ECLI:NL:RBNHO:2024:12600

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
11222584 \ CV EXPL 24-2450
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur in het kader van een licentie-overeenkomst voor de vertoning van filmwerken

In deze zaak heeft Stichting Videma, een organisatie die auteursrechtelijke licenties verleent voor de vertoning van filmwerken, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in haar café een WK-voetbalwedstrijd vertoonde zonder de benodigde licentie. Videma heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om een licentie aan te schaffen, maar na meerdere aanmaningen heeft de gedaagde een licentie-overeenkomst gesloten voor het jaar 2022. Videma heeft vervolgens een factuur van € 596,32 verzonden, die niet is betaald. Videma vordert nu betaling van € 969,12, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en rente.

De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de licentievereisten en dat zij zelden voetbal vertoont. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd, vooral omdat zij niet op de zitting is verschenen en geen nadere toelichting heeft gegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Videma wel degelijk contact heeft opgenomen met de gedaagde en dat de tarieven voor licenties kunnen variëren. De vordering van Videma is toegewezen, inclusief de gevorderde kosten en rente, en de gedaagde is in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11222584 \ CV EXPL 24-2450 (rvk)
Uitspraakdatum: 11 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Videma
statutair gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Videma
gemachtigde: mr. P.J. Kreijger
tegen
[gedaagde]
wonende in [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon procederend

1.Het procesverloop

1.1.
Videma heeft bij dagvaarding van 4 juli 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 15 november 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens Videma zijn verschenen de heer [naam 1] , mevrouw [naam 2] en de gemachtigde. [gedaagde] is niet op de zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat Videma ter toelichting van haar standpunt naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Videma verleent auteursrechtelijke licenties voor de vertoning van filmwerken (televisieprogramma’s). Videma doet dit in opdracht van rechthebbenden op filmwerken, onder meer de Nederlandse publieke omroepen. Videma verleent de licenties aan onder meer horecagelegenheden.
2.2.
Op dinsdag 29 november 2022 heeft een medeweker van Videma geconstateerd dat [gedaagde] in haar café de WK-voetbalwedstrijd Nederland-Qatar op een scherm vertoonde voor de gasten, zonder dat zij daarvoor een licentie had.
2.3.
Videma heeft [gedaagde] vervolgens aangeschreven en in de gelegenheid gesteld alsnog een licentie voor het jaar 2022 aan te schaffen. Omdat [gedaagde] niet op deze brief reageerde is [gedaagde] nogmaals aangeschreven. Uiteindelijk heeft [gedaagde] in april 2023 een licentie-overeenkomst voor het jaar 2022 met Videma gesloten.
2.4.
Videma heeft op 19 april 2023 een factuur van € 596,32 voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2022 verzonden. [gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.

3.De vordering

3.1.
Videma vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 969,12.
3.2.
Videma legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] op grond van de licentie-overeenkomst gehouden is de factuur van € 596,32 over 2022 te betalen. Omdat [gedaagde] , ook na betalingsverzoeken en aanmaningen niet is overgegaan tot betaling, maakt Videma aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 250,-. Gelet op het verzuim maakt Videma ook aanspraak op de contractuele rente (gelijk aan de wettelijke handelsrente) van € 122,80, gerekend tot en met 4 juni 2024.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat ze bijna nooit voetbal op het scherm vertoont in haar café en dat ze er niet van op de hoogte was dat ook bij incidentele vertoningen een licentie nodig is. Verder is het opmerkelijk dat er voor 2022 een ander, hoger, tarief geldt dan voor de jaren daarna. Er is ook geen contact met haar opgenomen naar aanleiding van de vertoning Nederland-Qatar. Als Videma wel contact had opgenomen was het mogelijk geweest er op een redelijke manier uit te komen.

5.De beoordeling

5.1.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] de factuur van Videma over het jaar 2022 van € 596,32 en bijkomende kosten moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
5.2.
[gedaagde] heeft met een e-mail van 14 november 2024 laten weten niet op de zitting te zullen komen en [gedaagde] is vervolgens ook niet op de zitting van 15 november 2024 verschenen. De kantonrechter heeft besloten dat de zitting doorgaat, want uit de e-mail van [gedaagde] blijkt niet dat zij vanwege acute medische redenen niet in staat was de zitting bij te wonen. [gedaagde] heeft ook niet verzocht om de zitting aan te houden, maar zij heeft in haar e-mail haar schriftelijk verweer tegen de vordering woordelijk herhaald. De zitting is daarom buiten aanwezigheid van [gedaagde] doorgegaan. Omdat [gedaagde] niet op de zitting aanwezig was, heeft zij geen vragen van de kantonrechter kunnen beantwoorden en heeft zij geen nadere inlichtingen of toelichting kunnen geven. Het gevolg daarvan is dat moet worden geconcludeerd dat [gedaagde] haar verweer onvoldoende heeft toegelicht en gemotiveerd. Dat betekent dat het standpunt van Videma voor juist wordt gehouden.
5.3.
De kantonrechter merkt daarbij op dat Videma, anders dan [gedaagde] in haar verweer aanvoert, wel degelijk contact heeft opgenomen met [gedaagde] door het sturen van twee brieven. [gedaagde] heeft echter niet gereageerd en het is daarom niet aan Videma te wijten dat er geen goedkopere oplossing mogelijk was. Verder heeft Videma op de zitting uitgelegd dat de tarieven van jaar tot jaar kunnen verschillen en dat verklaart waarom [gedaagde] voor het jaar 2023 minder hoefde te betalen voor de licentie dan in 2022.
5.4.
De vordering van Videma in hoofdsom wordt daarom toegewezen, met de meegevorderde rente omdat [gedaagde] te laat is met betalen.
5.5.
Ook de buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar. In het onderhavige geval zijn partijen - daarbij handelend in de uitoefening van hun beroep of bedrijf, een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. Videma heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat de werkelijke buitengerechtelijke kosten die zij moet maken hoger zijn, want zij moet gelijke gevallen gelijk behandelen en dat maakt dat Videma werk moet maken van iedere geconstateerde vertoning van filmwerken waarvoor geen licentie is aangevraagd. De kantonrechter acht de gevorderde vergoeding niet onredelijk en deze zal worden toegewezen.
5.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Videma worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,24
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
805,74
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Videma van € 969,12, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 596,32 vanaf 4 juli 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 805,74, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter