ECLI:NL:RBNHO:2024:12599
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van pensioenrechten na echtscheiding met betrekking tot finale kwijting en rechtsverwerking
In deze zaak vordert de vrouw verrekening van de pensioenrechten die door de man zijn opgebouwd vóór de ontbinding van hun huwelijk. De rechtbank heeft de vordering van de vrouw toegewezen en het verweer van de man verworpen. De man stelde dat de pensioenrechten waren begrepen in de finale kwijting die partijen elkaar hebben verleend, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van rechtsverwerking en dat de finale kwijting niet van toepassing was op de pensioenrechten. De rechtbank oordeelde verder dat de man verplicht is om inzage te geven in zijn opgebouwde pensioenrechten.
De procedure begon met een dagvaarding op 17 april 2024, gevolgd door verschillende conclusies en een mondelinge behandeling op 14 oktober 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 12 september 1980 in gemeenschap van goederen zijn getrouwd en dat het huwelijk op 2 mei 1994 is ontbonden. De vrouw heeft de vordering gebaseerd op het feit dat de pensioenrechten deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap en dat deze bij de verdeling in aanmerking moeten worden genomen.
De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw in conventie toegewezen, inclusief de verplichting voor de man om relevante informatie over zijn pensioenrechten te verstrekken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man een dwangsom moet betalen als hij niet voldoet aan de veroordelingen. In reconventie is de man veroordeeld om de vrouw medewerking te verlenen aan de verrekening van de pensioenrechten. De proceskosten zijn voor rekening van de man, die in het ongelijk is gesteld.