ECLI:NL:RBNHO:2024:12460

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
10782938
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen in het kader van aanneming van werk en de vraag van opschorting en verrekening

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om een geschil tussen DLM BOUW & STUKADOORS B.V. en BOUW-TIMMERBEDRIJF EGTHUIJSEN B.V. over een aannemingsovereenkomst voor stuc- en schilderwerkzaamheden. DLM heeft in opdracht van Egthuijsen werkzaamheden verricht en heeft facturen verstuurd ter waarde van € 23.023,50. Egthuijsen heeft echter geweigerd deze facturen te betalen, met de stelling dat er teveel in rekening is gebracht en dat het werk niet volledig was afgerond. DLM heeft daarop een vordering ingesteld voor betaling van de facturen, vermeerderd met rente en kosten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Egthuijsen in verzuim is gekomen door niet te betalen, ondanks meerdere ingebrekestellingen. De rechter heeft vastgesteld dat de mondelinge afspraak van Egthuijsen, dat DLM pas na afronding van het werk mocht factureren, niet voldoende was onderbouwd. Hierdoor was DLM gerechtigd om de facturen te vorderen. De rechter heeft de vordering van DLM tot betaling van € 24.999,99 toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van Egthuijsen in reconventie tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat Egthuijsen niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde gebreken in het werk.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in aannemingsovereenkomsten en de noodzaak voor partijen om hun stellingen goed te onderbouwen in een rechtszaak. De proceskosten werden toegewezen aan DLM, aangezien Egthuijsen in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 10782938 \ CV EXPL 23-4830
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DLM BOUW & STUKADOORS B.V.,
te Ter Aar,
eisende partij,
hierna te noemen: DLM ,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUW- TIMMERBEDRIJF EGTHUIJSEN B.V.,
te Akersloot,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Egthuijsen,
gemachtigde: mr. P. Thole.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een overeenkomst van aanneming van werk met betrekking tot stuc- en schilderwerkzaamheden. De vraag die voorligt is of de opdrachtgever de facturen van de aannemer moet betalen, of dat de opdrachtgever de betaling van de facturen heeft mogen opschorten en later heeft mogen verrekenen met vervangende schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat de opdrachtgever geen beroep op opschorting en verrekening toekomt en de facturen van de aannemer, vermeerderd met rente en kosten, moet betalen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 november 2023
- de incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid
- het antwoord op het incident
- het vonnis in het incident van 13 maart 2024
- de conclusie van antwoord met tegenvordering
- het tussenvonnis van 15 mei 2024
- de reactie op de tegenvordering van DLM
- de brief van 13 september 2024 van Egthuijsen met productie 1
- de mondelinge behandeling van 26 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten op grond waarvan DLM als onderaannemer in opdracht van Egthuijsen stuk- en schilderwerkzaamheden heeft verricht in twee panden in Amsterdam.
2.2.
DLM heeft op 13 januari, 5 maart, 14 maart, 26 maart en 18 april 2023 facturen verstuurd naar Egthuijsen van in totaal € 23.023,50.
2.3.
Per brieven van 2 juli en 27 juli 2023 heeft DLM Egthuijsen gesommeerd de facturen te betalen.
2.4.
Egthuijsen heeft op 3 augustus 2023 in reactie hierop aan DLM laten weten dat ongeveer 200 m2 stukwerk en 150 m2 schilderwerk teveel in rekening is gebracht en dat de facturen voorbarig zijn, omdat het werk nog niet gereed was. Egthuijsen neemt daarom de verzonden facturen niet in behandeling.
2.5.
Op 9 augustus 2023 heeft DML aan Egthuijsen laten weten dat de opmerkingen van Egthuijsen geen reden zijn haar standpunt te herzien en verder dat DLM een aantal keer langs is geweest om te meten, maar dat Egthuijsen weigerde haar medewerking te verlenen.
2.6.
