ECLI:NL:RBNHO:2024:12288

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/15/342582 / HA ZA 23-426
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering wegens gebrekkig gevelisolatiesysteem en klachtplicht

In deze civiele zaak vordert de eiseres, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pieter de Boer Bouwonderneming B.V. (hierna: De Boer), schadevergoeding van de gedaagde partij, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RAB Groep Bouwmaterialen B.V. (hierna: RAB). De Boer stelt dat RAB haar een gebrekkig gevelisolatiesysteem heeft verkocht, wat heeft geleid tot scheurvorming in de buitengevels van een door De Boer gebouwde woning. De Boer heeft de buitengevels op eigen kosten hersteld, omdat RAB niet bereid was om de kwestie op te lossen. De rechtbank heeft de vorderingen van De Boer afgewezen op grond van schending van de klachtplicht zoals vastgelegd in artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelt dat De Boer niet tijdig heeft geprotesteerd tegen de gebreken en dat RAB niet in gebreke is gesteld, waardoor er geen verzuim is ingetreden. De rechtbank concludeert dat De Boer niet heeft voldaan aan de contractuele en wettelijke klachttermijnen, en dat de gevorderde schadevergoeding om deze redenen moet worden afgewezen. De Boer wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van RAB.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/342582 / HA ZA 23-426
Vonnis van 27 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PIETER DE BOER BOUWONDERNEMING B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
eisende partij,
hierna te noemen: De Boer
advocaat (thans) : mr. P. Thole te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAB GROEP BOUWMATERIALEN B.V.,
gevestigd te Texel,
gedaagde partij,
hierna te noemen: RAB,
advocaten: mr. A.F.L. Heijting en mr. B. Steeghs te Amsterdam.
De zaak in het kort
De Boer vordert betaling van € 36.055,68 aan schadevergoeding. Volgens De Boer heeft RAB haar een gebrekkig gevelisolatiesysteem verkocht. Dat is enkele jaren na het aanbrengen van het gevelsysteem gebleken, na klachten over scheurvorming in de buitengevels van een door De Boer gebouwde woning. Omdat RAB niet bereid was om deze kwestie op te lossen, heeft De Boer de buitengevels van de woning zelf hersteld. De Boer wil dat RAB de kosten daarvan vergoedt. De rechtbank wijst de vorderingen af wegens schending van de klachtplicht van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek, en ook omdat RAB niet in gebreke is gesteld en daardoor niet in verzuim is geraakt tegenover De Boer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 juli 2023, met 13 producties,
  • de conclusie van antwoord, met 6 producties,
  • het tussenvonnis van 4 oktober 2023,
  • de producties 14 tot en met 22 van De Boer,
  • de mondelinge behandeling van 15 januari 2024,
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van De Boer,
  • de spreekaantekeningen van de advocaten van RAB,
  • de B9 formulieren voor de rol van 21 februari 2024 en 6 maart 2024 met het verzoek van partijen om uitstel van het vonnis in verband met minnelijk overleg tussen partijen,
  • het B16 formulier voor de rol 2 oktober 2024 met het verzoek van De Boer van 30 september 2024 om vonnis te wijzen,
  • de verwijzing van de zaak naar de rol van 16 oktober 2024 voor uitlating van RAB, op welke datum zij niet heeft gereageerd op het verzoek om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Boer is een aannemingsbedrijf, gespecialiseerd in het bouwen en realiseren van luxe woningen. RAB houdt zich hoofdzakelijk bezig met de verkoop van bouwmaterialen aan aannemers en andere professionals. Partijen deden al jarenlang zaken met elkaar.
2.2.
De Boer heeft van [opdrachtgeefster] (verder: de opdrachtgeefster) opdracht gekregen tot het bouwen van een woning aan het [adres] te Bergen (verder: de woning). De buitenwanden van deze woning zouden van wit stucwerk moeten worden voorzien.
2.3.
De Boer heeft bij RAB onder meer het thermisch gevel(isolatie)systeem REDArt van fabrikant Rockwool besteld. Dit product was op dat moment nieuw in Nederland. In andere landen was het al langer in gebruik. RAB heeft vervolgens de bestelde materialen begin maart 2016 aan de De Boer geleverd.
2.4.
