ECLI:NL:RBNHO:2024:12621

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
15/249594-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van één jaar in het belang van betrokkene

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [plaats] ([land]). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de maatregel met één jaar te verlengen toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisen dat de maatregel voortduurt. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapportages, waaronder psychologische en psychiatrische onderzoeken, die de noodzaak van verdere behandeling en begeleiding van betrokkene onderstrepen. Betrokkene heeft in het verleden verschillende verlengingen van de maatregel ondergaan, maar de rechtbank oordeelt dat de huidige situatie en de risico's een verlenging van de maatregel noodzakelijk maken. De rechtbank benadrukt het belang van het aanvragen van het scholings- en trainingsprogramma (STP) door de reclassering, zodat betrokkene tijdig kan starten met de behandeling en deze kan afronden voor de verwachte voorwaardelijke beëindiging van de maatregel op 29 september 2025. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige raadkamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/249594-19
Uitspraakdatum: 5 december 2024
BESLISSING (ex artikel 6:6:31 Sv)van de rechtbank Noord-Holland, meervoudige raadkamer voor de behandeling van jeugdstrafzaken, naar aanleiding van de op 2 augustus 2024 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de maatregel) van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van [verblijfplaats] te [adres] ,
hier na te noemen betrokkene,
zal verlengen met één jaar.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
­ het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 7 juli 2020 waarbij aan betrokkene de maatregel is opgelegd terzake van poging tot doodslag. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
­ de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 29 augustus 2022, waarbij de maatregel is verlengd met zes maanden;
­ de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 6 december 2022, waarbij de maatregel is verlengd met drie maanden;
­ de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 6 april 2023, waarbij de maatregel is verlengd met zes maanden
­ de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 4 oktober 2023, waarbij de maatregel is verlengd met zes maanden;
­ de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van 2 maart 2024, waarbij de maatregel is verlengd met zes maanden;
­ de vordering van de officier van justitie van 2 augustus 2024;
­ een ingevolge artikel 6:6:31, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering recent opgemaakt, met redenen omkleed advies, gedateerd 22 juli 2024 en ondertekend door [GZ-psycholoog 1] , als GZ-psycholoog werkzaam bij [verblijfplaats] , en [directeur behandelzaken] , directeur behandelzaken bij [verblijfplaats] , met daarbij als bijlage aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene;
­ het proces-verbaal van de zitting van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank op 11 september 2024;
­ het Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 14 november 2024 van GZ-psycholoog [GZ-psycholoog 2] ;
­ het Pro Justitia psychiatrisch onderzoeksrapport van 15 november 2024 van psychiater [psychiater] .
Tijdens de gesloten behandeling in raadkamer van 21 november 2024 zijn gehoord betrokkene, zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, de officier van justitie, almede de deskundige [deskundige] , als klinisch psycholoog en regiebehandelaar werkzaam bij [verblijfplaats] .
Van dit verhoor is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het standpunt van de inrichting

In genoemd verslag en advies van [verblijfplaats] is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen.
Om het recidiverisico voldoende te verlagen, is verdere behandeling van de belangrijkste risicofactoren noodzakelijk. Daarom wordt een verlenging van de maatregel van minimaal één jaar geadviseerd. De maatregel is in het verleden telkens voor een korte periode verlengd om betrokkene perspectief te bieden, maar dit heeft niet geleid tot voldoende verlaging van het recidiverisico.
Zonder toezicht, dagelijks contact en sturing van begeleiding bestaat de kans dat de zelfredzaamheid van betrokkene achteruitgaat, stress toeneemt, het cannabisgebruik in sterke mate zal toenemen en betrokkene hierdoor vermoedelijk psychotisch decompenseert. Ook kan er dan niet gemonitord worden of betrokkene zijn antipsychotica inneemt. Momenteel wordt daarom ingeschat dat behandeling en begeleiding op beveiligingsniveau 2 binnen het kader van de maatregel noodzakelijk blijft. Behoud van de justitiële titel is noodzakelijk om de komende periode de huidige risicofactoren voldoende te kunnen bewerken.
De komende periode ligt in de behandeling de nadruk op het bewerkstelligen van abstinentie van middelen, het verbeteren van de agressie-regulatie en de copingvaardigheden en het stabiel houden van de psychische conditie van betrokkene. Antipsychotische medicatie en abstinentie van cannabis vormen de kern van het risicomanagement. Daarnaast is een belangrijk punt het voltooien van het inburgeringstraject. Middels huisbezoeken wordt getracht meer zicht te krijgen op de familie van betrokkene en hen meer te betrekken bij de behandeling.
Betrokkene is in april 2024 overgeplaatst van [afdeling] naar [afdeling] (beveiligingsniveau 2) van [verblijfplaats] naar aanleiding van een agressie-incident. Hierdoor kon de reclassering niet het scholings- en trainingsprogramma (STP) aanvragen.
De reclassering heeft aangegeven dat betrokkene pas sinds kort is verbeterd in de samenwerking en met het verminderen van zijn middelengebruik. Het is belangrijk dat er niet te vroeg wordt afgeschaald, omdat dit het risico vergroot dat hij weer snel terugvalt in oude patronen van middelengebruik en agressief, zelfbepalend gedrag.
Als betrokkene abstinent blijft van middelen en geen agressie-incidenten meer vertoont, kan binnen dit jaar overwogen worden opnieuw de reclassering te betrekken om het STP aan te vragen. Een verlenging van slechts een half jaar geeft veel onrust en is geen realistisch
tijdsbestek om de huidige risicofactoren voldoende te behandelen. In het laatste half jaar zou opnieuw het STP kunnen worden onderzocht.
De deskundige [deskundige] heeft bij de behandeling van de vordering voormeld advies toegelicht en onderschreven en heeft daaraan – zakelijk weergegeven – toegevoegd, dat betrokkene sinds kort nieuwe medicatie gebruikt waardoor hij rustiger is en minder uitbarstingen heeft. De medicatiedosering is volgens de behandelend psychiater voldoende; door de inname van meer medicatie zal niet meer worden bereikt dan nu. Betrokkene is psychotisch kwetsbaar, maar er is geen sprake van psychose en/of psychoseverschijnselen. Het huidige cannabisgebruik van betrokkene vormt een risico, maar is onder controle. De agressie van betrokkene is ook onder controle. Betrokkene laat progressie zien en de kliniek is tevreden over zijn voortgang. De reclassering kan op korte termijn het STP aanvragen en [verblijfplaats] staat daar achter.

3.Het persoonlijkheidsonderzoek

In genoemd Pro Justitia psychologisch rapport van 14 november 2024 is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen.
Op dit moment, binnen de kaders van de maatregel, wordt het recidiverisico laag geacht. Gewaarborgd is dat betrokkene zijn medicatie neemt en voldoende begeleiding en behandeling krijgt. Wanneer de maatregel nu zou eindigen, wordt het recidiverisico matig tot hoog geacht. Betrokkene zal geneigd zijn te stoppen met medicatiegebruik en cannabis gaan gebruiken. Hij heeft nog onvoldoende inzicht in zijn kwetsbaarheid en de kans is groot dat hij met de tijd weer psychotisch ontregelt.
Geheel in lijn met de kliniek en reclassering wordt medicatie-inname als essentieel risicomanagement gezien, naast abstinentie van cannabis en een beschermde woonvoorziening waar betrokkene nog langere tijd (gedwongen) hulpverlening kan krijgen. Daarnaast is het van groot belang dat het netwerk betrokken wordt, daar dit voor betrokkene erg belangrijk is en het netwerk een signalerende functie zal gaan vervullen in de toekomst.
Op dit moment is verlenging van de maatregel van belang om betrokkene te begeleiden bij het verder inbedden in de maatschappij. Hij is blijvend kwetsbaar maar geneigd zichzelf te overschatten en de kaders van de maatregel maken dat medicatie-inname, behandeling en begeleiding gewaarborgd zijn en er tijdig ingegrepen kan worden wanneer nodig.
Wanneer betrokkene langere tijd stabiel functioneert en het STP lopende is, zal toegewerkt dienen te worden naar een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Betrokkene zal ook na de maatregel nog een gedwongen kader nodig hebben om medicatie-inname, abstinentie en de noodzakelijke zorg te waarborgen.
Geadviseerd wordt de maatregel met één jaar te verlengen.
In genoemd Pro Justitia psychiatrisch rapport van 15 november 2024 is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen.
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie, een stoornis in het gebruik van cannabis en een gokstoornis. Deze drie stoornissen hangen in belangrijke mate met elkaar samen en beïnvloeden elkaar in negatieve zin.
Onderzoeker ziet, vanwege het delictgedrag dat uitsluitend voortvloeide uit de psychotische symptomen, nog altijd een hoog stoornisbepaald herhalingsrisico. Betrokkene heeft nauwelijks ziektebesef, gebruikt (te) lage doseringen antipsychotica met vermoedelijk matige therapietrouw en blijft cannabis gebruiken (wat het risico op psychotische ontregeling verhoogt en de werking van antipsychotica tegengaat). Het ontbreekt hem aan inzicht in zijn stoornis, maar ook in het daaruit voortvloeiend risico op gewelddadig gedrag. Er zijn nog regelmatig hevig oplopende incidenten jegens professionele hulpverleners met schelden, dreigen en vernielen van spullen.
Mede op basis van gestructureerde risicotaxatieinstrumenten kan worden gesteld dat er een aantal historische, niet nader te bewerken, risicofactoren zijn, maar dat bij betrokkene vooral de actuele klinische factoren bijdragen aan een algemeen verhoogd risico op toekomstig gewelddadig gedrag vanuit zijn stoornis.
Onderzoeker schat het risico op psychotische ontregeling hoger in dan de kliniek en acht het van cruciaal belang dat betrokkene zich strakker binnen voorwaarden zal moeten conformeren voor een vervolgstap richting minder structuur en toezicht.
Onderzoeker adviseert om duidelijk aan betrokkene voor te houden wat nodig is voor de volgende stap in zijn resocialisatie, namelijk antipsychotische medicatie in hogere doseringen accepteren, ofwel in depotvorm ofwel met monitoring van inname door bloedspiegels. Als hij beter medicamenteus is ingesteld zal hij zich waarschijnlijk ook beter kunnen committeren aan het stoppen met cannabis, accepteren van bewindvoering of curatele, toelaten van contact vanuit de kliniek en/of reclassering met familie en werk, monitoring van zijn dagbesteding en het accepteren van beschermd wonen.
Onderzoekers advies met betrekking tot het risicomanagement is in overeenstemming met het advies van de inrichting/kliniek en eventueel ook de (jeugd)reclassering, al lijkt onderzoeker meer waarde te hechten aan de noodzaak van adequate medicamenteuze behandeling.
Het is in ieder geval niet in het belang van betrokkene om nu per direct de maatregel te beëindigen, omdat betrokkene dan de noodzakelijke zorg zal ontberen en mogelijk spoedig zal recidiveren met alle gevolgen van dien, ook voor hemzelf.
Met betrokkene moet geleidelijk gewerkt worden aan uitbouw van beschermende factoren, maar ook aan acceptatie en rouw rondom zijn chronische ziekte en kwetsbaarheid, met gevolgen voor zijn eigen levensinvulling, maar ook voor de veiligheid van de maatschappij. De verwachting is dat betrokkene met goede medicatie, staken van cannabisgebruik en gokken, en binnen een beschermde woonvorm met FACT-zorg en monitoring van zijn werk en dagbesteding uiteindelijk zal kunnen uitstromen, waarbij waarschijnlijk een vorm van civielrechtelijke verplichte zorg als stok achter de deur noodzakelijk zal blijven.
Geadviseerd wordt de maatregel voor twaalf maanden te verlengen.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de maatregel met één jaar.

