6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de
rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de
omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een
en ander uit het rapport van de Raad en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling door op zijn bromfiets met aanmerkelijke snelheid in te rijden op een, als zodanig herkenbare, politieagente, waarbij zij door de bromfiets is geschept. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de politieagente. Voor deze politieagente, die tijdens de uitoefening van haar werk met dit gedrag van verdachte is geconfronteerd, is dit een ingrijpende gebeurtenis geweest, waarvan zij – zoals zij zelf en haar gemachtigde hebben verteld tijdens de terechtzitting – nog steeds de gevolgen ondervindt.
Daarnaast heeft verdachte voorafgaand aan de botsing op het fietspad zeer gevaarlijk rijgedrag laten zien, door onder andere op hoge snelheid door rood en tegen het verkeer in te rijden. Hij heeft het voorgaande gedrag laten zien om te ontkomen aan een controle van de politie, omdat zijn bromfiets niet was verzekerd. Verdachte heeft daarmee zijn eigen belang om weg te komen laten prevaleren boven het fysieke welzijn van het slachtoffer, maar ook van andere weggebruikers of omstanders. Dat het slachtoffer geen zwaarder letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte is te danken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte, van 1 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte een first offender is.
Verder is het over verdachte uitgebrachte rapport van de Raad, van 26 augustus 2024, in aanmerking genomen. Dit rapport houdt — kort en zakelijk weergegeven — onder meer het volgende in.
Hoewel sprake is van veel beschermingsfactoren in het leven van verdachte, scoort hij hoog op het domein alcohol- en drugsgebruik en gokken. Op dit moment zijn de risicofactoren op dit domein namelijk toegenomen, wegens de hoeveelheid middelengebruik en zijn gedrag door slaaptekort. Het vermoeden is dat zijn middelengebruik verband houdt met herbelevingen van het incident en slaapproblematiek. Het is belangrijk dat er zicht en begeleiding komt op zijn middelengebruik en de onderliggende problematiek, zodat hulpverlening ingezet kan worden. De Raad adviseert daarom een deels voorwaardelijke werkstraf onder de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarde dat hij hulpverlening moet accepteren gericht op het verwerken van de gebeurtenis, de slaapproblemen en het verminderen van middelengebruik.
De Raad heeft het strafadvies ter terechtzitting gehandhaafd en aangescherpt. De Raad heeft hieraan namelijk toegevoegd dat een voorwaardelijke jeugddetentie is overwogen gelet op de ernst van het delict, maar dat dit niet passend is wegens de houding van verdachte. Er zijn veel zorgen over de denkfouten van verdachte, maar hij heeft veel spijt van het incident en kan het geen plek geven. Dit belemmert hem in zijn ontwikkeling. Er is daarom hulpverlening en ondersteuning nodig van een coach. De Raad zal deze bijzondere voorwaarde in het rapport daarom als volgt wijzigen: verdachte dient mee te werken aan hulpverlening gericht op het verminderen van slaapproblemen en middelengebruik door middel van een coach. De verwachting is dat hij open zal staan voor eventueel aanvullende hulpverlening die wordt geadviseerd gedurende het reclasseringstoezicht. Daarnaast is zijn schoolgang een periode gestagneerd. De Raad acht daarom toevoeging van het hebben en behouden van gestructureerde dagbesteding als bijzondere voorwaarde noodzakelijk.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting naar voren gebracht dat zij zich kan vinden in het advies van de Raad. De schorsingsperiode is wisselend verlopen. Er zijn geen duidelijke afspraken gemaakt, waardoor hulpverlening niet is gestart en er niet gewerkt is aan concrete doelen. Er heeft wel een intakegesprek plaatsgevonden bij GGZ, maar deze hulpverlening is niet passend gebleken.
De rechtbank kan zich verenigen met de adviezen van de deskundigen, zoals aangevuld ter zitting, en maakt deze tot de hare.
Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte drie dagen gedetineerd is geweest in het kader van de voorlopige hechtenis en die hechtenis indruk op hem heeft gemaakt. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren (en conform de eis van de officier van justitie) moet worden opgelegd. De rechtbank zal een gedeelte van de werkstraf opleggen in voorwaardelijke vorm en aan het voorwaardelijk deel van de straf een proeftijd verbinden van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bepalen dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de algemene voorwaarde en de na te noemen, uit het mondelinge advies van de Raad voortvloeiende bijzondere voorwaarden.
Gezien de ernst van de feiten en het advies van de Raad, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming, gevestigd te Amsterdam, opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
7. Bijkomende straffen
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggeven voorwerpen, te weten een bromfiets (kenteken: [kenteken] ) en negen daartoe behorende onderdelen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en subsidiair dat de voornoemde bromfiets en onderdelen verbeurd verklaard dienen te worden.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank concludeert dat de in beslag genomen goederen niet voor onttrekking aan het verkeer vatbaar zijn omdat het ongecontroleerde bezit hiervan niet in strijd is met de wet en het algemeen belang. Dat de bromfiets op dit moment niet aan de eisen van de Regeling voertuigen voldoet, doet daar niet aan af. Nu is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan, zal de rechtbank de voornoemde voorwerpen dan ook verbeurd verklaren.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur. Verdachte heeft op 30 april 2024 gevaarlijk rijgedrag vertoond, op meerdere aansluitende momenten. Verdachte heeft hierdoor geen oog gehad voor de veiligheid van verkeersdeelnemers en overige omstanders. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte zijn rijbewijs op korte termijn nodig heeft voor werk en/of school. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.