In de factuur van RAB van 8 maart 2016 wordt in de footer verwezen naar de Algemene Verkoop en Leveringsvoorwaarden Bouw- en Afbouwmaterialen. In artikel 9 lid 4 van de algemene voorwaarden is bepaald: “
Het recht van koper om zich erop te beroepen dat de materialen en eventueel gegeven advies over de montage en/of verwerking van de materialen niet aan de overeenkomst beantwoorden, vervalt bij niet ten tijde van de aflevering zichtbare tekortkomingen indien de koper niet binnen 8 dagen nadat hij de tekortkoming redelijkerwijs had kunnen ontdekken ondernemer hiervan schriftelijk op de hoogte stelt onder opgave van de aard van de tekortkoming en het aantal producten waarbij de tekortkoming werd geconstateerd.”.
2.5.
De Boer heeft de woning in 2016 opgeleverd waarna deze door de opdrachtgeefster in gebruik is genomen.
2.6.
In augustus 2018 heeft de opdrachtgeefster bij De Boer geklaagd over scheurtjes in de buitengevels. Hierop heeft De Boer eerst afgewacht hoe dit zich zou gaan ontwikkelen. Medio oktober 2018 heeft De Boer de scheurvorming weer opgenomen, omdat deze in ernst toenam. Vervolgens is een derde ingeschakeld, die in november 2019 in aanwezigheid van onder meer De Boer het vochtgehalte in de buitengevels heeft gemeten.
2.7.
Bij e-mail van 8 november 2019 heeft De Boer aan RAB geschreven “
Ik heb voor herstelwerk (schade door tuinwerkzaamheden) een zakje REDArt Lijm & wapeningsmortel nodig. Jullie hebben dat al eerder aan ons geleverd voor een project in Bergen.” Daarop heeft RAB terug geschreven dat Rockwool dit systeem/product niet meer in haar assortiment heeft.
2.8.
De Boer heeft opdracht aan Technisch Bureau Afbouw (verder: TBA) gegeven voor het verrichten van onderzoek naar de scheurvorming en de vochtproblemen. TBA heeft dit op 9 januari 2020 ter plaatse onderzocht en op 16 januari 2020 heeft zij gerapporteerd aan De Boer. In het rapport staat dat de grondmortelweefsellaag binnen het REDArt-gevelsysteem zeer snel vocht opneemt, waardoor hygro-thermische spanningen in het gevelisolatiesysteem zijn ontstaan.
2.9.
Bij brief van 30 januari 2020 heeft de opdrachtgeefster De Boer aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
2.10.
De Boer heeft het rapport van TBA op 6 februari 2020 aan RAB verstrekt.
2.11.
Bij e-mail van 10 februari 2020 heeft RAB aan De Boer geschreven dat verder onderzocht zal moeten worden wat de oorzaak is van de scheurvorming. RAB heeft de klachten vervolgens naar Rockwool doorgeleid.
2.12.
Op 26 februari 2020 hebben partijen met elkaar gesproken bij de woning van opdrachtgeefster. Hierbij waren medewerkers van De Boer, RAB en Rockwool aanwezig. Rockwool heeft toen proefboringen gedaan.
2.13.
Bij brief van 16 april 2020 heeft Rockwool aan RAB geschreven dat zij tot de conclusie is gekomen dat De Boer verschillende fouten heeft gemaakt bij het aanbrengen van het gevelsysteem. Bij e-mail van 25 maart 2020 heeft TBA op het rapport van Rockwool gereageerd. Daarop is vervolgens weer door Rockwool gereageerd bij brief van 16 april 2020.
2.14.
De Boer heeft aan RAB voorgesteld om de herstelkosten door 3 partijen (RAB, De Boer en de stucadoor) te delen. Dat heeft RAB van de hand gewezen. Bij brief van 18 mei 2020 heeft De Boer nogmaals voorgesteld om gezamenlijk tot een oplossing te komen.
2.15.
De Boer is overgegaan tot herstel van de buitengevels.
2.16.
