Overwegingen
1. Op 29 september 2022 om 09:31 uur stond de auto van eiseres met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de Blekerskade te Alkmaar. Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar aangewezen als parkeerplaats waar op die datum en dat tijdstip slechts mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting of met een parkeervergunning.
2. Tijdens een controle is op bovengenoemde datum en tijdstip geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan dan wel geparkeerd was zonder geldige parkeervergunning. Naar aanleiding daarvan is aan eiseres de naheffingsaanslag opgelegd.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto van eiseres op de onder 1 genoemde datum en tijdstip stond geparkeerd zonder dat de verschuldigde belasting was voldaan. In geschil is verder of verweerder heeft voldaan aan het kenbaarheidsvereiste voor het betaald parkeren aan de Blekerskade te Alkmaar.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat dat er ter plaatse helemaal geen duidelijke bebording staat. Sterker nog bebording waaruit blijkt dat eiseres een betaald parkeerzone inreed, ontbreekt.
5. Indien eiseres de kenbaarheid van het betaald parkeren-regime betwist, dient verweerder aannemelijk te maken dat hierover ten tijde van het parkeren redelijkerwijs geen misverstand kon bestaan. Verweerder dient, om aan deze bewijslast te voldoen, in ieder geval duidelijkheid te scheppen over de situatie ter plaatse.
6. Verweerder bestrijdt dat er niet is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste. Eiseres stond geparkeerd in een fiscale vergunningszone. Dat wordt aan het begin van de zone aangegeven met de bebording. Eiseres voegt in beroep een foto van bebording bij die nabij de Blekerskade staat. Dit is echter een herhaling van de bebording die aan begin van de zone staat. Het enige verschil is dat het logo met het handje dat “betaald parkeren” aangeeft ontbreekt op de bebording nabij de Blekerskade. Verweerder heeft diverse ingangen van de “vergunninghouderzone met dagkaarten”, op weg naar de Blekerskade op de foto gezet. Bebording staat aan het begin van de zone onder andere op de Kennemerstraatweg, de Willem de Zwijgerlaan en de Vondelstraat. Op de bebording staat “Zone P vergunninghouders, ma t/m vr 09:00-20:00, zondag 12-17h, alleen dagkaarten toegestaan met een logo handje betaald parkeren”. Eiseres stond geparkeerd ter hoogte van Blekerskade nummer 11, dit is het PCC Het Lyceum, een middelbare school. Op welke manier eiseres ook op onderhavige parkeerplaats is gekomen, moet zij een dergelijke bebording gepasseerd zijn en had hiervan dus op de hoogte kunnen zijn. Dat de bebording niet voldoet zoals eiseres stelt, wordt door verweerder bestreden. Het is geen betaald parkeerzone, maar een zone vergunninghouders. In deze zone kan een vergunning voor één dag worden gekocht bij de betaalautomaat. In deze zone is er geen sprake van een uurtarief maar van een dagtarief. Dat sprake is van een vergunninghouderszone staat niet in onderhavige straat zelf aangegeven maar dat hoeft volgens verweerder ook niet gezien de zone-bebording. Overigens staat in de straat zelf wel een parkeerautomaat. Deze staat even na Blekerskade 1, op de hoek met Nieuwlandersingel 40, dit is de dichtstbijzijnde parkeerautomaat van waar eiseres stond geparkeerd. Binnen deze vergunningshouderzone zijn diverse parkeerautomaten aanwezig om een dagkaart te kopen, eiseres is daarlangs gereden onderweg naar onderhavige parkeerplaats, van welke kant zij ook is gekomen. De stelling van eiseres dat niet duidelijk zou zijn dat ook niet-vergunninghouders zouden moeten betalen kan verweerder niet volgen. Maar ook als eiseres dit niet wist, is zij een zone vergunninghouders ingereden en heeft zij niet geparkeerd met een vergunning. Op grond van de verordening, die dit gebied heeft gefiscaliseerd is, heeft eiseres terecht een naheffingsaanslag gekregen. Voor zover eiseres meent te stellen dat sprake zou moeten zijn van een zogenoemde Mulderbon, bestrijdt verweerder dit onder verwijzing naar de verordeningen en bijbehorende besluiten.
7. De rechtbank stelt voorop dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en tijd parkeren van een voertuig, zodanig kenbaar dient te zijn gemaakt dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan omtrent de verschuldigdheid daarvan. Dat sprake is van betaald parkeren kan blijken uit bebording, parkeerapparatuur of andere aanwijzingen in de directe omgeving van de parkeerplaats. Daar staat tegenover dat een parkeerder een onderzoeksplicht heeft in die zin dat hij zich, voordat hij parkeert, op de hoogte moet stellen van de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Fysiek en bij de aanwezige parkeerapparatuur of overige aanwezige bebording. Het zich niet voldoende op de hoogte stellen en het (als gevolg daarvan) niet naleven van die voorschriften, komt naar vaste jurisprudentie voor rekening en risico van de parkeerder.
8. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de auto van eiseres stond geparkeerd op een plaats waar gelet op de RVV en het bord E9, in samenhang bezien met de onderborden op het moment van de naheffingsaanslag, uitsluitend kon worden geparkeerd met een vergunning of een dagkaart. Door het plaatsen van een onderbord kan de hoofdregel worden aangepast.
9. Ingevolge artikel 225, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet kan in het kader van de parkeerregulering een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
10. Op grond van artikel 2, van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2022 van de gemeente Alkmaar (hierna: de Verordening) wordt onder de naam “parkeerbelastingen” de volgende belastingen geheven: een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
11. Ingevolge artikel 6 van de Verordening staat onder andere dat de belasting is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
12. Ingevolge artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit Parkeren 2022 gemeente Alkmaar wordt onder andere Blekerskade ter hoogte van nummer 11 aangewezen als plaats waarop slechts tegen betaling van belasting als bedoeld in artikel 2 van de verordening parkeerbelastingen mag worden geparkeerd, voor zover deze straat is voorzien van parkeer apparatuur of het bord E9 uit bijlage 2 van het Regelement verkeersregels en verkeersteken (RVV)1990, voorzien van (een onderbord) met de tekst “dagkaarten toegestaan”.
13. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet op de onder artikel 6 voorgeschreven wijze van de Verordening heeft geparkeerd. Niet is gebleken dat eiseres op een andere wijze de parkeerbelasting heeft voldaan. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.
14. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat sprake is van een ondeugdelijke motivering van de uitspraak op bezwaar. Uit de uitspraak op bezwaar blijkt dat verweerder is ingegaan op de argumenten van eiseres zoals vermeld in haar bezwaarschrift. Dat eiseres het niet eens is met de uitleg die zij van verweerder heeft ontvangen maakt dit niet anders. Verweerder heeft de uitspraak op bezwaar deugdelijk gemotiveerd.
15. Verweerder heeft ter zitting, onweersproken, gesteld dat het bezwaar van eiseres ten onrechte gegrond is verklaard. De rechtbank acht dat standpunt op basis van de vaststaande feiten, gelet op de bebording ter plaatse, juist. De hoogte van het toegekende bedrag proceskostenvergoeding in bezwaar staat daarom niet ter discussie. Eiseres heeft ten onrechte een proceskostenvergoeding in bezwaar ontvangen.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.