ECLI:NL:RBNHO:2024:12308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
HAA 24/179
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van een woning op grond van de Opiumwet na aantreffen van drugs en materialen voor drugshandel

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, op 25 november 2024, werd het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden behandeld. De sluiting was gebaseerd op de Opiumwet, nadat er drugs en materialen voor drugshandel in de woning waren aangetroffen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J. Pardijs, had geen omstandigheden aangevoerd die de sluiting onevenredig zouden maken. De burgemeester had de sluiting gerechtvaardigd door te wijzen op de kwetsbare ligging van de woning in een drugsgevoelige wijk en de nabijheid van een uitgaansgelegenheid. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de sluiting onterecht maakten en dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekende dat hij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/179

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.J. Pardijs),
en

de Burgemeester van de gemeente Castricum, verweerder

(gemachtigden: S. Hoogland en mr. W.M. de Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de sluiting van de woning [adres] in [plaats] voor de duur van drie maanden.
1.1.
Met het bestreden besluit van 5 december 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de woning tijdelijk mocht sluiten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante feiten
4. Eiser was huurder van de woning [adres] in [plaats] .
5. Op 20 maart 2023 ontving verweerder van de politie eenheid Noord-Holland een bestuurlijke rapportage. Daarin staat onder meer dat de politie vanaf 29 mei 2019 verschillende (anonieme) meldingen heeft gehad over eiser en de woning [adres] , waarbij werd gezegd dat er drugs gedeald zouden worden. Op 18 februari 2023 heeft een wijkagent tijdens een observatie gezien dat op de salontafel in de woonkamer (hard)drugs gerelateerde goederen lagen, zoals een weegschaal en een lepel met daarnaast een plastic broodzakje met daarin een witte substantie. Hierop heeft de politie de woning betreden. Tijdens de doorzoeking werden de volgende goederen in beslag genomen:
  • 59 kleine enveloppen/ponypacks voor de verpakking van harddrugs
  • 41 gripzakjes voor de verpakking van harddrugs
  • 23 stuks (vermoedelijk) XTC pillen
  • 11 capsules, onbekende inhoud verpakt in een grip zak ongeveer 5,7 gram
  • 1 brok (vermoedelijk) heroïne ongeveer 1,7 gram
  • Bruine bolletjes met aluminiumfolie (vermoedelijk) wiet en hasj ongeveer 10 gram
  • Plastic broodzakje met wit poeder ongeveer 2 gram
  • Plastic broodzakje met wit poeder ongeveer 18 gram
  • Gripzakje wit poeder opschrift 3mmc ongeveer 1 gram
  • Gripzakje wit poeder ongeveer 1,5 gram
  • Gripzakje wit poeder ongeveer 1 gram
  • Boterhamzakje (vermoedelijk cocaïne) ongeveer 45 gram
  • Gripzakje met (vermoedelijk) crack ongeveer 4,5 gram
  • Boterhamzakje met kristalvormig blok (vermoedelijk crack) ongeveer 25 gram
Verder werden ook in beslag genomen twee weegschalen, een vermaler en voedingssupplementen.
6. Op 24 april 2023 heeft verweerder aan eiser meegedeeld voornemens te zijn de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. Eiser wordt daarbij in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze kenbaar te maken. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
7. Bij besluit van 1 augustus 2023 heeft verweerder besloten de woning van eiser te sluiten voor een periode van drie maanden, ingaande op 14 augustus 2023.
8. De woning is van 14 augustus 2023 tot 14 november 2023 gesloten. Omdat de verhuurder in die periode de huurovereenkomst met eiser heeft ontbonden op grond van artikel 7:231, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, heeft verweerder na afloop van de sluiting de sleutels van de woning aan de eigenaar afgegeven.
