ECLI:NL:RBNHO:2024:12286

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
10982001 \ CV EXPL 24-1669
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij vertraagde vlucht en de rol van het FB ID kenmerk in de correspondentie

In deze zaak hebben de passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R. Bos van Aviclaim, hebben hun vordering met betrekking tot de hoofdsom ingetrokken. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de gemachtigde van de passagiers het 'FB ID' kenmerk in de correspondentie niet had vermeld. De kantonrechter heeft de stelling van de vervoerder gevolgd en geoordeeld dat de passagiers niet nodeloos tot een procedure zijn gedwongen. Hierdoor werd de vordering van de passagiers afgewezen.

De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak zijn dat de passagiers op 15 september 2022 van Tel Aviv naar Amsterdam zouden vliegen, maar door een vertraging van vlucht LH687 hun aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht en arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De vervoerder heeft geweigerd compensatie te betalen, wat leidde tot de rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en dat de passagiers in het ongelijk zijn gesteld. De proceskosten zijn voor rekening van de passagiers, omdat zij de vordering hebben verloren. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10982001 \ CV EXPL 24-1669
Uitspraakdatum: 20 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan 3 uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De passagiers hebben de vordering met betrekking tot de hoofdsom ingetrokken. De vervoerder voert aan dat Aviclaim in haar correspondentie heeft nagelaten het ‘FB ID’ kenmerk te vermelden. De kantonrechter volgt de vervoerder in zijn stelling dat hij de passagiers niet nodeloos tot een procedure heeft gedwongen. De vordering van de passagiers wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 15 september 2022 vervoeren van Ben Gurion International Airport (Tel Aviv, Israël) via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie LH687 en LH1002.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH687 van Tel Aviv naar Frankfurt (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt en een dag later, op 16 september 2022, vervoerd met de vervangende vlucht LH986. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat zij niet tot dagvaarding over zouden zijn gegaan als zij voorafgaand aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Volgens de passagiers had het op de weg van de vervoerder gelegen om hen al in het buitengerechtelijke traject te informeren over de toedracht van de vertraging.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
In beginsel wordt de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Dit kan anders zijn als vast komt te staan dat deze kosten nodeloos zijn aangewend of veroorzaakt. De vervoerder voert aan dat uit de door de passagiers overgelegde correspondentie blijkt dat hij al na twee dagen heeft gereageerd op het eerste bericht van de passagiers, waarbij hij een ‘FB ID’ kenmerk heeft vermeld en heeft verzocht om dit kenmerk bij reactie altijd te vermelden. De gemachtigde van de passagiers heeft dit in de daarop volgende verzoeken nagelaten. Zonder dit kenmerk was het voor de vervoerder niet duidelijk welke zaak het betrof, aldus de vervoerder. De kantonrechter volgt de vervoerder dan ook in zijn stelling dat hij de passagiers niet nodeloos tot een procedure heeft gedwongen. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.3.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter