ECLI:NL:RBNHO:2024:12290

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
C/15/347102 / HA ZA 23-687
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake erfdienstbaarheid en eigendomsoverdracht van grond tussen eisers en gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 november 2024 een eindvonnis gewezen na een eerder tussenvonnis van 14 augustus 2024. De eisers, bestaande uit veertien partijen, hebben in het tussenvonnis de rechtbank verzocht om zich uit te laten over het vestigen van een erfdienstbaarheid of het in eigendom overdragen van een strook grond aan de gedaagde partij. De rechtbank oordeelde dat er geen erfdienstbaarheid was gevestigd ten gunste van de gedaagde en dat deze ook geen eigenaar was geworden van de strook grond onder haar aanbouw. Echter, de rechtbank erkende dat de gedaagde onevenredig benadeeld zou worden als zij haar aanbouw zou moeten verwijderen. De eisers hebben vervolgens aangegeven dat zij de strook grond aan de gedaagde willen overdragen voor een bedrag van € 250,-. De rechtbank heeft de vordering van de eisers toegewezen, waarbij de gedaagde het gebruik van het perceel van de eisers moet staken en ontruimen, behoudens het gedeelte waarop haar aanbouw staat, op straffe van een dwangsom. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen wegens gebrek aan belang. De rechtbank heeft de proceskosten toegewezen aan de eisers, terwijl de kosten in reconventie zijn gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/347102 / HA ZA 23-687
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,3. [eiser sub 3] ,4. [eiseres sub 4] ,5. [eiser sub 5] ,6. [eiser sub 6] ,7. [eiseres sub 7] ,8. [eiser sub 8] ,9. [eiser sub 9] ,10. [eiseres sub 10] ,11. [eiser sub 11] ,12. [eiseres sub 12] ,13. [eiser sub 13] ,14. [eiseres sub 14] ,

allen te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. S.P. Dalmolen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. C.H.A. van de Wiel.
De zaak in het kort
In het tussenvonnis van 14 augustus 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen erfdienstbaarheid ten gunste van het perceel [gedaagde] en ten laste van het perceel van [eisers] is gevestigd op de strook grond waar de aanbouw van [gedaagde] op staat. [gedaagde] is bovendien geen eigenaar geworden van de strook grond onder haar aanbouw. Daarbij was de rechtbank wel van oordeel dat [gedaagde] onevenredig benadeeld zou worden als zij haar aanbouw van de strook grond zou moeten verwijderen. [eisers] is daarom verzocht zich uit te laten over het vestigen van een erfdienstbaarheid op of het in eigendom overdragen van de strook grond. [eisers] hebben de rechtbank laten weten dat de strook grond in eigendom wordt overgedragen aan [gedaagde] en dat partijen overeenstemming hebben bereikt over dat [gedaagde] hiervoor € 250,- zal betalen. De rechtbank wijst daarom de vordering van [eisers] toe dat het gebruik van hun perceel door [gedaagde] gestaakt en ontruimd moet worden, behoudens het gedeelte waarop de aanbouw van [gedaagde] staat, op straffe van een dwangsom. De vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie worden afgewezen in verband met gebrek aan belang.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 augustus 2024;
- de akte van [eisers] van 11 september 2024;
- de akte van [gedaagde] van 9 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
2.1.
In haar vonnis van 14 augustus 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen erfdienstbaarheid is gevestigd ten behoeve van het perceel van [gedaagde] en ten laste van het perceel van [eisers] op de strook grond naast en achter de woning van [gedaagde] . Ook oordeelde de rechtbank dat [gedaagde] geen eigenaar is geworden van die strook grond. Wel kwam de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde] onevenredig zwaar zou worden benadeeld, indien zij haar aanbouw zou moeten verwijderen voor zover deze staat op de strook grond. De rechtbank heeft [eisers] daarom verzocht om zich uit te laten over de vraag of zij een recht van erfdienstbaarheid wenste te vestigen op de strook grond, of dat zij de strook grond waar de aanbouw van [gedaagde] op gevestigd is in eigendom wensen over te dragen.
2.2.
Bij hun akte na tussenvonnis hebben [eisers] de rechtbank laten weten dat zij het gedeelte van perceel [nummer] waarop de aanbouw van [gedaagde] is gebouwd, aan [gedaagde] in eigendom willen overdragen. Vervolgens hebben [eisers] en [gedaagde] in hun akten meegedeeld dat [gedaagde] de strook grond onder de aanbouw zal kopen van [eisers] voor een bedrag van € 250,- kosten koper. Onder kosten koper worden alle kosten verstaan die met de transactie zijn gemoeid, waaronder in ieder geval de overdrachtsbelasting, de notariële kosten en de kadastrale kosten.
2.3.
[gedaagde] heeft de rechtbank bovendien laten weten dat zij haar vordering in reconventie vanwege het voorgaande intrekt voor het gedeelte dat strekt ter koop van de strook grond onder de aanbouw. Voor het overige refereert [gedaagde] zich aan het oordeel van de rechtbank.
Afronding
2.4.
De rechtbank komt tot een afronding van de zaak. In het tussenvonnis van 14 augustus 2024 heeft de rechtbank al geoordeeld dat [gedaagde] het perceel [nummer] van [eisers] onrechtmatig in gebruik heeft. Zij moet dit, behoudens het gedeelte waarop de aanbouw van [gedaagde] staat, ontruimen en ontruimd houden. De rechtbank geeft [gedaagde] een termijn van drie maanden om hieraan te voldoen. De rechtbank zal aan die veroordeling een dwangsom koppelen die wel wordt gematigd.
2.5.
De vordering om [gedaagde] te veroordelen de aanbouw te verwijderen voor zover die staat op het perceel [nummer] , wordt afgewezen.
2.6.
[gedaagde] heeft haar vordering in reconventie ingetrokken “
voor het gedeelte dat dit strekt ter koop van de strook grond onder de aanbouw”. Niet duidelijk is of [gedaagde] daarmee beoogt haar hele reconventionele vordering in te trekken. Zekerheidshalve zal de rechtbank deze afwijzen omdat [gedaagde] geen belang meer heeft bij toewijzing daarvan.
Proceskosten
2.7.
[gedaagde] is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.842,00
(3 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.463,85
2.8.
Gelet op het feit dat partijen overeenstemming hebben bereikt, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten in (voorwaardelijke) reconventie te compenseren. Partijen dragen dan ook ieder de eigen kosten.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] - behoudens voor het gedeelte waarop haar aanbouw staat - om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis het gebruik van perceel [nummer] te staken en gestaakt te houden en dit perceel te ontruimen en ontruimd te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, zulks met een maximum van € 10.000,00,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.463,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
wijst de vorderingen af,
3.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.