Bij brief van haar advocaat van 3 mei 2021 heeft De Boer RAB (nogmaals) aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade en gesommeerd tot betaling van
€ 36.055,68. RAB heeft daar niet inhoudelijk op gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
De Boer vordert samengevat – dat de rechtbank
I. voor recht zal verklaren dat RAB aansprakelijk is voor de door De Boer geleden schade,
II. RAB zal veroordelen tot betaling van € 36.055,68, te vermeerderen met rente,
III. RAB zal veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
Daartoe stelt De Boer – zakelijk weergegeven – het volgende. De Boer is op uitdrukkelijk advies van RAB gebruik gaan maken van het REDArt gevelsysteem van fabrikant Rockwool. Dit was voor zowel De Boer als RAB een pilotproject. De Boer heeft de verwerkingsrichtlijnen van RAB ontvangen en deze opgevolgd. Tijdens de werkzaamheden waren vrijwel dagelijks medewerkers van RAB en/of Rockwool op de bouwplaats om te kijken naar de voortgang van de werkzaamheden. In 2019 heeft De Boer de scheurvorming in het gevelsysteem bij RAB gemeld. Daarmee heeft zij tijdig geklaagd. Partijen verschilden van mening over de oorzaak van de scheuren en hebben daarnaar onderzoek laten doen. Volgens Rockwool zou De Boer het gevelsysteem onjuist hebben aangebracht, maar dat is onjuist. Rockwool heeft tegenover het rapport van TBA geen enkel bewijs geleverd voor haar standpunt, zij veegt alleen haar eigen straatje schoon. Omdat RAB zich achter Rockwool bleef verschuilen en niet meer over een oplossing wenste na te denken, terwijl De Boer haar verplichtingen tegenover de opdrachtgeefster moest nakomen, kon De Boer niet anders dan RAB aansprakelijk stellen en zelf de schade aan de buitengevels herstellen. Ingebrekestelling van RAB was niet nodig omdat zij direct aangaf niet aansprakelijk te zijn en omdat RAB het REDArt gevelsysteem ook niet meer kon leveren. Nakoming was derhalve blijvend onmogelijk geworden. Het verzuim is daarmee gegeven. RAB is echter niet overgegaan tot vergoeding van de door De Boer gemaakte herstelkosten en heeft in het geheel niet meer gereageerd, aldus De Boer.
3.3.
RAB voert verweer. RAB concludeert tot afwijzing van de vorderingen van De Boer, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van De Boer in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van RAB houdt in dat De Boer geen beroep meer kan doen op een vermeend gebrek in het door RAB geleverde gevelsysteem omdat De Boer niet binnen bekwame tijd nadat zij dat gebrek had ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken daarover bij RAB heeft geprotesteerd in de zin van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Volgens RAB was De Boer in augustus 2018, maar in ieder geval in oktober/november 2019 bekend met de scheurvorming in de buitengevels. De Boer heeft echter pas op 6 februari 2020 de conclusies van het onderzoek van TBA met RAB gedeeld. In de algemene voorwaarden van RAB is een klachtplicht opgenomen van 8 dagen na het ontdekken van de vermeende gebreken. Doordat De Boer al lange tijd op de hoogte was van de scheurvorming en pas anderhalf jaar later bij RAB heeft geprotesteerd, heeft De Boer niet voldaan aan de contractuele klachttermijn en ook niet aan de wettelijke klachttermijn. Ook heeft De Boer geen aanspraak gemaakt op nakoming en zij heeft RAB evenmin in gebreke gesteld. De Boer heeft pas bij brief van 3 mei 2021 RAB aansprakelijk gesteld.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer slaagt en overweegt als volgt.
4.3.
Artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldenaar op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar heeft geprotesteerd. Deze bepaling strekt ertoe de schuldenaar die de prestatie heeft verricht te beschermen, omdat hij erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en dat de schuldeiser, als dat niet het geval blijkt te zijn, dit eveneens voortvarend aan de schuldenaar meedeelt. Het artikel beoogt bescherming te bieden aan de schuldenaar tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten van de schuldeiser.
4.4.
Op grond van de stukken en de verklaringen van partijen ter zitting staat vast dat de opdrachtgeefster De Boer in augustus 2018 heeft geïnformeerd over fijne scheurvorming in de buitengevels en dat De Boer heeft besloten om eerst even af te wachten hoe dit zich zou gaan ontwikkelen. Dit is dus het moment waarop De Boer wist dat er iets mis was, maar nog niet bekend was met de oorzaak en omvang van de problemen. Vervolgens nam de scheurvorming toe waarop De Boer mogelijk in augustus 2019 maar in ieder geval in de periode oktober/november 2019 de scheurvorming nader heeft onderzocht. Daarna heeft zij TBA als deskundige ingeschakeld. De Boer heeft RAB niet bij het onderzoek door TBA betrokken.