5.Het standpunt van betrokkene en zijn raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het komende jaar het jaar moet worden waarin naar de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel wordt toegewerkt en betrokkene daarbij gesteund wordt. Indien er stappen vooruit worden gezet en betrokkene vooruitgang ziet, kan hij de verlenging van de maatregel opbrengen.
In de Pro Justitia rapportages – met name het psychiatrisch onderzoek – wordt een negatief beeld van betrokkene en de ontwikkelingen in de afgelopen twee maanden geschetst. Dit beeld komt niet overeen met het beeld van betrokkene en van [verblijfplaats] . [verblijfplaats] is tevreden met de vorderingen die betrokkene maakt en ook de reclassering is positief en kan het STP aanvragen.

6.De beoordeling

De rechtbank heeft bij het onderzoek in raadkamer bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Mede gelet op de hierboven weergegeven en door de rechtbank overgenomen adviezen van de inrichting, de Pro Justitia onderzoekers en de toelichting van de deskundige, is de rechtbank van oordeel dat aan alle wettelijke vereisten voor verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is voldaan. De maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereisen nog immer het voortduren van de maatregel en de maatregel is – gezien in het licht van de overgelegde rapportages en de toelichting daarop – nog altijd in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene.
De vordering van de officier van justitie ligt daarom voor toewijzing gereed, en wel voor de duur van één jaar.
Nu [verblijfplaats] en de reclassering voornemens zijn het STP op korte termijn aan te vragen, gaat de rechtbank ervan uit dat de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel thans op 29 september 2025 wordt verwacht. In dat geval acht de rechtbank het in het belang van betrokkene dat het STP zo spoedig mogelijk door de reclassering wordt aangevraagd, zodat het tijdig kan starten en betrokkene het voor de datum van de verwachte voorwaardelijke beëindiging volledig kan doorlopen en afronden. Uitgaande van de gemiddelde duur van het STP van zes maanden, zou het STP volgens de berekening van de rechtbank uiterlijk 1 maart 2025 moeten starten en dus uiterlijk 1 januari 2025 aangevraagd moeten worden door de reclassering. De rechtbank hecht groot belang aan het volgen van deze tijdlijn, gelet op de positieve ontwikkelingen in de afgelopen periode, het behoud van de daaruit voortvloeiende motivatie en het belang van betrokkene op perspectief voor de toekomst.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De te geven beslissing is gegrond op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De beslissing

De rechtbank:
Verlengtde termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] ), voor de duur van
één jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. G.D. de Jong en mr. R.M. Verberne, allen (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Hausenblasová
en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2024.
Mr. Verberne is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.