Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben ouders, vóór de inwerkingtreding van de Wet introductie gecombineerde geslachtsnaam, hun in 2022 geboren kind de geslachtsnaam van de vader gegeven en de achternaam van de moeder als tweede voornaam. Later hebben zij gebruik gemaakt van de overgangsregeling om alsnog een gecombineerde geslachtsnaam aan hun kind te geven. De rechtbank heeft het verzoek van de ouders om de tweede voornaam, die overeenkomt met de geslachtsnaam van de moeder, te schrappen toegewezen. De rechtbank oordeelt dat het geven van een achternaam als voornaam in principe niet is toegestaan, tenzij het een gebruikelijke voornaam betreft. In dit geval was dat wel het geval. De ouders hebben uiteengezet dat zij het onwenselijk vinden dat hun kind nu tweemaal de geslachtsnaam van de moeder draagt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aangevoerde gronden voldoende gewicht hebben om het verzoek toe te wijzen, en er zijn geen redenen van openbaar belang die zich verzetten tegen de wijziging. De rechtbank gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akte van geboorte aan te passen, zodat de voornamen van het kind worden gewijzigd. De beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak en is openbaar uitgesproken op 5 december 2024.