ECLI:NL:RBNHO:2024:12264

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
HAA 23/2500
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en kenbaarheidsvereiste

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de heffingsambtenaar van Cocensus. Eiseres had beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 29 september 2022 was opgelegd. De naheffingsaanslag bedroeg € 88,80, bestaande uit € 23,50 parkeerbelasting en € 65,30 naheffingskosten. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, waardoor de parkeeraanslag werd verminderd tot € 2,96, maar de kosten bleven gehandhaafd. Eiseres was niet verschenen op de zitting, maar de rechtbank oordeelde dat zij behoorlijk was uitgenodigd. De rechtbank onderzocht of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en of er voldaan was aan het kenbaarheidsvereiste voor betaald parkeren aan de Blekerskade te Alkmaar. Eiseres betwistte de kenbaarheid van het betaald parkeren, maar de rechtbank oordeelde dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen duidelijk kenbaar was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet op de juiste wijze had geparkeerd en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2500

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: E. Wilms),
en

de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 29 september 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 88,80 (€ 23,50 parkeerbelasting en € 65,30 naheffingskosten).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiseres tegen deze naheffingsaanslag gegrond verklaard. De parkeeraanslag wordt verminderd tot een bedrag van € 2,96. De kosten van € 65,30 blijven gehandhaafd. Tevens is een proceskostenvergoeding aan eiseres toegekend ad € 296,00.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld
Verweerder heeft stukken en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2024 te Haarlem.
Namens verweerder is mr. [naam] verschenen. Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of eiseres behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting. De griffier heeft eiseres bij aangetekende brief van 11 oktober 2024, gericht aan het postadres van haar gemachtigde en onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd ter zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL blijkt dat deze brief op 18 oktober 2024 is afgehaald bij het PostNL-punt [adres] en dat er voor ontvangst is getekend, is de rechtbank van oordeel dat eiseres behoorlijk is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.

