ECLI:NL:RBNHO:2024:12435

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
11311929
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsovereenkomst tussen beveiligingsmedewerker en beveiligingsbedrijf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een beveiligingsmedewerker, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, CRK Security B.V. Het geschil betreft de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, omdat de werkzaamheden van [verzoeker] als beveiligingsmedewerker in het datacenter van Microsoft in [plaats 2] onder de voorwaarden van een arbeidsovereenkomst vallen. De rechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] gedurende een jaar fulltime werkzaamheden heeft verricht, waarbij de inhoud van de werkzaamheden en de werktijden volledig werden bepaald door CRK, Securitas en/of Microsoft. De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] om CRK te veroordelen tot betaling van achterstallig loon, een transitievergoeding en niet-genoten vakantiedagen toegewezen. CRK is veroordeeld tot betaling van € 5.542,17 aan achterstallig loon, € 1.436,40 aan niet-genoten vakantiedagen en € 1.778,40 aan transitievergoeding, evenals de buitengerechtelijke kosten van € 921,60. De proceskosten zijn voor rekening van CRK, omdat deze overwegend ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer / rekestnummer: 11311929 \ AO VERZ 24-28
Beschikking van 10 december 2024
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. A.J. Butter,
tegen
de besloten vennootschap
CRK Security B.V.,
te Wormerveer,
verwerende partij,
hierna te noemen: CRK,
gemachtigde: mr. P. Wieringa.
De zaak in het kort
In deze zaak hebben partijen, een beveiligingsmedewerker en een beveiligingsbedrijf, een geschil over de vraag of tussen hen een overeenkomst van opdracht bestaat dan wel een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het verzoek van werknemer om werkgever te veroordelen tot betaling van onder meer loon en een transitievergoeding wordt daarom toegewezen.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om onder meer te bepalen dat CRK een transitievergoeding moet betalen. CRK heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 16 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn daar verschenen en hebben hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen met e-mails en brieven van 21 oktober 2024, 7 november 2024 en 11 november 2024 nog stukken toegestuurd.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is met ingang van 15 september 2023 met CRK een overeenkomst aangegaan. In de schriftelijke overeenkomst staat onder meer dat [verzoeker] als ‘opdrachtnemer’ beveiligingsdiensten gaat uitvoeren voor CRK als bevei-ligingsbedrijf, en dat de overeenkomst is aangegaan voor een jaar en tot 15 september 2024. In die overeenkomst staat ook dat [verzoeker] de overeenkomst is aangegaan onder de naam ‘eenmanszaak [verzoeker] Services’.
2.2.
Verder vermeldt de schriftelijke overeenkomst dat [verzoeker] voor zijn werk-zaamheden elke maand facturen zal toezenden aan CRK en dat [verzoeker] bij het uit-voeren van de overeenkomst gebruik kan maken van derden.
2.3.
[verzoeker] is in het kader van de overeenkomst werkzaamheden gaan verrichten als beveiligingsmedewerker in het datacenter van Microsoft in [plaats 2] . Hij heeft voor die werkzaamheden maandelijks facturen gestuurd aan CRK.
2.4.
De belastingdienst heeft in een rapport van 20 juni 2024, naar aanleiding van een boekenonderzoek bij de eenmanszaak van [verzoeker] , geconcludeerd dat de werkzaam-heden die [verzoeker] verricht voor CRK bij het datacenter van Microsoft in [plaats 2] moeten worden gekwalificeerd als werkzaamheden in dienstbetrekking. De belastingdienst heeft daarbij onder meer aangegeven dat [verzoeker] per 1 januari 2024 moet worden op-genomen in de loonadministratie van CRK.
2.5.
De advocaat van [verzoeker] heeft CRK met e-mails van 3 juli 2024 en 12 juli 2024 meegedeeld dat [verzoeker] moet worden opgenomen in de loonadministratie van CRK en dat loon moet worden betaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en te bepalen dat CRK een bedrag van € 8.147,17 bruto aan achter-stallig loon moet betalen. Ook wordt verzocht om te bepalen dat CRK een transitievergoe-ding moet betalen van € 1.778,40 bruto, niet-genoten vakantiedagen, wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grond-slag – kort weergegeven – dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen, en niet van een overeenkomst van opdracht.
