ECLI:NL:RBNHO:2024:12566

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/15/357421 / KG ZA 24-566
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling tussen ouders na beëindiging van de relatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en een moeder over de voorlopige zorgregeling voor hun minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Westerveld, vorderde een voorlopige zorgregeling waarbij het kind bij hem zou verblijven op bepaalde dagen en tijden. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J. van der Klei, verzocht om afwijzing van de vordering, onder andere vanwege zorgen over de opvoedcapaciteiten van de vader en de veiligheid van het kind in de aanwezigheid van een hond bij de ouders van de vader.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vordering van de vader, aangezien het recht van het kind op omgang met beide ouders gewaarborgd moet worden. De rechter heeft overwogen dat er geen ernstige bezwaren zijn tegen de vader en dat hij de kans moet krijgen om zijn rol als ouder te vervullen. De rechter heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind in de eerste weken op zaterdag bij de vader verblijft, met een geleidelijke uitbreiding van de omgang. Tevens is bepaald dat de hond van de ouders van de vader tijdens de omgang bij het kind moet worden weggehouden.

Daarnaast is er een afspraak gemaakt over de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, vastgesteld op € 250,00 per maand, met jaarlijkse indexering. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat het onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingslocatie Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/357421 / KG ZA 24-566
Vonnis in kort geding van 19 november 2024
in de zaak van
[de vader],
wonende te [woonplaats]
,
eiser,
advocaat mr. M. Westerveld, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats]
,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. van der Klei, kantoorhoudende te Bennebroek.
Partijen zullen hierna ‘de vader’ en ‘de moeder’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met bijlagen van de vader van 7 oktober 2024;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op 1 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op
5 november 2024. Aanwezig waren partijen en hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die is geëindigd op 15 juni 2024. Uit deze relatie is geboren het minderjarige kind:
[de minderjarige], op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente]
De ouders zijn naar eigen zeggen gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige.
2.2.
De vader heeft een bodemprocedure aanhangig gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en voor de duur van de bodemprocedure, tussen [de minderjarige] en de vader een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) bepaalt waarbij [de minderjarige] bij de vader zal verblijven:
de eerste 4 weken na datum vonniswijzing
elke zaterdag van 8:30 uur tot en met 19:00 uur;
week 5 tot en met 8 na datum vonniswijzing
elke woensdag en elke zaterdag van 8:30 uur tot en met 19:00 uur;
week 9 tot en met 12 na datum vonniswijzing
elke woensdag van 8:30 uur tot en met 19:00 uur én elke week van zaterdag 8:30 uur tot de daarop volgende zondag 19:00 uur;
vanaf week 13 na datum vonniswijzing
elke woensdag van 8:30 uur tot en met 19:00 uur én eenmaal per 14 dagen van vrijdag 17:00 uur tot en met de daarop volgende zondag 19:00 uur;
waarbij de vader voor het halen en brengen van [de minderjarige] zorgdraagt.
En de kosten van het geding te compenseren nu het een familierechtelijke zaak betreft.
3.2.
De vader legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Na het uiteengaan van partijen, waarbij de vader letterlijk uit de woning van de moeder is gegooid, heeft de moeder slechts toegestaan dat de vader [de minderjarige] bij haar in de woning bij zich zou hebben. Dat mocht gedurende een uur, waarbij de moeder en ook eenmaal de zus van de moeder dan aanwezig waren. De vader heeft geen tijd alleen met [de minderjarige] mogen doorbrengen. Tijdens de relatie heeft de vader na het werk altijd voor [de minderjarige] gezorgd. Daarnaast werd [de minderjarige] ook door de ouders van partijen en de laatste tijd (alleen) door de moeder van de man verzorgd, waarbij [de minderjarige] in de woning van de ouders van de man verbleef. [de minderjarige] heeft daar een eigen kamer. De vader is na het uiteengaan van partijen bij zijn ouders gaan wonen. De vader kan daar in een voor [de minderjarige] vertrouwde omgeving verder voor [de minderjarige] zorgen.
3.3.
De moeder heeft verzocht het door de vader gevorderde af te wijzen. De vader kampt met verslavingsproblematiek en is nimmer in staat geweest zijn verantwoordelijkheid als vader te dragen. Zowel tijdens de relatie als daarna kwam de volledige zorg voor [de minderjarige] voor rekening van de moeder. De vader heeft nooit voor [de minderjarige] gezorgd. Het ontbreekt de vader dan ook aan enige opvoedervaring. Er is geen sprake van een vertrouwde omgeving voor [de minderjarige] bij de ouders van de vader. [de minderjarige] is daar misschien in totaal zes keer een paar uurtjes geweest. De moeder maakt zich zorgen om de veiligheid van [de minderjarige] bij de ouders van de vader, omdat daar een hond is die vals en agressief is. Gelet op alle zorgen is de gevorderde zorgregeling niet in het belang van [de minderjarige] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

