ECLI:NL:RBNHO:2024:12285

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
10938639 \ CV EXPL 24-1129
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers compensatie geëist van de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, die hen meer dan drie uur vertraging heeft opgeleverd. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos van ProBe-ASP B.V., stelden dat de vertraging hen recht gaf op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen door de luchtverkeersleiding en problemen bij de grondafhandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het nemen van redelijke maatregelen. De passagiers hebben onvoldoende bewijs geleverd dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De kantonrechter heeft daarom de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 30 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10938639 \ CV EXPL 24-1129
Uitspraakdatum: 30 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan 3 uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De aangevoerde buitengewone omstandigheden zijn als niet betwist komen vast te staan. Daarnaast hebben de passagiers onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De vordering van de passagiers wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 4 januari 2023 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Hindustan Airport (Bangalore, India), met de vluchtcombinatie LH989 en LH754. Vanaf Bangalore zouden de passagiers op 5 januari 2023 verder vliegen met vlucht UL174 naar Bandaranaike International Airport (Colombo, Sri Lanka).
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vluchten gemist. De passagiers zijn met een vertraging meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf direct na de vertraging, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de vertraging van de vlucht het gevolg van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen door de luchtverkeersleiding op een voorgaande vlucht en problemen bij de grondafhandeling. De passagiers hebben dit niet betwist, zodat dit vast is komen te staan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder stelt dat hij de passagiers heeft omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vluchten naar de eindbestemming. Hiermee zijn zij 23 uur en 40 minuten later op de eindbestemming aangekomen. De passagiers betwisten dit en voeren aan dat er een aantal alternatieve vluchten zijn waarmee zij sneller vervoerd hadden kunnen worden.
4.5.
Uit de rechtspraak van het Hof volgt dat het aanbieden van een door een luchtvaartmaatschappij zelf uitgevoerde alternatieve vlucht die de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt, in beginsel geen redelijke maatregel is. Dit is anders als er geen enkele andere mogelijkheid voor een alternatieve vlucht bestond die op een minder laat tijdstip aankwam of dat het organiseren daarvan een onaanvaardbaar offer betekende voor de luchtvaartmaatschappij. [1] Hierbij ziet de kantonrechter het woord ‘dag’ als een tijdruimte. Voor de uitleg wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, namelijk een tijdsduur van 24 uur.
4.6.
Dit betekent dat de door de vervoerder aangeboden alternatieve vluchten, in beginsel een redelijke maatregel vormen. De passagiers hebben dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zij verwijzen naar een lijst van alternatieve vluchten die sneller zouden zijn, maar deze lijst ontbreekt. Voor het overige hebben zij niets aangevoerd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te beperken. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.7.
De passagiers zijn in het ongelijk gesteld. Daarom worden zij veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 15 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.