ECLI:NL:RBNHO:2024:12619

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
11156783
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van een overeenkomst tussen een energieleverancier en een consument met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een tussenvonnis uitgesproken op 13 november 2024 in de procedure tussen DGB Energie B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. DGB Energie vordert betaling van € 5.415,79 van [gedaagde], die de facturen voor de levering van gas en elektriciteit niet heeft voldaan. De overeenkomst tussen partijen is tot stand gekomen op 9 september 2022, maar DGB Energie beëindigde deze vroegtijdig op 21 juni 2023 vanwege onbetaalde facturen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2024 is [gedaagde] niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. DGB Energie heeft gesteld dat de overeenkomst digitaal is ondertekend door [gedaagde], maar deze betwistte de totstandkoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat DGB Energie voldoende bewijs heeft geleverd van de totstandkoming van de overeenkomst en dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd.

De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of de overeenkomst voldoet aan de informatieplicht en of er sprake is van oneerlijke handelspraktijken. DGB Energie heeft aangetoond dat zij aan de informatieplichten heeft voldaan, maar de rechter oordeelt dat de wijziging van het voorschotbedrag van € 70,07 naar € 484,58 mogelijk misleidend is geweest. Dit kan worden gekwalificeerd als een oneerlijke handelspraktijk, waardoor de overeenkomst vernietigbaar is. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij DGB Energie en [gedaagde] zich kunnen uitlaten over het voornemen tot vernietiging van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11156783 \ CV EXPL 24-1919
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DGB ENERGIE B.V.,
te Hardenberg,
eisende partij,
hierna te noemen: DGB Energie,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 juni 2024
- de conclusie van antwoord van 10 juli 2024
- de mondelinge behandeling van 16 oktober 2024. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de zitting. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat DGB Energie ter toelichting van haar standpunt naar voren heeft gebracht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DGB Energie levert gas en elektriciteit aan particulieren en ondernemingen op basis van leveringsovereenkomsten.
2.2.
Op 9 september 2022 is tussen DGB Energie en [gedaagde] een overeenkomst op afstand tot stand gekomen voor het leveren van gas en elektriciteit voor een voorschot van € 70,07 per maand.
2.3.
Op 13 september 2022 heeft DGB Energie de contractbevestiging per e-mail naar [gedaagde] gestuurd met een aangepast voorschot van € 484,58 per maand. Op 13 oktober 2022 is de levering van gas en elektriciteit aan [gedaagde] gestart.
2.4.
Op 21 juni 2023 is de overeenkomst met [gedaagde] door DGB Energie vroegtijdig beëindigd vanwege onbetaalde facturen.

