In deze zaak hebben de passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R. Bos van Aviclaim, hebben hun vordering met betrekking tot de hoofdsom ingetrokken. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de gemachtigde van de passagiers het 'FB ID' kenmerk in de correspondentie niet had vermeld. De kantonrechter heeft de stelling van de vervoerder gevolgd en geoordeeld dat de passagiers niet nodeloos tot een procedure zijn gedwongen. Hierdoor werd de vordering van de passagiers afgewezen.
De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak zijn dat de passagiers op 15 september 2022 van Tel Aviv naar Amsterdam zouden vliegen, maar door een vertraging van vlucht LH687 hun aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht en arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De vervoerder heeft geweigerd compensatie te betalen, wat leidde tot de rechtszaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en dat de passagiers in het ongelijk zijn gesteld. De proceskosten zijn voor rekening van de passagiers, omdat zij de vordering hebben verloren. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 dagen na betekening van het vonnis.