Op 26 november 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de kinderrechter, mr. F.W. van Dongen. Verzoeker, verblijvende te Arnhem of Zevenaar en Haarlem, had op 26 augustus 2024 en opnieuw op 6 november 2024 een verzoek tot wraking ingediend bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit verzoek was gericht tegen de kinderrechter die betrokken was bij de behandeling van verschillende zaken met betrekking tot de kinderen van verzoeker. Na bevestiging van verzoeker dat het verzoek betrekking had op een rechter van de Rechtbank Noord-Holland, werd het verzoek door het gerechtshof doorgezonden naar deze rechtbank.
De wrakingskamer heeft de beslissing zonder zitting genomen, omdat het verzoek tot wraking niet meer in behandeling kon worden genomen. Dit was het gevolg van het feit dat de kinderrechter op 5 augustus 2024 al een eindbeschikking had gegeven in de hoofdzaak. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter alleen gewraakt worden zolang deze de zaak nog behandelt. Aangezien de eindbeschikking al was gegeven, was het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.
De wrakingskamer heeft ook besloten om af te zien van een zitting, omdat er geen andere beslissing mogelijk was. Verzoeker werd geïnformeerd dat als hij meent dat hij geen eerlijk proces heeft gehad, hij dit in hoger beroep tegen de beschikking in de hoofdzaak kan aanvoeren. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing toe te zenden aan verzoeker, de kinderrechter en de wederpartijen in de hoofdzaak.