Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de akte van Kennemer Wonen van 25 oktober 2024
- de akte van [gedaagde] van 25 oktober 2024.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen Kennemer Wonen en [gedaagde]. Kennemer Wonen, de verhuurder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning die sinds 1 juni 1991 aan [gedaagde] was verhuurd. De verhuurder stelde dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde had en het gehuurde aan derden in gebruik had gegeven, wat in strijd is met de huurovereenkomst. Tijdens de procedure heeft [gedaagde] betwist dat hij zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde had, maar de kantonrechter oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] het gehuurde in gebruik heeft gegeven aan zijn zoon en dochter, en dat hij zelf veel tijd doorbracht bij zijn vriendin op een ander adres. De rechter oordeelde dat het niet hebben van hoofdverblijf in het gehuurde een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. De kantonrechter heeft de vordering van Kennemer Wonen toegewezen en [gedaagde] veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding voor elke maand dat de woning niet is ontruimd, evenals de proceskosten van Kennemer Wonen.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders met betrekking tot het hoofdverblijf en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De kantonrechter heeft de ontruiming van de woning gerechtvaardigd, gezien de omstandigheden van de zaak en de belangen van de verhuurder.