3.2.
CRK voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. CRK neemt daarbij het standpunt in – samengevat – dat partijen geen arbeidsovereenkomst zijn aange-gaan en dat ook nooit hebben bedoeld. In het geval dat moet worden uitgegaan van een ar-beidsovereenkomst kan [verzoeker] volgens CRK geen aanspraak maken op het door hem gestelde bedrag aan loon, maar hooguit op het loon volgens de CAO Particuliere Beveili-ging. Verder stelt CRK dat zij niet gebonden is aan afspraken die [verzoeker] maakt met de belastingdienst en dat [verzoeker] deze zaak had moeten starten met een dagvaarding en niet met een verzoekschrift.

4.De beoordeling

de zaak kan worden gestart met een verzoekschrift
4.1.
[verzoeker] heeft deze zaak terecht gestart met een verzoekschrift en niet met een dagvaarding. Het verzoek van [verzoeker] ziet immers mede op een transitievergoeding en de wet schrijft voor dat de zaak dan moet worden ingeleid met een verzoekschrift. [1] De ande-re vorderingen van [verzoeker] kunnen vervolgens ook worden ingediend met een verzoek-schrift, omdat alle verzoeken en vorderingen met elkaar verband houden. [2]
waar gaat de zaak over?
4.2.
Het gaat in deze zaak met name om de vraag of voor recht moet worden verklaard dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen en of CRK moet worden veroor-deeld tot betaling van achterstallig loon, een transitievergoeding en niet-genoten vakantie-dagen.
de overeenkomst tussen partijen is een arbeidsovereenkomst
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen moet worden aange-merkt als een arbeidsovereenkomst en niet als een overeenkomst van opdracht. De kanton-rechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.
4.4.
In de wet is de arbeidsovereenkomst omschreven als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. [3]
4.5.
Om te kunnen beoordelen of een overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wette-lijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt. Voor deze kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. [4]
4.6.
Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt vol-gens rechtspraak af van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. [5] Van belang kunnen onder meer zijn de aard en duur van de werkzaamheden, de wijze waar-op de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald, de inbedding van het werk en de-gene die de werkzaamheden verricht in de organisatie, en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht.
4.7.
Ook kan een rol spelen het al dan niet bestaan van een verplichting het werk per-soonlijk uit te voeren, de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen, de wijze waarop de beloning wordt bepaald, de hoogte van deze beloningen, en de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt. Verder kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt.
4.8.
Op de zitting heeft de kantonrechter met partijen vastgesteld dat [verzoeker] in het kader van de uitvoering van de overeenkomst feitelijk werkzaamheden als beveiliger heeft verricht in het datacenter van Microsoft in [plaats 2] . Daarbij had hij als taak om toezicht en controle te houden op de ruimtes en het personeel in het datacenter, als deel van een team van beveiligers. Ook staat vast dat de beveiligingswerkzaamheden door Microsoft zijn uit-besteed aan Securitas, die vervolgens CRK als ‘onderaannemer’ heeft ingeschakeld. Bij het datacenter zijn ongeveer 20 beveiligers van Securitas werkzaam, allen als werknemers in dienst van Securitas, en ongeveer 30 medewerkers van CRK, allen volgens CRK ‘zzp’er’.
4.9.
