Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 21 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de eis in reconventie.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak gaat het om een kort geding tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De vrouw heeft de man aangeklaagd omdat hij weigert een bod van € 360.000,00 te accepteren dat door een neef van de vrouw is gedaan. Dit bod is in overeenstemming met de eerder door de makelaar vastgestelde vraagprijs. De vrouw vordert dat de man wordt veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen eerder een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, waarin is afgesproken dat de woning aan de man zou worden toegedeeld, mits hij binnen twee maanden zou aantonen dat hij de vrouw kon ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschulden. De man heeft echter niet gereageerd op het bod van de neef van de vrouw en heeft geen bewijs geleverd dat de woning bij verkoop via Funda een hogere prijs zou opleveren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de man ten onrechte het bod van € 360.000,00 niet heeft aanvaard. De vrouw heeft al geruime tijd geprobeerd om de man te bewegen tot medewerking aan de verkoop van de woning, wat heeft geleid tot deze rechtszaak. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw toe en verleent haar vervangende toestemming voor de verkoop van de woning. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de vrouw om het verkooptraject zonder zijn bemoeienis af te ronden. De vorderingen van de man worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.