Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van bewind. Verzoeker, die onder bewind staat sinds 11 februari 2022, heeft op 20 juni 2024 een verzoek ingediend tot opheffing van het bewind, met het argument dat hij in staat is zijn financiën zelf te beheren. Hij stelt dat hij goed op de hoogte is van zijn financiële situatie en dat hij zijn schulden binnen 18 maanden kan aflossen. Verzoeker is van mening dat de bewindvoerder niet adequaat handelt en dat hij zelf beter in staat is om zijn financiën te beheren.
De bewindvoerder heeft echter verweer gevoerd, stellende dat de problematische schulden nog steeds aanwezig zijn en dat verzoeker niet het schuldhulptraject heeft voortgezet. Bovendien heeft verzoeker zonder overleg met de bewindvoerder aankopen gedaan, wat de zorgen van de bewindvoerder versterkt. De kantonrechter heeft op 2 december 2024 een mondelinge behandeling gehouden en heeft de argumenten van beide partijen gehoord.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is, gezien de aanhoudende schulden van ongeveer €10.000,- en het feit dat verzoeker financieel verantwoordelijk is voor drie personen. De kantonrechter oordeelt dat verzoeker niet in staat is om zijn schulden binnen de gestelde termijn af te lossen en dat zijn financiële gedrag niet in lijn is met zijn stelling dat hij zijn schulden zo snel mogelijk wil aflossen. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.