Op 1 oktober 2023 heeft Egthuijsen aan DLM bericht dat de gevorderde bedragen niet opeisbaar zijn en heeft dit per factuur toegelicht.
2.7.
Tussen partijen is vervolgens verder gecommuniceerd, maar dat heeft niet geleid tot een oplossing.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
DLM vordert - samengevat - veroordeling van Egthuijsen tot betaling van € 24.999,99, vermeerderd met rente en kosten. Aan deze vordering legt DLM - kort weergegeven - ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van Egthuijsen werkzaamheden heeft verricht en dat Egthuijsen, ondanks verzoeken daartoe, heeft nagelaten de daartoe verzonden facturen te voldoen. Het gaat om een bedrag van in totaal
€ 23.023,50. DLM heeft haar vordering beperkt tot deze facturen en heeft afstand gedaan van de facturen die niet in de dagvaarding staan vermeld. Daarnaast maakt DLM aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.005,24 en wettelijke handelsrente van
€ 971,25, berekend tot 2 november 2023.
3.2.
Egthuijsen voert verweer. Zij voert aan - samengevat - dat partijen hebben afgesproken dat DLM pas mocht factureren na afronding van de werkzaamheden. Omdat de werkzaamheden niet waren afgerond en DLM ook niet bereid was dat te doen, is DLM van rechtswege in verzuim komen te verkeren. Voor zover Egthuijsen naar rato van werkzaamheden zou worden betaald, is DLM ook in verzuim. De herstel- en afrondingskosten overstijgen namelijk de gefactureerde bedragen. Ten slotte beroept Egthuijsen zich op verrekening.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Egthuijsen vordert - samengevat - veroordeling van DLM tot betaling van een vervangende schadevergoeding voor herstelwerkzaamheden van € 29.040,00 inclusief btw en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.065,40 inclusief btw, vermeerderd met rente en kosten.
3.5.
DLM voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. DLM heeft de werkzaamheden uitgevoerd en heeft naar rato van haar werkzaamheden facturen verstuurd aan Egthuijsen. Daarmee is de vordering van DLM in beginsel opeisbaar. Volgens Egthuijsen had zij nog geen betalingsverplichting, omdat partijen mondeling hebben afgesproken dat pas na afronding van het werk zou worden gefactureerd en het werk nog niet (deugdelijk) was afgerond.
4.2.
De mondelinge afspraak waarop Egthuijsen zich beroept, wordt door DLM betwist. Het was daarom aan Egthuijsen om het bestaan van deze afspraak nader te onderbouwen, maar dat heeft Egthuijsen niet gedaan. Ook heeft Egthuijsen onvoldoende onderbouwd dat het werk nog niet af was. Aan het verweer van Egthuijsen dat het de afspraak was om na afronding van het werk ineens te factureren, wordt voorbij gegaan.
4.3.
Dit betekent dat DLM een opeisbare vordering had op Egthuijsen. Omdat Egthuijsen niet tot betaling van de facturen overging, ook niet na verschillende ingebrekestellingen, is Egthuijsen in verzuim gekomen met haar betalingsverplichting. Voor zover sprake is van ondeugdelijk en/of niet afgerond werk, wat DLM betwist, mocht DLM de verplichting dit te herstellen rechtsgeldig opschorten totdat Egthuijsen de facturen heeft betaald.
4.4.
Egthuijsen heeft ook een beroep op verrekening gedaan in verband met een tegenvordering tot betaling van vervangende schadevergoeding op grond van gestelde gebreken in het werk van DLM. Dit beroep kan alleen slagen als in reconventie de daartoe strekkende vordering toewijsbaar is. Daarover wordt het volgende overwogen.
in reconventie
4.5.
Voor aanspraak op vervangende schadevergoeding is vereist dat DLM in verzuim is met haar verplichting tot het opleveren van goed en deugdelijk werk. [1] Dienaangaande rust op Egthuijsen de stelplicht en bewijslast.