Procesbelang
9. Omdat de sluiting van de woning al is geëffectueerd, ziet de rechtbank zich eerst (ambtshalve) voor de vraag gesteld of eiser nog een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
9.1.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van de sluiting van de woning materiële schade heeft geleden. De enkele stelling daartoe is onvoldoende. Tevens is gebleken dat de huurovereenkomst is ontbonden en dat eiser tijdens de periode van sluiting bij een vriend heeft verbleven. Op grond daarvan is de rechtbank niet gebleken dat sprake is van dubbele woonkosten. Dat eiser na de sluiting van de woning ander onderkomen had geregeld, neemt echter niet weg dat eiser als gevolg van de sluiting niet in de woning kon verblijven, waarmee een inbreuk is gemaakt op zijn woonrecht. De rechtbank is van oordeel dat daarin voldoende belang is gelegen bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eiser. [1]
De bevoegdheid
10. De burgemeester heeft op grond van het eerste lid van artikel 13b van de Opiumwet de bevoegdheid om een woning te sluiten als (a) daarin drugs worden aangetroffen die bedoeld zijn om te verhandelen of (b) als er voorwerpen aanwezig zijn waarvan duidelijk is dat die bedoeld zijn om de handel mogelijk te maken. Het uitgangspunt is daarbij dat de burgemeester pas overgaat tot sluiting van een woning na het geven van een waarschuwing, maar daarvan kan worden afgeweken in ernstige situaties. Verder is bij de beoordeling van belang dat uit vaste rechtspraak volgt dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 gram softdrugs in een woning in beginsel aannemelijk is dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking.
11. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning harddrugs zijn aangetroffen. Daarnaast zijn attributen aangetroffen die duiden op drugshandel vanuit de woning.
11.1.
Dat harddrugs en attributen zijn aangetroffen is niet betwist. Eiser stelt dat hij geen wetenschap had van de hoeveelheid drugs in zijn woning. Die aanwezigheid moet volgens eiser gekoppeld worden aan zijn tijdelijke logee, [naam] . Verder stelt eiser dat de anonieme meldingen beschouwd dienen te worden als een geruchtenmachine die geen zelfstandige grondslag kunnenbieden voor de besluitvorming.
11.2.
De rechtbank overweegt dat persoonlijke verwijtbaarheid niet is vereist voor het ontstaan van de bevoegdheid om te woning te sluiten. Wel kan de (mate van) verwijtbaarheid een rol spelen bij de beoordeling of de woningsluiting evenredig is. De rechtbank stelt vast dat de hoeveelheid harddrugs die in de woning van eiser zijn aangetroffen moet worden aangemerkt als een handelshoeveelheid. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs is de rechtbank van oordeel dat daarmee de bevoegdheid van de burgemeester om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten, gegeven is.
In redelijkheid gebruik maken van de bevoegdheid
12. Nu vaststaat dat verweerder bevoegd was de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, dient de rechtbank te beoordelen of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om tot sluiting van de woning over te gaan. De rechtbank neemt daarbij de vaste jurisprudentie en het beleid van verweerder (het Damoclesbeleid) als uitgangspunt en beoordeelt de noodzakelijkheid en de evenredigheid van de maatregel. Uit artikel 6 van het Damoclesbeleid volgt dat – wanneer is voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b van de Opiumwet – bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing volgt. Hiervan kan op grond van artikel 8 van het Damoclesbeleid worden afgeweken indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven. In artikel 9, vijfde lid, van het Damoclesbeleid is bepaald dat in ernstige of spoedeisende gevallen van het geformuleerde beleid en de bijbehorende handhavingsmatrix kan worden afgeweken.
Noodzakelijkheid
13. Eiser stelt zich op het standpunt dat van belang is of er vanuit de woning zelf drugshandel heeft plaatsgevonden. Dit heeft eiser ontkent en de louter anonieme meldingen en geruchten daarover zijn volgens eiser absoluut onvoldoende, nu er geen transacties door getuigen dan wel door de politie zijn waargenomen. Eiser wijst erop dat in de motivering van het besluit nadrukkelijk wordt verwezen naar de anonieme meldingen als redengevend voor de vermeende lange duur van de handel. In het besluit op bezwaar wordt daarentegen overwogen dat niet is gebleken dat de betreffende meldingen een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming. Eiser betwist dat de betreffende meldingen geen rol hebben gespeeld en betwist ook de inhoud van die anonieme meldingen.
13.1.
Verweerder stelt dat eiser niet gemotiveerd heeft weerlegd waarom de burgemeester niet zou mogen uitgaan van de bestuurlijke rapportage. Voorts stelt verweerder dat, of sprake is van feitelijke handel in of vanuit een woning, kan worden aangenomen op grond van politiewaarnemingen, meldingen of verklaringen of het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel. Volgens verweerder maken de aangetroffen drugs en drugsgerelateerde goederen, in combinatie met de verklaringen van omstanders, derden én de eigenaar dat niet aannemelijk wordt geacht dat de drugs slechts voor zeer korte tijd in de woning zouden zijn geweest.