3.Het geschil

3.1.
DGB Energie vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 5.415,79, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
DGB Energie legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij een overeenkomst voor het leveren van gas en elektriciteit heeft gesloten met [gedaagde] . [gedaagde] heeft de facturen hiervoor niet betaald, ook niet na herhaaldelijke aanmaningen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat hij geen overeenkomst heeft gesloten met DGB Energie. Daarnaast stelt [gedaagde] dat het verbruik niet kan kloppen omdat hij alleen woont en niet altijd thuis is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
DGB Energie beroept zich op de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst voor levering van gas en elektriciteit. [gedaagde] betwist een overeenkomst te hebben gesloten.
De totstandkoming van de overeenkomst
4.2.
[gedaagde] is voor het sluiten van de overeenkomst voor de levering van gas en elektriciteit telefonisch benaderd door DGB Energie. Deze overeenkomst moet schriftelijk worden aangegaan, maar kan ook langs de elektronische weg tot stand komen. [1]
4.3.
DGB Energie heeft voorafgaand aan de zitting en tijdens de zitting toegelicht dat zij [gedaagde] telefonisch hebben benaderd en daarna een schriftelijk aanbod heeft gedaan via een e-mail met een link. Door op deze link te klikken kreeg [gedaagde] inzage in het aanbod en kon hij dit ondertekenen. DGB Energie heeft het belscript en het door [gedaagde] digitaal ondertekende aanbod overgelegd. Onder de digitale handtekening staat ‘Digitaal ondertekend door [e-mailadres] op 09-09-2022 om 12:12:50 via IP adres [nummer] .’ De kantonrechter heeft geen reden om aan de echtheid van deze productie en vermelding te twijfelen.
4.4.
Het ligt op de weg van [gedaagde] om zijn betwisting dat de overeenkomst is gesloten, nader te onderbouwen. Dit heeft hij niet gedaan. [gedaagde] heeft niet weersproken dat de overeenkomst digitaal is aanvaard met zijn handtekening, e-mailadres en IP adres. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft gemotiveerd en gaat daarom uit van de juistheid van het standpunt van DGB Energie dat een overeenkomst door partijen is gesloten.
Oneerlijke handelspraktijk
4.5.
DGB Energie heeft een overeenkomst gesloten met een consument, daarom moet ambtshalve (dat wil zeggen: uit zichzelf, zonder dat een partij daarop een beroep doet), worden onderzocht of de bedingen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst staan oneerlijk zijn [2] , of DGB Energie bij het sluiten van de overeenkomst de informatieplicht heeft nageleefd en of sprake is van oneerlijke handelspraktijken.
4.6.
Tijdens de zitting heeft DGB Energie toegelicht dat een externe partij destijds contact opnam met potentiële afnemers om contracten voor de levering van gas en elektriciteit af te sluiten. DGB Energie heeft met overlegging van het belscript en een toelichting daarop voldoende duidelijk gemaakt dat zij heeft voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Daarnaast heeft DGB Energie aangetoond dat zij heeft voldaan aan artikel 6:230v lid 6 BW. Na het telefoongesprek heeft DGB Energie een schriftelijk aanbod gedaan per e-mail met een link. Door het klikken op deze link kreeg [gedaagde] zijn persoonlijke aanbod te zien met de mogelijkheid om deze digitaal te ondertekenen. [gedaagde] heeft het aanbod ondertekend. Deze overeenkomst bevat informatie die hem vooraf telefonisch is meegedeeld. DGB Energie heeft de overeenkomst bevestigd per brief van 13 september 2022, hierbij werd [gedaagde] gewezen op het recht van ontbinding binnen een termijn van 14 dagen. DGB Energie heeft haar informatieplichten nageleefd en is de overeenkomst schriftelijk aangegaan.
4.7.
Door DGB Energie is een offerte uitgebracht voor een voorschot van € 70,07 per maand. Deze offerte is door [gedaagde] ondertekend waardoor de overeenkomst werd gesloten. Daarna volgt een bevestiging van de leveringsovereenkomst opgesteld door DGB Energie waarbij de verbruiksgegevens van de afgelopen jaren van [gedaagde] zijn meegewogen. Het maandelijkse voorschot wordt hierin verhoogd naar € 484,58 per maand. Hoewel DGB Energie terecht stelt dat op de offerte staat vermeld dat het een indicatie van het voorschot betreft en dat het berekende voorschot kan afwijken van het daadwerkelijke voorschot is de kantonrechter van oordeel dat DGB Energie zodanig is afgeweken van het bedrag waar [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst vanuit mocht gaan dat sprake lijkt te zijn van oneerlijke handelspraktijken. Dat betekent dat DGB Energie zich schuldig zou hebben gemaakt aan misleidende handelspraktijken als bedoeld in artikel 6:193b lid 3 sub a jo. 6:193c lid 1 sub d. Dat het een voorschot betreft en dat aan het eind van het jaar het echte verbruik wordt berekend en verrekend met de voorschotten maakt nog niet dat [gedaagde] niet zou zijn misleid. Verder voert DGB Energie als verweer aan dat [gedaagde] nog twee weken herroepingsrecht had na het ontvangen van de bevestiging van de leveringsovereenkomst (met het aangepaste tarief). Dat [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van zijn herroepingsrecht mag hem niet worden tegen geworpen. Dit verweer slaagt dus niet. Gezien artikel 6:193j lid 3 BW is de overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar.
4.8.
Voor een eindbeslissing te nemen wordt de zaak naar de rol verwezen zodat eerst DGB Energie en daarna [gedaagde] zich kan uitlaten over het voornemen tot ambtshalve vernietiging van de overeenkomst, tot stand gekomen als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 11 december 2024 voor het nemen van een akte door DGB Energie over wat is vermeld onder overweging 4.8;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:230v lid 6 Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 6:227a BW.
2.Richtlijn 93/13 EEG.