ECLI:NL:RBNHO:2024:12260

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/15/358480 / KG ZA 24-639
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de echtelijke woning in kort geding na echtscheiding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel de ontruiming van de echtelijke woning. De procedure is gestart met een dagvaarding op 5 november 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 november 2024. De partijen zijn gehuwd geweest, maar hun huwelijk is beëindigd door echtscheiding, waarvan de beschikking op 13 december 2017 is ingeschreven op 23 januari 2018. In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de vrouw huurster van de woning zal zijn, maar de man is met instemming van de vrouw in de woning blijven wonen.

De vrouw vordert dat de man onmiddellijk de woning verlaat en de sleutels aan haar overhandigt. Ze stelt dat de situatie onhoudbaar is geworden door het toenemende drankgebruik van de man en eerdere mishandelingen. De man erkent dat hij drinkt, maar ontkent een drankprobleem te hebben. De voorzieningenrechter moet beoordelen of de vrouw spoedeisend belang heeft bij haar vordering en of de vordering in de bodemprocedure kans van slagen heeft.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien het gedrag van de man en de onhoudbare situatie. De vordering van de vrouw wordt toegewezen, maar de man krijgt een termijn van twee weken om de woning te verlaten. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H. Schotman op 29 november 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/358480 / KG ZA 24-639
Vonnis in kort geding van 29 november 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. A.J. van Ommeren te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding van 5 november 2024 met 2 producties
  • de mondelinge behandeling op 28 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest, welk huwelijk is geëindigd door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 13 december 2017 in de registers van de burgerlijke stand op 23 januari 2018.
2.2.
In de echtscheidingsbeschikking is het verzoek van de vrouw tot het huurrecht van de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) toegewezen, in die zin dat daarin bepaald is dat de vrouw met ingang van inschrijving van de echtscheidings-beschikking huurster van de woning zal zijn.
2.3.
Bij gebrek aan andere woonruimte is de man met instemming van de vrouw sindsdien in de woning blijven wonen.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Gedaagde te bevelen om onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de woning aan de [adres] te ([postcode]) te [plaats] te verlaten onder afgifte van de huissleutels aan eiseres en de woning zonder haar toestemming niet meer te betreden.
3.2.
Aan haar vordering legt de vrouw – samengevat – ten grondslag dat de man steeds meer is gaan drinken en de situatie daardoor – mede als gevolg van het feit dat hij haar heeft mishandeld, waarvan zij ook aangifte heeft gedaan – onhoudbaar is geworden.
3.3.
De man voert tot zijn verweer – kort gezegd – aan dat hij wel drinkt, maar geen drankprobleem heeft.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of de vrouw ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
De vordering van de vrouw strekt ertoe dat de man de woning dient te verlaten. De man heeft niet betwist dat hij geen huurrechten (meer) heeft. De vraag is of de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening.
De vrouw heeft de man tot voor kort toegestaan om in de woning te verblijven in afwachting van toekenning van alternatieve huisvesting. De bron van die welwillendheid is niet onuitputtelijk en kan opdrogen als gevolg van gedrag van de man. Dat is hier het geval.
Ter zitting heeft de man ontkend dat hij een drankprobleem heeft. Hij heeft echter de stelling van de vrouw dat hij in ieder geval in de weekenden zodanig drinkt dat hij lam is (op vrijdag een fles whisky en de rest van het weekend veelal een tweede fles) niet weersproken. Dat de inname van een dergelijke hoeveelheid alcohol ook overigens heeft geleid tot een onhoudbare situatie, acht de voorzieningenrechter aannemelijk. Het overgelegde proces-verbaal van aangifte is een illustratie van hoe het uit de hand kan lopen.
De slotsom is dat de man de woning moet verlaten; er is sprake van een situatie die de vrouw niet langer hoeft te dulden.
4.3.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vordering van de vrouw zal worden toegewezen. Wel zal de man daarbij een iets ruimere termijn voor ontruiming van de woning worden gegund dan gevorderd, teneinde hem in staat te stellen vervangende woonruimte te regelen.
4.4.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te ([postcode]) [plaats] te verlaten en de sleutels af te geven aan de vrouw, alsmede de woning zonder haar toestemming niet meer te betreden,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 29 november 2024. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 936