Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
€ 2.733,84 (bestaande uit € 150,00 aan tarief verloren kaart, € 373,81 aan schadevergoeding, € 1.853,44 aan slagboomschade en € 356,59 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
Eenmaal bij de slagboom moest [gedaagde] een bedrag van € 5,40 bijbetalen omdat de uitrijtijd inmiddels was verstreken. De slagboom gaf geen reactie bij het aanbieden van zijn betaalpas. [gedaagde] heeft vervolgens meerdere malen de klantenservice geprobeerd te bereiken via de intercom maar er werd niet gereageerd. Ook was er niemand bij de portiersloge. Doordat hij samen met zijn dochter geruime tijd heeft moeten wachten in een garage waar de luchtkwaliteit dusdanig slecht was dat zij daar last van kregen, heeft [gedaagde] uiteindelijk de slagboom geforceerd opengemaakt en is hij weggereden. [gedaagde] verwijt
Q-Park dat zij niet beter heeft geanticipeerd op de filevorming, dan was het niet zo ver gekomen,
4.De beoordeling
In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of Q-Park de informatieplichten ten tijde van het sluiten van de overeenkomst heeft nageleefd en of de bedingen in de gesloten overeenkomst oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EEG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen afspraken zouden hebben gemaakt in de overeenkomst en in de algemene voorwaarden.
Deze artikelen zijn zodanig ruim geformuleerd dat Q-Park in het geval van uitrijden zonder geldig parkeerbewijs- of middel op alle vijf bedingen een beroep zou kunnen doen.
Q-Park doet dit ook: in de dagvaarding stelt zij dat [gedaagde] gehandeld heeft in strijd met artikel 5.5 en/of 5.7 en dat de consument op grond van de artikelen 5.5, 5.6, 5.7 en 5.8 de schadevergoeding en het tarief verloren kaart is verschuldigd. Daarnaast is de consument naar de kantonrechter het standpunt van Q-Park ter zitting begrijpt op grond van artikel 7.5 aansprakelijk voor de slagboomschade.
De artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 bepalen namelijk dat het tarief verloren kaart onverlet laat het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief verloren kaart. Deze formulering laat de mogelijkheid open dat Q-Park het daadwerkelijke parkeertarief vordert naast het tarief verloren kaart.
Q-Park verklaard dat het in dit geval niet om treintje rijden ging, maar om het uitrijden zonder geldig betaalbewijs en dat er sprake was van “dezelfde gedraging” als bedoeld in artikel 5.8. Gevraagd naar hoe dit zich verhoudt tot artikel 7.5. is namens Q-Park vervolgens verklaard dat er toch sprake was van twee gedragingen, namelijk het toebrengen van schade aan de parkeerfaciliteit en het onrechtmatig uitrijden.
Door het beschadigen van de slagboom c.q. langs de slagboom te rijden, althans het zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs of- middel verlaten van een parkeeraccommodatie, is in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Hierdoor lijdt Q-Park schade, die aan [gedaagde] kan worden toegerekend, aldus Q-Park.
Q-Park zich op de wet beroept, ambtshalve onderzoeken of de bedingen in haar algemene voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen. Aangezien deze bedingen hiervoor als oneerlijk zijn aangemerkt, kan Q-Park ingevolge dit arrest geen aanspraak meer maken op de wettelijke regeling - onrechtmatige daad in dit geval - die zonder deze bedingen van toepassing zou zijn geweest. Het met succes subsidiair kunnen vorderen van de wettelijke schadevergoeding leidt namelijk tot hetzelfde resultaat als vervanging van het beding.
Het terugvallen van de gebruiker op de wet in een subsidiaire vordering doet daarmee afbreuk aan de afschrikwekkende werking van de vernietiging van het oneerlijke beding.
De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op nihil omdat [gedaagde] zich niet laat bijstaan door een professioneel gemachtigde.