13.2.
De rechtbank overweegt dat aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde en de beëindiging van de rol die het pand speelt bij handel in verdovende middelen en mogelijke criminele activiteiten of strafbare feiten. In dat verband is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld.
13.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het besluit van 1 augustus 2023 – in het kader van de noodzakelijkheid van de sluiting – voldoende gemotiveerd heeft dat bij het beoordelen van de ernst en de omvang van de overtreding naast de hoeveelheid aangetroffen drugs ook de ligging van de woning en overige relevante omstandigheden een rol spelen. Daarbij verwijst verweerder naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (de Afdeling). [2] De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat de noodzaak tot sluiting groter geacht kan worden bij het aantreffen van harddrugs (dan bij softdrugs) en dat de noodzaak in beginsel ook groter zal zijn in geval van recidive. Ten slotte overweegt verweerder dat de noodzaak groter is als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat in het specifieke geval van eiser de noodzaak tot sluiting groter kan worden geacht omdat de woning ligt in nabijheid van een zeer bekende uitgaansgelegenheid in [plaats] . Volgens verweerder worden hierdoor jongeren in de leeftijd 16 tot 23 jaar geconfronteerd met de mogelijkheid van het voorhanden krijgen dan wel het gebruiken van drugs. Daarbij trekt de aanwezigheid van criminele personen in en om dit pand andere criminele activiteiten aan, wat zorgt voor verstoring van de openbare orde en onveiligheid onder omwonenden, café-eigenaren, ondernemers en uitgaanspubliek. Ook wordt volgens verweerder de leefbaarheid van de omgeving aangetast. De rechtbank kan dit volgen.
13.4.
Het standpunt van eiser dat er te veel gewicht is gehangen aan de anonieme meldingen en dat niet is gebleken van handel vanuit de woning maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder feitelijke handel vanuit de woning niet aan de noodzakelijkheid ten grondslag heeft gelegd. Uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling [3] volgt bovendien dat feitelijke handel een rol kan spelen bij de vaststelling van de ernst en omvang van de overtreding. Dat is echter niet de enige factor die van invloed is. Zo volgt uit dezelfde uitspraak dat ook het soort drugs en de ligging van de woning een rol spelen bij vaststelling van de noodzaak. Tevens heeft de Afdeling geoordeeld dat “uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.” [4]
13.5.
Tot slot merkt verweerder op dat meermaals is gemeld dat eiser zelf heeft gedeald gedurende een periode van een aantal jaar en aan onder meer jonge gebruikers (hard)drugs heeft verkocht. Dit volgt onder meer uit de (anonieme) meldingen, die onderdeel uitmaken van de bestuurlijke rapportage. Anders dan wat eiser stelt, mocht verweerder deze (anonieme) meldingen – voor zover die informatie over de persoon van eiser betreffen – meenemen in de beoordeling van de noodzakelijkheid van de sluiting van de woning. Dat die meldingen niet eerder hebben geleid tot ingrijpen door de politie maakt dat niet anders.
13.6.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er noodzaak was tot sluiting van de woning.
Evenredigheid en proportionaliteit
14. Ten aanzien van de verwijtbaarheid stelt eiser zich op het standpunt dat hij niet wist dat de drugs in de woning aanwezig waren en dat de drugs kennelijk behoorden aan zijn tijdelijke logee, [naam] . Eiser wijst erop dat in het besluit op bezwaar expliciet is overwogen dat de sluiting geen indicatie voor daderschap is, maar dat het de verantwoordelijkheid van de huurder is om de hoeveelheid drugs terug te brengen naar een gedoogde gebruikershoeveelheid. De zeer korte tijdspanne tussen de waarneming van de mogelijke aanwezigheid van de drugs en het binnentreden zijn daarbij mede van belang. Volgens eiser kan niet worden uitgesloten dat sprake is geweest van een korte aanwezigheid van de aangetroffen drugs in de woning. Van eiser kon in die korte tijdspanne redelijkerwijs niet worden verwacht dat hij invloed kon uitoefenen op de aanwezigheid alsmede de hoeveelheid van de aangetroffen drugs. Wanneer de gemeente stelt dat er sprake is van een langere duur of handel vanuit de woning dan kan dat enkel op grond van de anonieme getuigenverklaringen en niet op grond van het politierapport.