4.6.
Egthuijsen heeft gesteld, samengevat, dat sprake is van gebreken in het stucwerk, een onjuist aantal vierkante meterwerk in rekening is gebracht, de latex niet goed is aangebracht waardoor lekkageplekken nog zichtbaar zijn, reparatiewerkzaamheden door de schilder niet goed zijn uitgevoerd en kosten in rekening zijn gebracht zonder contractuele grondslag. DLM heeft deze stellingen betwist. Voor zover er al door Egthuijsen tijdig is geklaagd, wat DLM ook betwist, stelt DLM dat zij heeft aangeboden om te herstellen, maar dat Egthuijsen van dat aanbod geen gebruik heeft gemaakt.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat Egthuijsen tegenover de betwisting van DLM niet inzichtelijk heeft onderbouwd wanneer zij heeft geklaagd en dat sprake is van gebreken. Namens DLM is op zitting onweersproken verklaard dat in aanwezigheid van [naam] (namens Egthuijsen) het aantal vierkante meter is nagemeten en op hetzelfde aantal uitkwam als wat DLM had gefactureerd. De enkele stelling dat er teveel vierkante meter in rekening is gebracht, wordt daarom als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Voor wat betreft de overige punten bieden de door Egthuijsen overgelegd foto’s bij gebreke van een deugdelijke toelichting ook onvoldoende bewijs. In elk geval kan daaruit niet worden afgeleid dat Egthuijsen kosten moet maken voor herstel, zoals door Egthuijsen is gesteld. Egthuijsen beroept zich ook op een brief van 1 oktober 2023. In deze brief worden enkel dezelfde herstelpunten genoemd, maar die zijn door DLM betwist. Daarom kan deze brief evenmin als bewijs dienen van de gestelde gebreken. De stelling dat DLM door haar mededeling dat een dagvaarding (voor het niet betalen van de openstaande facturen) zou volgen, in verzuim is, kan daarom niet leiden tot het beoogde rechtsgevolg.
4.8.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering van Egthuijsen wordt afgewezen.
in conventie
4.9.
De conclusie is dat Egthuijsen geen beroep toekomt op verrekening. De vordering van DLM tot betaling van de facturen van in totaal € 23.023,50 zal daarom worden toegewezen.
4.10.
Bij gebreke van andersluidende informatie gaat de kantonrechter ervan uit dat de facturen door Egthuijsen zijn ontvangen twee dagen na de verschillende factuurdata. Dit betekent dat Egthuijsen vanaf 32 dagen na de factuurdata in verzuim is, en de wettelijke handelsrente is verschuldigd. [2] De wettelijke rente, die als onbetwist tot 2 november 2023 is berekend op € 971,25, en de daarna verschenen rente over de hoofdsom van € 23.023,50 worden daarom toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de al berekende rente zal worden afgewezen, omdat deze niet over een geheel jaar is verschuldigd.
4.11.
Verder vordert DLM vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor vergoeding is voldaan. De gevorderde vergoeding is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald en wordt daarom toegewezen. De rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar vanaf 2 november 2024, zoals gevorderd.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke handelsrente
23.023,50
971,25
- buitengerechtelijke incassokosten
1.005,24
+
totaal
24.999,99
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
24.999,99
Proceskosten in conventie en in reconventie
4.13.
Egthuijsen is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van DLM worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,04
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.717,04
4.14.
Egthuijsen is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. Vanwege de samenhang met de zaak in conventie, worden de kosten op nihil begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt Egthuijsen om aan DLM te betalen een bedrag van € 24.999,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 24.028,74, met ingang van 2 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Egthuijsen in de proceskosten van € 2.717,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Egthuijsen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af,
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af,
5.6.
veroordeelt Egthuijsen tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor DLM worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:87 lid 1 BW.
2.Artikel 6:119a lid aanhef en onder b BW.