spoedeisend belang

4.1.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang in deze zaak is gelegen in de aard van de vordering. De beoordeling van de wens van de vader om substantieel zorg voor [de minderjarige] te dragen buiten aanwezigheid van de moeder, kan niet te lang op zich laten wachten.
voorlopige zorgregeling
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een kind het recht heeft op omgang met beide ouders en dat dit recht slechts kan worden ontzegd indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of de omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. De vader heeft een bodemprocedure aanhangig gemaakt, waarin hij heeft verzocht om vaststelling van een definitieve zorgregeling. Aan de orde is de vraag of, in afwachting van een beslissing daarover in de bodemprocedure, een voorlopige zorgregeling moet worden vastgesteld.
4.3.
De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend, nu niet is gebleken van omstandigheden die in dit geval tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting zijn er geen zorgen over het gebruik van cannabis door de vader naar voren gekomen. De vader heeft naar eigen zeggen in het verleden eens in de zoveel tijd in de avond een joint gerookt, maar tegenwoordig helemaal niet meer. De voorzieningenrechter ziet geen reden om daaraan te twijfelen. De vader heeft ter zitting aangeboden om eens in de drie maanden een urinetest te doen bij de huisarts, zodat hij kan laten zien dat de zorgen van de moeder over zijn drugsgebruik ongegrond zijn. De moeder heeft ter zitting aangegeven achter dit voorstel te staan, zodat zij de vader daarin kan gaan vertrouwen. De vader heeft daarnaast ter zitting aangegeven dat hij ervoor zal zorgen dat de hond van zijn ouders tijdens de omgangsmomenten bij [de minderjarige] wordt weggehouden om ook die zorg bij de moeder weg te nemen.
4.4.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen redenen zijn om de vader te diskwalificeren als opvoeder en dat hem de gelegenheid moet worden geboden om zelfstandig invulling te geven aan zijn ouderschap. Alhoewel de vader beduidend minder ervaring heeft met het opvoeden van een kind dan de moeder, zal hem de kans moeten worden geboden die ervaring op te doen en daarin te groeien. De vader heeft ter zitting aangegeven het op prijs te stellen als er een overdrachtsschriftje komt waarin partijen elkaar kunnen informeren over belangrijke zaken die [de minderjarige] aangaan.
4.5.
De voorzieningenrechter zal een voorlopige zorgregeling vaststellen, nu niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich daartegen verzet. De voorzieningenrechter acht het wel van belang dat de zorgregeling wordt opgebouwd gelet op de beperkte omgang die de vader tot op heden met [de minderjarige] heeft gehad. Gelet op hetgeen hieromtrent met partijen ter zitting is besproken, zal de voorzieningenrechter een voorlopige zorgregeling vaststellen waarbij [de minderjarige] bij zijn vader verblijft:
  • de eerste 4 weken na datum vonniswijzing: iedere zaterdag van 12:30 uur tot en met 18:00 uur;
  • week 5 tot en met week 8 na datum vonniswijzing: iedere zaterdag van 8:30 uur tot 18:00 uur en iedere dinsdagmiddag van 13:00 uur tot 18:00 uur;
  • week 9 tot en met week 12 na datum vonniswijzing: de ene week op zaterdag van 8:30 uur tot 18:00 uur en de week erop van zaterdag 8:30 uur tot zondag 18:00 uur en iedere dinsdagmiddag van 13:00 uur tot 18:00 uur;
vanaf week 13 na datum vonniswijzing: eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur en iedere dinsdagmiddag van 13:00 uur tot 18:00 uur,
waarbij de vader voor het halen en brengen van [de minderjarige] zorgdraagt.
kinderbijdrage
4.6.
Namens de moeder is ter zitting gevorderd om de voorlopig tussen partijen gemaakte afspraak ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: kinderbijdrage) op te nemen in het te wijzen vonnis. Partijen zijn overeengekomen dat de vader aan de moeder met ingang van juni 2024
€ 250,00 per maand aan de moeder voldoet. De vader heeft ter zitting ingestemd met toewijzing van deze vordering. De voorzieningenrechter zal dienovereenkomstig beslissen en wijst partijen erop dat dit bedrag jaarlijks wordt verhoogd met het wettelijk indexeringspercentage.
proceskosten
4.7.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt, tot nader wordt beslist, dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de minderjarige:
[de minderjarige], op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
als volgt zal zijn:
  • de eerste 4 weken na datum vonniswijzing: iedere zaterdag van 12:30 uur tot en met 18:00 uur;
  • week 5 tot en met week 8 na datum vonniswijzing: iedere zaterdag van 8:30 uur tot 18:00 uur en iedere dinsdagmiddag van 13:00 uur tot 18:00 uur;
  • week 9 tot en met week 12 na datum vonniswijzing: de ene week op zaterdag van 8:30 uur tot 18:00 uur en de week erop van zaterdag 8:30 uur tot zondag 18:00 uur en iedere dinsdagmiddag van 13:00 uur tot 18:00 uur;
  • vanaf week 13 na datum vonniswijzing: eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur en iedere dinsdagmiddag van 13:00 uur tot 18:00 uur,
waarbij steeds geldt dat de hond van de ouders van de vader tijdens de omgangsmomenten bij de minderjarige wordt weggehouden. De vader zal voor het halen en brengen van [de minderjarige] zorgdragen.
5.2.
bepaalt, tot nader wordt beslist, dat de vader aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige met ingang van juni 2024 € 250,00 per maand dient te voldoen, toekomstige termijnen bij vooruitbetaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. van der Haak, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.M. Udo de Haes op 19 november 2024.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.