ECLI:NL:RBNHO:2024:12520

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
10769090 \ CV EXPL 23-3677
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de (on)eerlijkheid van algemene voorwaarden in een incassoprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Lyceo B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door Van Twuijver Incasso B.V., vorderde betaling van een hoofdsom en wettelijke rente, alsook buitengerechtelijke incassokosten. De zaak volgde op een tussenvonnis van 29 februari 2024, waarin de kantonrechter de eisende partij de gelegenheid gaf om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden.

De kantonrechter oordeelde dat de hoofdsom toewijsbaar was, maar dat de gedaagde partij niet in verzuim was geraakt, omdat er geen fatale termijn was overeengekomen. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 8 juli 2022, het moment waarop de gedaagde partij in verzuim was geraakt na een aanmaning. Wat betreft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten oordeelde de kantonrechter dat de bedingen in de algemene voorwaarden oneerlijk waren, omdat deze de mogelijkheid boden om eerder kosten in rekening te brengen dan wettelijk is toegestaan. De kantonrechter vernietigde daarom de relevante artikelen van de algemene voorwaarden en wees de gevorderde incassokosten af.

De gedaagde partij werd in de proceskosten veroordeeld, met uitzondering van de kosten voor de extra akte die door de eisende partij was ingediend. De kantonrechter stelde de proceskosten vast en verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid en eerlijkheid in algemene voorwaarden, vooral in het kader van incassoprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10769090 \ CV EXPL 23-3677
Uitspraakdatum: 5 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Lyceo B.V.
gevestigd te Delft
de eisende partij
gemachtigde: Van Twuijver Incasso B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
de gedaagde partij

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 29 februari 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter
de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen uit de toepasselijke algemene voorwaarden van de eisende partij. Dit heeft zij gedaan bij akte van 25 april 2024 (hierna: de akte).

2.De verdere beoordeling

Hoofdsom
2.1.
De hoofdsom wordt toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Rente
2.2.
De eisende partij maakt verder aanspraak op vergoeding van wettelijke rente. Ter onderbouwing van haar vordering stelt de eisende partij dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt na het verstrijken van de betalingstermijn zoals vermeld op de desbetreffende factuur. Een betaaltermijn op een nota/factuur is op zichzelf echter geen fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW. Daarvoor is in beginsel een voor nakoming overeengekomen termijn vereist. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt niet dat partijen de betalingstermijn zijn overeengekomen, zodat de gedaagde partij niet na het verstrijken van deze betalingstermijn in verzuim is geraakt. Uit de dagvaarding blijkt dat de eisende partij de gedaagde partij op 1 juli 2022 wel een aanmaning heeft verstuurd. De wettelijke
rente zal worden toegewezen vanaf het moment dat de in de aanmaning gestelde betalingstermijn is verstreken, te weten 8 juli 2022, omdat vast staat dat de gedaagde partij vanaf dat moment in verzuim verkeert.
Incassokosten
2.1.
In de akte heeft de eisende partij gesteld dat artikel 7.9 een vervolg is op artikel 7.8 en verwijst naar de daarin opgenomen betalingsherinnering. Volgens de eisende partij moet het artikel zo worden gelezen dat pas bij de tweede herinnering (dus na het verstrijken van de termijn van veertien dagen uit de eerste aanmaning) kosten in rekening zouden worden gebracht. Ten aanzien van de hoogte van de kosten is verwezen naar het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, waardoor de totale hoogte gevorderde buitengerechtelijke incassokosten nooit hoger kunnen zijn dan het wettelijke tarief. Volgens de eisende partij is er dus geen sprake van administratiekosten boven de buitengerechtelijke incassokosten en wijkt artikel 7.9 niet af van de wet.
2.2.
De kantonrechter volgt deze stellingen niet. Anders dan door de eisende partij betoogt kunnen de artikelen 7.8 en 7.9 niet anders worden gelezen dan dat er bij de eerste aanmaning al € 15,00 aan (buitengerechtelijke) administratiekosten in rekening kunnen worden gebracht. Dit terwijl uit artikel 6:96 lid 6 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat aan een consument pas incassokosten in rekening mogen worden gebracht op het moment dat de consument kosteloos is aangemaand en het verschuldigde bedrag vervolgens niet binnen een termijn van veertien dagen voldoet. De kantonrechter oordeelt daarom dat het beding oneerlijk is. Dat de eisende partij stelt dat zij bij de tweede aanmaning nooit meer incassokosten in rekening brengt dan op basis van het Besluit is toegestaan, maakt dat niet anders. Het gaat erom dat de eisende partij op grond van het beding de mogelijkheid heeft eerder kosten in rekening te brengen dan wettelijk is toegestaan. Daar komt bij dat de formulering van het beding dusdanig onduidelijk is dat het de mogelijkheid biedt dat de eisende partij zowel aanspraak maakt op administratiekosten als buitengerechtelijke incassokosten. Ook dat is oneerlijk en verstoort het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen. Dat de eisende partij in de praktijk nooit meer buitengerechtelijke incassokosten in rekening brengt dan wettelijk is toegestaan, maakt dat niet anders. In de toelichting van de eisende partij ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding voor een ander oordeel over de oneerlijkheid van de bedingen dan in het tussenvonnis is overwogen.
2.3.
Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter artikel 7.9 en 7.10 van de algemene voorwaarden voor zover dit beding ziet op buitengerechtelijke incassokosten. Als gevolg daarvan worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Proceskosten
2.5.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.
2.6.
De gedaagde partij wordt ook veroordeeld tot betaling van € 67,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 989,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 juli 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 129,85 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 67,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter