ECLI:NL:RBNHO:2024:12390

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
15/330084-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn nichtje. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2004 en 24 maart 2007 in Alkmaar. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster, die op 13 oktober 2022 aangifte deed, grondig beoordeeld. De aangeefster verklaarde dat zij als kind door de verdachte seksueel is misbruikt tijdens logeerpartijen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster gedetailleerd en consistent waren, en dat er voldoende steunbewijs was, waaronder verklaringen van getuigen en de echtgenote van de verdachte. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar waren, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en werd een schadevergoeding van € 3.500 aan de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het misbruik van het vertrouwen van de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/330084-23 (P)
Uitspraakdatum: 28 november 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. A.T. Leigh, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
feit 1hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 24 maart 2007 te Alkmaar, althans in Nederland, met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten (telkens)
-het brengen en/of houden van een of meerdere van zijn, verdachtes, vingers in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer];
feit 2hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 24 maart 2007 te Alkmaar, althans in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, één of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten (telkens)
-het betasten van de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De verklaring van aangeefster is authentiek en gedetailleerd. Er is voldoende steunbewijs om de verklaring van aangeefster te ondersteunen. De verklaring van aangeefster wordt allereerst ondersteund door de verklaring van haar moeder. De echtgenote van de verdachte heeft verklaard dat hij tegen haar heeft bekend dat er dingen zijn gebeurd met aangeefster. Dit volgt ook uit de verklaring van de zoon van de verdachte. De verklaring van verdachte dat hij weliswaar ‘bekend’ heeft, maar dat hij dit cynisch bedoelde, is niet aannemelijk. De verklaringen van [naam 1] , het nichtje van aangeefster, en [naam 2] kunnen bovendien worden gebruikt steunbewijs in de vorm van schakelbewijs. In de verklaring van [naam 1] ziet de officier van justitie grote gelijkenissen met de verklaring van aangeefster.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster onvoldoende betrouwbaar is. De details in de verklaring kloppen niet. Ook is er sprake van tijdsverloop. Het gestelde seksueel misbruik zou zich ruim zeventien jaar geleden hebben afgespeeld. Dit tijdsverloop maakt dat er met terughoudendheid en zorgvuldigheid moet worden gekeken naar de verklaring. Er was bovendien aanleiding om eerder naar voren te komen vanwege een eerdere aangifte tegen de verdachte door een nichtje. De raadsman acht het mogelijk dat er onderling, binnen de familie, met elkaar gesproken is over deze eerdere aangifte. Dit alles maakt dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is.
Bovendien staat de verklaring van de aangeefster op zichzelf en wordt deze in onvoldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verklaring van de echtgenote kan niet als steunbewijs worden gezien. De verdachte heeft helemaal geen bekentenis afgelegd. De echtgenote heeft zijn woorden verkeerd begrepen en heeft deze ten onrechte opgevat als een bekentenis.
Daarnaast kunnen de aangifte van [naam 1] uit 2015 en de verklaring van [naam 2] niet dienen als schakelbewijs. Dit geldt ook voor de getuigenverklaring van [naam 1] in 2022. Deze is zodanig onbetrouwbaar, dat deze niet kan worden gebruikt als schakelbewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
De betrouwbaarheid van de verklaring van Amy [slachtoffer]De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster Amy [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voldoende betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs zijn. Indien daarop een bevestigend antwoord wordt gegeven, komt als vervolgvraag aan de orde of de verklaringen van [slachtoffer] voldoende worden ondersteund door de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Op 13 oktober 2022 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen de verdachte. Samengevat verklaart [slachtoffer] dat zij sinds zij vier of vijf jaar oud was gedurende twee jaar door de verdachte seksueel is misbruikt. Het misbruik vond plaats als zij bij de verdachte, de partner van haar tante, bleef logeren. Zij sliep dan op de zolder. De verdachte kwam in de nacht of in de ochtend bij haar liggen. Zij vroeg dan of zij een spelletje mocht spelen op zijn telefoon en dan vroeg hij of hij haar mocht kriebelen. Dit kriebelen bestond uit het betasten van de vagina van [slachtoffer] . De verdachte likte meestal daarvoor of daarna aan zijn vingers. [slachtoffer] verklaart hierover dat ze het heel raar vond als hij dat deed. De verdachte ging met twee vingers tussen haar schaamlippen en maakte draaiende bewegingen en ging heen en weer. Hij draaide met zijn vingers rondjes tussen haar schaamlippen. De verdachte zei tegen haar dat het hun geheim was. Het misbruik stopte toen [slachtoffer] niet meer ging logeren bij haar oom en tante.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] specifiek, gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent zijn over op welke wijze, onder welke omstandigheden en in welke periode het misbruik heeft plaatsgevonden. Zo heeft [slachtoffer] gedetailleerd en consistent verklaard over de handelingen die de verdachte bij haar heeft verricht, waar deze handelingen hebben plaatsgevonden en de wijze waarop zij daarbij door de verdachte is benaderd.
Bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] heeft de rechtbank ook gelet op de omstandigheden waaronder zij voor het eerst haar verhaal heeft verteld. Bij de politie heeft [slachtoffer] verklaard dat zij, wat haar is overkomen, lang niet heeft willen dan wel durven delen, omdat haar nichtje [naam 1] (hierna: [naam 1] ) jaren eerder ook aangifte heeft gedaan tegen de verdachte. Dit heeft tot veel onrust geleid binnen de familie en het was net rustig geworden. [slachtoffer] wilde ook het leven van haar tante en neefje niet verpesten. [slachtoffer] besefte pas toen [naam 1] aangifte had gedaan, dat hetgeen de verdachte bij haar had gedaan slecht was. De spanningen hebben zich vervolgens bij [slachtoffer] opgebouwd. Na de verjaardag van [slachtoffer] ’s moeder in de zomer van 2022, waar de verdachte ook aanwezig was, kwam het tot een uitbarsting. [slachtoffer] heeft toen haar moeder voor het eerst over het misbruik van de verdachte verteld. Daarbij heeft ze huilend aangegeven dat zij het eerst niet wilde vertellen, omdat dit ook gevolgen had voor haar familie. Hiermee is een, naar het oordeel van de rechtbank, begrijpelijke uitleg gegeven voor de lange tijd die is verstreken tussen de aangifte van [naam 1] en die van [slachtoffer] . Dit en de manier en het moment waarop [slachtoffer] tenslotte haar moeder verteld over het misbruik dragen naar het oordeel van de rechtbank bij aan de authenticiteit en de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
Er zijn geen aanwijzingen dat [slachtoffer] haar verklaring heeft verzonnen. Ook hetgeen verder is aangevoerd door de raadsman geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer] . Dat mogelijk sprake is van een vergissing in welk computerspelletje [slachtoffer] destijds op de telefoon van verdachte speelde maakt dit niet anders.
Conclusie ten aanzien van de betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
Gelet op de consistentie van de verklaringen van [slachtoffer] op essentiële onderdelen en de gedetailleerdheid daarvan acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar. De rechtbank zal haar verklaringen daarom als uitgangspunt voor de bewijsvoering nemen.
Het steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer]In zedenzaken spelen de feiten zich doorgaans tussen twee personen af, buiten het zicht van anderen. Het is de rechter volgens de wet niet toegestaan om het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan uitsluitend te baseren op de verklaring van één getuige (artikel 342 lid 2 Sv). De rechter mag daarom niet tot een bewezenverklaring komen als de door de aangeefster genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende worden ondersteund door ander bewijs. Onderdelen van het ten laste gelegde feit kunnen wel worden bewezen op grond van de enkele verklaring van de aangeefster. Het is dus niet vereist dat de ten laste gelegde seksuele handelingen als zodanig steun vinden in ander bewijs. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de aangeefster op specifieke punten wordt bevestigd door de inhoud van ander bewijsmateriaal. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van de aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv wordt voldaan, en overweegt daartoe het volgende.
Allereerst vindt de aangifte van [slachtoffer] ondersteuning in de verklaring van de verdachte ter zitting. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat [slachtoffer] regelmatig bij hem kwam logeren, dat ze dan op de zolder sliep en dat [slachtoffer] spelletjes op zijn telefoon mocht spelen. Daarnaast vindt de aangifte van [slachtoffer] ondersteuning in de verklaring van getuige [naam 1] , de echtgenote van de verdachte. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] aan haar heeft verteld wat er was gebeurd. Getuige [naam 1] is toen naar huis gegaan en heeft de verdachte hiermee geconfronteerd. Op haar vraag of het waar was wat [slachtoffer] vertelde, heeft de verdachte bevestigend geantwoord. Voorts heeft getuige [naam 1] verklaard dat de verdachte heeft gezegd dat het klopte wat [slachtoffer] vertelde en dat hij het alleen met zijn handen heeft gedaan. De enkele stelling van de verdachte dat hij slechts cynisch reageerde acht de rechtbank ongeloofwaardig in het licht van deze details van de verklaring van getuige [naam 1] . Gelet op de verklaring van getuige [naam 1] en in combinatie met de overige bewijsmiddelen zal de rechtbank de uitleg van de verdachte over zijn “bekentenis” niet volgen.
Schakelbewijs als steunbewijs
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) onder omstandigheden is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat daarom ook de verklaring van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) uit 2015, toen [naam 1] vijf jaar oud was, als steunbewijs kan dienen voor de aangifte van [slachtoffer] . De rechtbank stelt vast dat de gedetailleerde verklaring van [naam 1] op essentiële punten overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met de verklaring van [slachtoffer] , hetgeen duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte. Niet alleen komt de leeftijd (vier à vijf jaar) van [slachtoffer] en [naam 1] overeen, maar ook het door hen beschreven gedrag van de verdachte bij het misbruik. [naam 1] logeert bij de verdachte op de zolder, de verdachte komt bij haar in bed liggen en vraagt of hij haar mag kriebelen. Hij kriebelt haar dan met zijn vingers bij haar “voorbillen”. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze verklaring van [naam 1] . Zij is destijds als vierjarige gehoord in een kindvriendelijke studio. Daarnaast heeft de verdachte in zijn verhoor in 2015 ook grotendeels het verhaal van [naam 1] bevestigd. De verdachte heeft destijds verklaard dat [naam 1] regelmatig kwam logeren en dat hij dan een spelletje met zijn telefoon speelde met haar, waarbij hij met een lampje op haar buik scheen en haar ging kriebelen.
Conclusie
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en, gelet op het voornoemde steunbewijs, al dan niet in de vorm van schakelbewijs, in onderling verband en samenhang bezien, in voldoende mate door bewijs afkomstig uit andere bronnen wordt ondersteund. De rechtbank vindt daarom dat de onder 1 en 2 aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De verweren van de raadsman worden daarmee verworpen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 24 maart 2007 te Alkmaar, met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten (telkens) -het brengen en/of houden van een of meerdere van zijn, verdachtes, vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer];
feit 2hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 24 maart 2007 te Alkmaar, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens) -het betasten van de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer].
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;feit 2
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
beide feiten meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 3 jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging geen opmerkingen gemaakt.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan twee jaar ontucht gepleegd met zijn nichtje. Hij heeft haar meerdere keren betast aan haar vagina met zijn vingers. Dit zijn buitengewoon ernstige feiten, waarmee de verdachte een grote inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster heeft gemaakt en haar op zeer jonge leeftijd in haar seksuele ontwikkeling heeft gestoord. De verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij ten opzichte van aangeefster had. In het huis van haar oom en tante mocht aangeefster veiligheid en geborgenheid verwachten. Daaraan heeft het haar ernstig ontbroken. Uit de slachtofferverklaring van aangeefster spreekt ook veel verdriet. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten en heeft daarvoor geen enkele rekenschap afgelegd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 17 december 2023 van E. van Baarsen, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. In het rapport wordt – kort samengevat – geconcludeerd dat het risico op recidive van seksuele misdrijven laag is. Bij schuldigverklaring acht de reclassering een behandeling, gericht op seksualiteit, geïndiceerd, waardoor de verdachte meer inzicht krijgt in zijn seksualiteitsbeleving en zijn grensoverschrijdend gedrag. De stellig ontkennende houding van de verdachte vormt hierbij een beperkende factor. De reclassering adviseert daarom aan de verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
Gelet op de aard, ernst, duur en frequentie van het misbruik en op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank geen andere straf dan een vrijheidsbenemende straf op zijn plaats. De rechtbank komt evenwel tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist omdat zij in straf verlagende zin rekening houdt met het forse tijdsverloop in deze zaak.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden opleggen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 8 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering volledig toe te wijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de door hem bepleitte vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde feiten een zodanig ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van aangeefster maakt, dat reeds hieruit volgt dat sprake is van aantasting van de persoon. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Zij acht de verdachte aansprakelijk voor die schade en bepaalt deze, gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, op € 3.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244, 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 (zestien)maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
8 (acht)maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.500,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.500,00, bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 45 dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Mac Donald, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. I.A.M. Tel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2024.