesprekken, notities, lijsten en afbeeldingen aangetroffen waaruit afgeleid kan worden dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode samen in cocaïne en hasjiesj hebben gehandeld.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15/318437-22 ten laste gelegde feiten 1 tot en met 7 heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij omstreeks 5 december 2022 in de gemeente Bloemendaal
een wapen en munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie:
­ te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool, van het merk FN, van model 1906, kaliber 6,35 mm
en
­ te weten 5 scherpe centraal-vuur volmantelpatronen voorzien van bodemstempel S&B 6.35 Br, kaliber 6.35 x 16 mm (.25)
en
­ te weten één scherp centraal-vuur volmantelpatroon voorzien van bodemstempel WIN, .25 auto, kaliber 6.35 x 16 mm
voorhanden heeft gehad;
Feit 2
hij in de periode van 5 juli 2022 tot en met 5 december 2022 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en hasj;
Feit 3
hij omstreeks 5 december 2022 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 8,72 gram (16 pillen) van een materiaal bevattende MDMA;
Feit 4
hij in de periode van 18 januari 2024 tot en met 3 februari 2024 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens opzettelijk heeft verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd:
­ een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
Feit 5
hij in de periode van 18 januari 2024 tot en met 3 februari 2024 in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens opzettelijk heeft verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd:
­ een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasj;
Feit 6
hij op 30 augustus 2024 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal
opzettelijk aanwezig heeft gehad 34,14 gram van een materiaal bevattende MDMA;
Feit 7
hij op 30 augustus 2024 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal
opzettelijk aanwezig heeft gehad 4 flessen van totaal 7,4 kilogram distikstofmonoxide (lachgas).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
15/318437-22 feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
15/318437-22 feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
15/318437-22 feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
15/318437-22 feit 4: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
15/318437-22 feit 5: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
15/318437-22 feit 6: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
15/318437-22 feit 7: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en onder de dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte in geval van verbeurdverklaring van € 540,- veroordeeld zal worden tot een geldboete van € 1.500,-, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, en anders tot een geldboete van € 2.000,-, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen – zoals vermeld op de beslaglijst van 16 februari 2024 – gevorderd dat 2 stk gripzakjes (goednummer [goednummer] ), 430 EUR (goednummer [goednummer] ) en 110 EUR (goednummer [goednummer] ) verbeurd verklaard worden.
De officier van justitie heeft ook gevorderd dat aan de verdachte een dadelijk uitvoerbare vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , voor de duur van twee jaren, met toepassing van de vervangende hechtenis van zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van zes maanden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de eis van de officier van justitie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
6.3.1.
Aard en ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het dealen van verschillende soorten harddrugs en softdrugs. Het is algemeen bekend dat harddrugs zoals cocaïne en MDMA, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving schade wordt berokkend. Softdrugs kunnen bij langdurig gebruik leiden tot schade voor de gezondheid, bij minderjarigen in het bijzonder. De verdachte heeft zich niets aangetrokken van die gevolgen, zijn financieel gewin was het enige dat telde.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van vuurwapens leidt immers maar al te vaak ook tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien.
6.3.2.
Persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
­ het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat hij op 24 en 27 januari 2023 bij wijze van strafbeschikking een geldboete heeft gekregen voor een verkeersdelict en op 5 januari 2024 voor een drugsdelict;
­ het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 20 november 2024 van [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.
Alhoewel de rechtbank ziet dat de verdachte uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen door ter zitting een verklaring af te leggen en het plegen van de ten laste gelegde feiten (deels) te bekennen, moet de rechtbank echter ook in aanmerking nemen dat de verdachte door de schorsing van zijn voorlopige hechtenis tot tweemaal toe de kans heeft gekregen om andere keuzes te maken en om te stoppen met het dealen van drugs. De verdachte heeft deze kansen niet benut. Ook is hij in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis lange tijd begeleid door de jeugdreclassering van de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, maar heeft hij desondanks de feiten 4 en 5 gepleegd. Daarnaast heeft hij, ondanks de tweede schorsing van zijn voorlopige hechtenis, de feiten 6 en 7 gepleegd. Reclassering Nederland en de jeugdreclassering schatten het recidiverisico als hoog in en sluiten niet uit dat er sprake is van een pro-criminele houding. Reclassering Nederland ziet daarom (verdere) begeleiding door de jeugdreclassering als een gepasseerd station.
6.3.3.
Toepasselijk sanctiestelsel
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten deels heeft gepleegd toen hij de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten in de periode van 18 januari 2024 tot en met 30 augustus 2024 en deels toen hij minderjarig was, te weten in de periode van 5 juli 2022 tot en met 5 december 2022.
Bij de invoering van het adolescentenstrafrecht op 1 januari 2014 is artikel 495 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd. Het vierde lid van dat artikel biedt de kinderrechter vanaf dat moment de mogelijkheid om kennis te nemen van feiten voor- en nadat een verdachte de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt. Daardoor wordt het gelijktijdig behandelen mogelijk van een feitencomplex dat een periode omvat die begint voor het achttiende levensjaar en eindigt na het achttiende levensjaar. De ten laste gelegde periode hoeft dan niet gesplitst te worden in een minderjarige en een meerderjarige (deel)zaak. Deze wijziging sluit aan bij de reeds langer geldende mogelijkheid om verdachten van strafbare feiten gepleegd vóór en na het achttiende jaar te dagvaarden voor de meervoudige kamer.
