ECLI:NL:RBNHO:2024:12305
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidievaststelling aan een culturele stichting in het licht van de coronacrisis
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, wordt het beroep van Stichting Uz tegen de vaststelling van een subsidie en de terugvordering van een te veel betaalde subsidie van € 13.325,00 beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, zoals vastgelegd in artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De eiseres had een subsidie aangevraagd voor theaterproducties en educatieve activiteiten voor het jaar 2021, maar door de coronacrisis zijn niet alle geplande activiteiten uitgevoerd. De rechtbank constateert dat van de 260 geplande activiteiten er slechts 50 zijn uitgevoerd, wat leidt tot een lagere subsidievaststelling.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, niet deugdelijk gemotiveerd was, maar dat de nadere motivering ter zitting voldoende was om de lagere subsidievaststelling te rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt het besluit van 3 augustus 2023, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de subsidie op € 17.673,00 blijft staan en de eiseres het te veel betaalde bedrag moet terugbetalen. De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt, niet in het bestreden besluit was opgenomen, maar ter zitting wel is toegelicht. De rechtbank concludeert dat de subsidie lager vaststellen een discretionaire bevoegdheid van de verweerder is, en dat de gevolgen van de lagere subsidievaststelling niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die daarmee gediend worden.