14.1.
Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat de gevolgen van de sluiting voor hem persoonlijk onvoldoende zijn meegewogen. Hij is afhankelijk van een bijstandsuitkering en daarmee van een lage huur in de particuliere sector. Sluiting van de woning leidt onvermijdelijk tot schuldenproblematiek door onder andere dubbele huur. Eiser stelt zich ten slotte op het standpunt dat verweerder had kunnen volstaan met een waarschuwing, met als bijkomende voorwaarde dat [naam] niet meer mocht verblijven in de betreffende woning.
14.2.
Verweerder stelt dat het enkele feit dat bij een sluiting van een woning de bewoner de woning moet verlaten, geen bijzondere omstandigheid is. Dit is slechts anders indien sprake is van een bijzondere binding met de woning. Tevens heeft eiser geen zienswijze ingediend en tijdens de hoorzitting in bezwaar verklaard dat hij bij derden kon verblijven. Ten slotte is niet onderbouwd dat sluiting van de woning onvermijdelijk zal leiden tot schuldenproblematiek door onder andere dubbele huur. Voorts overweegt verweerder in het kader van de evenredigheid dat het enkele feit dat sprake is van nadelige gevolgen, niet maakt dat sprake is van onevenredigheid. De doelen die gediend worden wegen namelijk zwaarder dan de nadelige gevolgen voor eiser. Daarbij merkt verweerder op dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te brengen. Verweerder stelt dat met een minder ingrijpende maatregel (zoals een waarschuwing) gelet op alle feiten en omstandigheden niet kon worden volstaan.
14.3.
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang zijn. Op grond van vaste rechtspraak is persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. De vraag of iemand een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt kan wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting van de woning. Zo kan het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. [5]
14.4.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder, dat het op grond van de aangetroffen hoeveelheid drugs, de aangetroffen materialen ten behoeve van het voorbereiden voor de verkoop én de verklaringen van omstanders, derden en de eigenaar van de woning, niet aannemelijk wordt geacht dat de drugs uitsluitend voor zeer korte tijd in de woning zouden zijn geweest en eiser daarvan niet op de hoogte zou (kunnen) zijn. Daarbij acht de rechtbank van belang dat niet is gebleken dat eiser niet in de woning verbleef. Tevens wist eiser dat [naam] in de woning verbleef. Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat de drugs van [naam] waren, merkt de rechtbank op dat eiser als huurder en hoofdbewoner van de woning verantwoordelijk is voor wat in de woning gebeurt en op de hoogte had kunnen zijn van de aanwezigheid van drugs in de woning. [6] De stelling dat hij dat niet wist, maakt dat niet anders.
14.5.
Ten aanzien van de gevolgen van de sluiting overweegt de rechtbank het volgende. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling anders indien de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen.
14.6.
De rechtbank stelt verder vast dat van een bijzondere binding met de woning niet is gebleken, zodat verweerder op deze grond geen nader onderzoek hoefde in te stellen naar vervangende geschikte woonruimte voor eiser. De gevolgen van een woningsluiting kunnen volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling echter ook bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden. Dit hoeft zich echter niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, bijvoorbeeld niet als de betrokkene een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt [7] of gezien de ernst van de overtreding [8] . Mede gelet op wat er is overwogen over de noodzaak tot sluiting van de woning, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen overwegen dat eisers belang gelegen in het voortzetten van zijn woongenot niet zwaarder weegt dan het algemeen belang dat gediend is met handhavend optreden. Het niet nader onderbouwde standpunt van eiser dat het sluiten van de woning zou leiden tot schuldenproblematiek, maakt dat niet anders.
14.7.
Daarnaast heeft eiser ook geen andere omstandigheden aangevoerd waardoor het sluiten van de woning onevenredig zou moeten worden geacht. Verweerder heeft naast de aangetroffen drugs en materialen bij de besluitvorming betrokken dat de woning ligt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk en naast een bekende uitgaansgelegenheid. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat het sluiten van de woning gevolgen heeft die onevenredig zijn tot de met het beleid te dienen doelen. De burgemeester heeft dus in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik kunnen maken.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8430.
2.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
3.Uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2018:2912.
4.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, r.o. 9.2.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1145.
7.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:719.
8.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1149.