Overwegingen

Feiten
1. Op 29 september 2022 om 09:31 uur stond de auto van eiseres met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de Blekerskade te Alkmaar. Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar aangewezen als parkeerplaats waar op die datum en dat tijdstip slechts mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting of met een parkeervergunning.
2. Tijdens een controle is op bovengenoemde datum en tijdstip geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan dan wel geparkeerd was zonder geldige parkeervergunning. Naar aanleiding daarvan is aan eiseres de naheffingsaanslag opgelegd.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto van eiseres op de onder 1 genoemde datum en tijdstip stond geparkeerd zonder dat de verschuldigde belasting was voldaan. In geschil is verder of verweerder heeft voldaan aan het kenbaarheidsvereiste voor het betaald parkeren aan de Blekerskade te Alkmaar.
Kenbaarheidsvereiste
4. Eiseres heeft aangevoerd dat dat er ter plaatse helemaal geen duidelijke bebording staat. Sterker nog bebording waaruit blijkt dat eiseres een betaald parkeerzone inreed, ontbreekt.
5. Indien eiseres de kenbaarheid van het betaald parkeren-regime betwist, dient verweerder aannemelijk te maken dat hierover ten tijde van het parkeren redelijkerwijs geen misverstand kon bestaan. Verweerder dient, om aan deze bewijslast te voldoen, in ieder geval duidelijkheid te scheppen over de situatie ter plaatse.
6. Verweerder bestrijdt dat er niet is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste. Eiseres stond geparkeerd in een fiscale vergunningszone. Dat wordt aan het begin van de zone aangegeven met de bebording. Eiseres voegt in beroep een foto van bebording bij die nabij de Blekerskade staat. Dit is echter een herhaling van de bebording die aan begin van de zone staat. Het enige verschil is dat het logo met het handje dat “betaald parkeren” aangeeft ontbreekt op de bebording nabij de Blekerskade. Verweerder heeft diverse ingangen van de “vergunninghouderzone met dagkaarten”, op weg naar de Blekerskade op de foto gezet. Bebording staat aan het begin van de zone onder andere op de Kennemerstraatweg, de Willem de Zwijgerlaan en de Vondelstraat. Op de bebording staat “Zone P vergunninghouders, ma t/m vr 09:00-20:00, zondag 12-17h, alleen dagkaarten toegestaan met een logo handje betaald parkeren”. Eiseres stond geparkeerd ter hoogte van Blekerskade nummer 11, dit is het PCC Het Lyceum, een middelbare school. Op welke manier eiseres ook op onderhavige parkeerplaats is gekomen, moet zij een dergelijke bebording gepasseerd zijn en had hiervan dus op de hoogte kunnen zijn. Dat de bebording niet voldoet zoals eiseres stelt, wordt door verweerder bestreden. Het is geen betaald parkeerzone, maar een zone vergunninghouders. In deze zone kan een vergunning voor één dag worden gekocht bij de betaalautomaat. In deze zone is er geen sprake van een uurtarief maar van een dagtarief. Dat sprake is van een vergunninghouderszone staat niet in onderhavige straat zelf aangegeven maar dat hoeft volgens verweerder ook niet gezien de zone-bebording. Overigens staat in de straat zelf wel een parkeerautomaat. Deze staat even na Blekerskade 1, op de hoek met Nieuwlandersingel 40, dit is de dichtstbijzijnde parkeerautomaat van waar eiseres stond geparkeerd. Binnen deze vergunningshouderzone zijn diverse parkeerautomaten aanwezig om een dagkaart te kopen, eiseres is daarlangs gereden onderweg naar onderhavige parkeerplaats, van welke kant zij ook is gekomen. De stelling van eiseres dat niet duidelijk zou zijn dat ook niet-vergunninghouders zouden moeten betalen kan verweerder niet volgen. Maar ook als eiseres dit niet wist, is zij een zone vergunninghouders ingereden en heeft zij niet geparkeerd met een vergunning. Op grond van de verordening, die dit gebied heeft gefiscaliseerd is, heeft eiseres terecht een naheffingsaanslag gekregen. Voor zover eiseres meent te stellen dat sprake zou moeten zijn van een zogenoemde Mulderbon, bestrijdt verweerder dit onder verwijzing naar de verordeningen en bijbehorende besluiten.
7. De rechtbank stelt voorop dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en tijd parkeren van een voertuig, zodanig kenbaar dient te zijn gemaakt dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan omtrent de verschuldigdheid daarvan. Dat sprake is van betaald parkeren kan blijken uit bebording, parkeerapparatuur of andere aanwijzingen in de directe omgeving van de parkeerplaats. Daar staat tegenover dat een parkeerder een onderzoeksplicht heeft in die zin dat hij zich, voordat hij parkeert, op de hoogte moet stellen van de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Fysiek en bij de aanwezige parkeerapparatuur of overige aanwezige bebording. Het zich niet voldoende op de hoogte stellen en het (als gevolg daarvan) niet naleven van die voorschriften, komt naar vaste jurisprudentie voor rekening en risico van de parkeerder.
8. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de auto van eiseres stond geparkeerd op een plaats waar gelet op de RVV en het bord E9, in samenhang bezien met de onderborden op het moment van de naheffingsaanslag, uitsluitend kon worden geparkeerd met een vergunning of een dagkaart. Door het plaatsen van een onderbord kan de hoofdregel worden aangepast.
9. Ingevolge artikel 225, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet kan in het kader van de parkeerregulering een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
10. Op grond van artikel 2, van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2022 van de gemeente Alkmaar (hierna: de Verordening) wordt onder de naam “parkeerbelastingen” de volgende belastingen geheven: een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
11. Ingevolge artikel 6 van de Verordening staat onder andere dat de belasting is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
12. Ingevolge artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit Parkeren 2022 gemeente Alkmaar wordt onder andere Blekerskade ter hoogte van nummer 11 aangewezen als plaats waarop slechts tegen betaling van belasting als bedoeld in artikel 2 van de verordening parkeerbelastingen mag worden geparkeerd, voor zover deze straat is voorzien van parkeer apparatuur of het bord E9 uit bijlage 2 van het Regelement verkeersregels en verkeersteken (RVV)1990, voorzien van (een onderbord) met de tekst “dagkaarten toegestaan”.
13. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet op de onder artikel 6 voorgeschreven wijze van de Verordening heeft geparkeerd. Niet is gebleken dat eiseres op een andere wijze de parkeerbelasting heeft voldaan. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.
14. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat sprake is van een ondeugdelijke motivering van de uitspraak op bezwaar. Uit de uitspraak op bezwaar blijkt dat verweerder is ingegaan op de argumenten van eiseres zoals vermeld in haar bezwaarschrift. Dat eiseres het niet eens is met de uitleg die zij van verweerder heeft ontvangen maakt dit niet anders. Verweerder heeft de uitspraak op bezwaar deugdelijk gemotiveerd.
15. Verweerder heeft ter zitting, onweersproken, gesteld dat het bezwaar van eiseres ten onrechte gegrond is verklaard. De rechtbank acht dat standpunt op basis van de vaststaande feiten, gelet op de bebording ter plaatse, juist. De hoogte van het toegekende bedrag proceskostenvergoeding in bezwaar staat daarom niet ter discussie. Eiseres heeft ten onrechte een proceskostenvergoeding in bezwaar ontvangen.
16. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.