Op de zitting is gebleken dat [verzoeker] voor de verschillende werkzaamheden die hij verrichtte bij het datacenter instructies kreeg van Securitas, dat hij een training moest volgen waarbij aan hem een uitgebreide werkmap met regels werd verstrekt, en dat hij voor de verschillende werkzaamheden telkens een ‘inleerperiode’ kreeg, waarbij hij door een coördinator/leidinggevende van Securitas werd begeleid. Verder werkte [verzoeker] aan de hand van een door CRK opgesteld rooster, nadat [verzoeker] zijn beschikbaarheid had doorgegeven. [verzoeker] werkte steeds in een dienst van acht, tien of twaalf uur, en in een uniform. Daarbij werd vanuit een centrale locatie in het datacenter met camera’s toezicht gehouden, ook op de werkzaamheden van [verzoeker] , en kreeg hij via een portofoon geregeld instructies van een coördinator/leidinggevende over de uitvoering van het werk.
4.10.
Daarnaast hebben partijen toegelicht dat Microsoft zeer strikte eisen stelt aan de beveiligers die bij het datacenter werken, dat die beveiligers een screening moeten onder-gaan en over de vereiste verklaringen en vergunningen moeten beschikken, en dat sancties worden opgelegd als een beveiliger zich niet houdt aan de voorschriften.
4.11.
De kantonrechter concludeert gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandighe-den dat [verzoeker] werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst. [verzoeker] heeft gedurende een jaar fulltime werkzaamheden als beveiliger verricht, waarbij de inhoud van die werkzaamheden en de werktijden volledig werden bepaald door CRK, Securitas en/ of Microsoft. Zowel de werkzaamheden als de functie van [verzoeker] waren ook geheel ingebed in de organisatie van CRK, Securitas en Microsoft. Daarbij werden aan [verzoeker] door CRK, Securitas en/of Microsoft regelmatig instructies gegeven en werd toezicht gehouden. Gelet daarop volgt uit de realiteit waarin [verzoeker] werkte dat sprake is van overeengekomen rechten en verplichtingen die voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.
4.12.
De stelling van CRK dat partijen niet hebben bedoeld om een arbeidsovereenkomst aan te gaan, is niet relevant, zoals hiervoor al is overwogen. De omstandigheid dat [verzoeker] de overeenkomst is aangegaan onder de naam van zijn eenmanszaak, kan ook niet wegnemen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daarbij is mede van belang dat [verzoeker] ten aanzien van zijn werkzaamheden als beveiliger geen commercieel risico loopt, dat hij zich daarbij niet als ondernemer heeft gedragen, dat hij wat betreft fiscale behande-ling door de belastingdienst is aangemerkt als werknemer, en dat [verzoeker] het beveili-gingswerk alleen voor CRK heeft gedaan.
4.13.
De door CRK gestelde vrijheid voor [verzoeker] om te bepalen op welke tijden hij zich beschikbaar stelde en om zich te laten vervangen, doet er ook niet af dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Vast staat dat [verzoeker] zich aan strikte regels en instructies moest houden als hij de werkzaamheden uitvoerde, zoals hiervoor is overwogen. Er is niet gebleken dat [verzoeker] zich met grote regelmaat of langdurig niet beschikbaar heeft ge-houden. Integendeel, [verzoeker] heeft gedurende een jaar frequent en in diensten van acht, tien of twaalf uur zijn werkzaamheden als beveiliger verricht. Voor zover [verzoeker] zich al zou kunnen laten vervangen, geldt dat nergens uit blijkt dat dit ook daadwerkelijk is ge-beurd. Bovendien heeft CRK zelf opgemerkt dat een vervanger eveneens moet voldoen aan de strikte eisen die voor [verzoeker] gelden, zodat vervanging niet eenvoudig is. Overigens sluit de vrijheid om al dan niet op het werk te verschijnen en om opdrachten al dan niet te aanvaarden, op zichzelf het bestaan van een arbeidsovereenkomst ook niet uit. [6]
4.14.
De conclusie is dus dat de overeenkomst tussen partijen moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.
het bewijsvermoeden van een arbeidsovereenkomst is ook niet weerlegd
4.15.
Daarbij komt dat [verzoeker] terecht een beroep heeft gedaan op het wettelijk ver-moeden dat hij zijn werkzaamheden krachtens arbeidsovereenkomst heeft verricht. [7] [verzoeker] heeft immers ten behoeve van CRK tegen beloning gedurende ten minste drie op-eenvolgende maanden, wekelijks arbeid verricht.
4.16.
CRK heeft dit vermoeden niet weerlegd, zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen. Ook om die reden moet de conclusie zijn dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.
de loonvordering wordt (deels) toegewezen
4.17.
[verzoeker] vordert dat CRK wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 8.147,17 bruto aan achterstallig loon (inclusief vakantiegeld) over de periode vanaf 1 juni 2024 tot het einde van de arbeidsovereenkomst per 15 september 2024.
4.18.
[verzoeker] stelt dat CRK de facturen voor zijn werkzaamheden tot 1 juni 2024 heeft betaald, maar dat CRK daarna enige tijd niets heeft betaald, en vervolgens vanaf 22 augustus 2024 loon is gaan betalen op basis van een uurloon van € 15,33 bruto. Volgens [verzoeker] is echter een uurloon overeengekomen van € 23,75 bruto. CRK stelt dat als er-van moet worden uitgegaan dat een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat, voor de bepaling van het loon moet worden aangesloten bij het uurloon volgens de CAO Particuliere Beveiliging, te weten € 15,33 bruto.
4.19.
De kantonrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat als beloning voor de werkzaamheden een uurtarief is afgesproken van € 23,75 (bruto). Dat betekent dat ook in het kader van de arbeidsovereenkomst moet worden uitgegaan van een overeengekomen loon van € 23,75 bruto per uur. Een andere afspraak daarover is er immers niet.
4.20.
Het beroep van CRK op de wettelijke regel dat een gebruikelijk loon of een loon naar billijkheid moet worden bepaald, indien geen loon is vastgesteld, gaat niet op. [8] In dit geval is namelijk wel een loon vastgesteld, zoals hiervoor is overwogen.
4.21.
Er is geen grond om het loon vast te stellen aan de hand van de CAO Particuliere Beveiliging, zoals CRK bepleit. Partijen zijn niet overeengekomen dat die CAO van toepas-sing is en de CAO is over de periode waar het hier om gaat ook niet algemeen verbindend verklaard. Bovendien volgt uit de CAO dat partijen daarvan ten gunste van een werknemer kunnen afwijken en dus kunnen afspreken dat een werknemer aanspraak heeft op een hoger loon dan uit de CAO volgt. [9]
4.22.
Op de zitting heeft CRK erkend dat [verzoeker] in zijn berekening van het ver-schuldigde loon is uitgegaan van het juiste aantal gewerkte uren en ook overigens is die berekening niet betwist. Dat betekent dat [verzoeker] , uitgaande van een uurloon van
€ 23,75 bruto, terecht stelt dat CRK nog een bedrag aan loon van € 8.147,17 bruto verschul-digd is, rekening houdend met de loonbetalingen die CRK na 22 augustus 2024 nog heeft gedaan.
4.23.
[verzoeker] heeft op de zitting erkend dat op de loonvordering een bedrag in min-dering moet komen van € 2.605,00, omdat CRK facturen van [verzoeker] heeft betaald die zien op verrichte werkzaamheden in de periode na 1 juni 2024. Dat bedrag moet als bruto-bedrag in mindering worden gebracht, omdat [verzoeker] en/of CRK over dit bedrag loon- of inkomstenbelasting moeten afdragen. Dat betekent dat [verzoeker] nog aanspraak heeft op betaling van ‭€ 5.542,17 bruto (€ 8.147,17 bruto -/- € 2.605,00).‬‬‬‬‬‬
4.24.
CRK zal dus worden veroordeeld tot betaling van € ‭5.542,17‬ bruto aan loon (inclu-sief vakantietoeslag).‬‬‬‬‬‬‬
4.25.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, omdat CRK te laat betaalt en in ver-zuim is. De wettelijke verhoging kan ook worden toegewezen, maar zal worden gematigd tot 10%. Daarbij weegt mee dat op de zitting is gebleken dat [verzoeker] net als CRK is overvallen en verrast door de mededeling van de belastingdienst dat sprake is van een ar-beidsovereenkomst en dat CRK op de zitting voldoende heeft toegelicht dat zij tijd nodig heeft gehad om haar administratie aan te passen.
de vordering ten aanzien van niet-genoten vakantiedagen wordt toegewezen
4.26.