De rechtbank dient dan conform het vijfde lid van hetzelfde artikel een keuze te maken over het toepasselijke sanctiestelsel. Gelet op de toelichting bij de invoering van dit wetsartikel is de hoofdregel dat de berechting geschiedt volgens het sanctiestelsel van volwassenen, maar de rechter kan ervoor kiezen een straf of maatregel uit het strafrecht voor jeugdigen op te leggen. Redenen voor toepassing van het jeugdstrafrecht kunnen worden gezien in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Reclassering Nederland heeft in haar rapport van 20 november 2024 geadviseerd tot toepassing van het sanctiestelsel van volwassenen. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit advies niet te volgen en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft de feiten 1 tot en met 3 als minderjarige gepleegd en de feiten 4 tot en met 7 als meerderjarige. De feiten 4 en 5 zijn door de verdachte begaan meer dan 392 dagen nadat zijn voorlopige hechtenis voor de feiten 1 en 2 is geschorst. Van de redelijke termijn ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 resteerden toen nog maar twee a drie maanden. Dit terwijl het procesdossier met betrekking tot de feiten 1 tot en met 3 op 7 juni 2023 door het Openbaar Ministerie is ontvangen. De feiten 6 en 7 zijn door de verdachte begaan meer dan vier maanden nadat de redelijke termijn met betrekking tot de feiten 1 tot en met 3 is verlopen.
De rechtbank is van oordeel dat de keuze van het Openbaar Ministerie, om de feiten 1 tot en met 3 tegelijk met de feiten 4 tot en met 7 bij de rechter aan te brengen, onder deze omstandigheden niet ten nadele voor rekening van de verdachte mag komen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toe te passen.
6.3.4.
Hoofdstraffen
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland, verplichte ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instantie, het vinden en behouden van betaald werk en een locatiegebod noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden, waarbij de verdachte zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter (controle op de) nakoming van het locatiegebod.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 144 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
De rechtbank gaat er overigens van uit dat het voorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie bij een eventuele tenuitvoerlegging daarvan door een gevangenisstraf wordt vervangen en dat die gevangenisstraf in een penitentiaire inrichting ten uitvoer wordt gelegd.
Ook is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een geldboete van na te noemen hoogte moet worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ten voordele van de verdachte rekening gehouden met zijn leeftijd en met de overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 met acht maanden.
De verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom kan de rechtbank niet bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en/of het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.3.5.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten 2 stk gripzakjes (goednummer [goednummer] ), dienen te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 2 en/of 3 bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten 430 EUR (goednummer [goednummer] ) en 110 EUR (goednummer [goednummer] ), dienen te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en die voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen.
De rechtbank is ook van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en kennelijk niet teruggegeven voorwerpen die niet op een beslaglijst staan vermeld, te weten een iPhone 6S (goednummer [goednummer] ) en een iPhone 7 (goednummer [goednummer] ), dienen te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en kennelijk niet teruggegeven voorwerpen die niet op een beslaglijst staan vermeld, te weten een iPhone 7 (goednummer [goednummer] ) en een iPhone 7 (goednummer [goednummer] ) dienen te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 4 en 5 bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
6.3.6.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] dient te worden opgelegd.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte zich binnen een periode van minder dan twee jaren aan zes drugsdelicten schuldig heeft gemaakt, waarvan meerdere feiten samen met medeverdachte [medeverdachte] zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat er, bij blijvend contact met medeverdachte [medeverdachte] , ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en kennelijk niet teruggegeven voorwerp dat niet op een beslaglijst staat vermeld, te weten een iPhone 11 (goednummer [goednummer] ), dient te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt en in de data van die telefoon geen informatie is aangetroffen die betrekking had op de handel in verdovende middelen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 38v, 47, 63, 77c, 77i, 77l, 77we, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet,
artikel 26, 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15/318437-22 onder 8 en onder parketnummer 15/245069-24 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15/318437-22 onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 15/318437-22 onder 1 tot en met 7 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de hierboven onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
180 dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 36 dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
­ zich (uiterlijk) op [datum] meldt bij Reclassering Nederland, [adres] , en zich daarna gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen plaatsen en tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
­ gedurende de proeftijd meewerkt aan de ambulante behandeling, uitgevoerd door de Forensische Polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
­ zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur;
­ gedurende maximaal zes maanden op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres [adres] . De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. Een ander adres voor dit locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen,
waarbij de veroordeelde zich voor de duur van maximaal zes maanden onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de laatstgenoemde bijzondere voorwaarde en zal meewerken aan de aansluiting van het elektronische monitoringmiddel op een door de reclassering te bepalen datum op het verblijfsadres van de veroordeelde.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland, gevestigd te [plaats] , tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 144 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een geldboete van € 1.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie.
Verklaart verbeurd:
­ 2 2 stk gripzakjes (goednummer [goednummer] );
­ 2 430 EUR (goednummer [goednummer] );
­ 2 110 EUR (goednummer [goednummer] );
­ 2 iPhone 6S (goednummer [goednummer] );
­ 2 iPhone 7 (goednummer [goednummer] );
­ 2 iPhone 7 (goednummer [goednummer] );
­ 2 iPhone 7 (goednummer [goednummer] ).
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel, gelet op artikel 77we, tweede lid, J° 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar is.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende verdachte van:
­ iPhone 11 (goednummer [goednummer] ).
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. de Jong, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen en mr. R.M. Verberne, allen (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Hausenblasová,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2024.
Mr. Verberne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.