4.5.
Volgens De Boer was RAB eerder van de problemen op de hoogte. De Boer stelt dat zij begin 2019 de heer [locatiemanager RAB] (locatiemanager van RAB) erbij betrokken heeft, op het moment dat De Boer ging proefboren. De heer [regiomanager RAB] (regiomanager van RAB) heeft in dit verband ter zitting desgevraagd verklaard dat de [locatiemanager RAB] hem ergens in 2019 heeft verteld dat er een klacht was, dat er iets speelde.
De rechtbank overweegt dat het aan De Boer is om concreet te stellen wat zij met de [locatiemanager RAB] heeft besproken en wanneer zij dat heeft gedaan. Daarover heeft De Boer geen duidelijkheid gegeven en bovendien ontbreekt elke onderbouwing, bijvoorbeeld in de vorm van mailverkeer. Wat vaststaat is dat De Boer het rapport van TBA op 6 februari 2020 met RAB heeft gedeeld. De rechtbank gaat daarom uit van die datum als het eerste moment waarop De Boer haar klacht tegenover RAB concreet kenbaar heeft gemaakt. Dat is dus anderhalf jaar nadat De Boer voor het eerst met de scheurvorming in de buitengevels werd geconfronteerd. Dat is naar het oordeel van de rechtbank ruimschoots te laat, zowel in het licht van het bepaalde in artikel 9 lid 4 van de algemene voorwaarden van RAB als op grond van artikel 6:89 BW. Weliswaar is enige tijd voor onderzoek en beraad geoorloofd, maar De Boer wist in ieder geval in oktober/november 2019 dat de scheurvorming aanzienlijk was toegenomen en dat het vochtgehalte in de muur veel te hoog was (zie randnummer 13 van de dagvaarding). Ook toen heeft zij nog maanden gewacht voordat zij RAB heeft geïnformeerd.
4.6.
De rechtbank is daarom van oordeel dat De Boer niet voldaan heeft aan de klachtplicht van artikel 6:89 BW en dat de gevorderde schadevergoeding reeds daarom moet worden afgewezen.
4.7.
Hierbij komt nog dat De Boer RAB in februari 2020 niet in gebreke heeft gesteld, hoewel zij daar toen voldoende aanleiding en gelegenheid voor had. De Boer stelt dat een ingebrekestelling geen zin had omdat het REDArt gevelsysteem niet meer in Nederland verkrijgbaar was, maar dat argument snijdt geen hout. Kennelijk heeft De Boer de scheurvorming zelf met toepassing van een ander gevelsysteem kunnen herstellen, wat betekent dat nakoming door RAB niet blijvend onmogelijk was. Doordat De Boer RAB niet in gebreke heeft gesteld en RAB dus geen redelijke termijn voor nakoming (herstel) heeft gekregen, is RAB niet in verzuim tegenover De Boer geraakt. Ook om deze reden kan De Boer geen aanspraak maken op schadevergoeding.
4.8.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat op dit moment allerminst vaststaat dat sprake is van een gebrekkig product. Het is niet uitgesloten dat de problemen zijn ontstaan doordat De Boer het gevelsysteem niet op de juiste manier heeft aangebracht. Dat kan nu echter niet meer worden vastgesteld. De Boer heeft de schade immers inmiddels zelf hersteld zodat er geen onderzoek meer kan plaatsvinden door een onafhankelijke deskundige. Tot slot overweegt de rechtbank dat De Boer de door haar gestelde schade onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft alleen een door haarzelf opgestelde factuur en een financieel overzicht overgelegd, en een prijsopgaaf van een stucadoor. Onderliggende stukken, zoals betalingsbewijzen, ontbreken.
4.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is er geen plaats voor bewijslevering.
4.10.
De Boer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van RAB vastgesteld op € 4.409,00 (€ 2.837,00 aan griffierecht en op € 1.572,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief III ad € 786,-)).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt De Boer in de proceskosten, aan de zijde van RAB tot dit vonnis vastgesteld op € 4.409,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op
27 november 2024.