CRK zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.436,40 bruto aan niet-genoten vakantiedagen. [verzoeker] kan daarop aanspraak maken op grond van de ar-beidsovereenkomst. CRK heeft het gevorderde bedrag en de berekening daarvan ook niet weersproken.
4.27.
Ook hier is gevorderde wettelijke rente toewijsbaar, net als de wettelijke verhoging, die zal worden gematigd tot 10%.
er is recht op een transitievergoeding
4.28.
Het verzoek van [verzoeker] om CRK te veroordelen tot betaling van een transitie-vergoeding van € 1.778,40 bruto wordt toegewezen.
4.29.
Gelet op het feit dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen die van rechtswege is afgelopen op 15 september 2024, heeft [verzoeker] aanspraak op een tran-sitievergoeding. [10] Er is geen discussie over het feit dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van CRK niet aansluitend is voortgezet. Het gevorderde bedrag aan transitievergoeding is ook niet betwist.
4.30.
De kantonrechter begrijpt dat CRK nog als verweer voert dat bij de berekening van de transitievergoeding niet de gehele duur van de overeenkomst tussen partijen moet worden betrokken, omdat de belastingdienst heeft aangegeven dat [verzoeker] pas per 1 januari 2024 moet worden opgenomen in de loonadministratie van CRK. Dat verweer gaat niet op. Hiervoor is geoordeeld dat de overeenkomst tussen partijen moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat de gehele duur van de arbeidsovereenkomst vanaf 15 september 2023 meetelt bij de bepaling van het recht op en de hoogte van de tran-sitievergoeding. De vraag of en wanneer [verzoeker] is opgenomen in de loonadministratie van CRK is niet relevant.
4.31.
De gevorderde wettelijke rente is ook hier toewijsbaar, vanaf 15 oktober 2024. [11]
de buitengerechtelijke kosten worden toegewezen
4.32.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 921,60 worden toegewezen, omdat voldoende is gebleken van buitengerechtelijke werkzaamheden die een vergoeding daarvoor rechtvaardigen en het bedrag in overeenstemming is met de gebruikelijke tarieven.
de proceskosten komen voor rekening van CRK
4.33.
De proceskosten komen voor rekening van CRK, omdat CRK overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 87,00 aan grif-fierecht en € 543,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen;
5.2.
veroordeelt CRK om aan [verzoeker] een bedrag van € ‭5.542,17‬ bruto aan ach-terstallig loon te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2024 en te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 10%;‬‬‬‬‬‬‬
5.3.
veroordeelt CRK om aan [verzoeker] een bedrag van € 1.436,40 bruto aan vergoe-ding voor niet-genoten vakantiedagen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2024 en te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maxi-mum van 10%;
5.4.
veroordeelt CRK om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 1.778,40 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.5.
veroordeelt CRK om aan [verzoeker] te betalen de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 921,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 september 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.6.
veroordeelt CRK in de proceskosten van € 630,00;
5.7.
wijst het verzoek voor het overige af;
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behalve de verklaring voor recht onder 5.1. [12]
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.

Voetnoten

1.Art. 7:686a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Art. 7:686a lid 3 BW.
3.Art. 7:610 BW.
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 6 november 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2020:1746 (
5.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 24 maart 2023, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2023:443 (
6.Zie noot 3.
7.Artikel 7:610a BW.
8.Artikel 7:618 BW.
9.Zie o.a. artikel 36 en 108 van de CAO Particuliere Beveiliging.
10.Artikel 7:673 lid 1, onder a en 3°, BW.
11.Artikel 7:686a lid 1 BW.
12.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.