ECLI:NL:RBNHO:2024:12244

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
10830672 \ CV EXPL 23-7930
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijk bevonden Bik-beding in algemene voorwaarden van Open Universiteit; afwijzing incassokosten

In deze verstekzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Open Universiteit en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door Syncasso Gerechtsdeurwaarders, vorderde betaling van € 1.460,72, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 6 december 2023 de eisende partij gevraagd om de toepasselijke algemene voorwaarden over te leggen en zich uit te laten over de eventuele oneerlijkheid van de daarin opgenomen bedingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument, waarbij consumentenbeschermende bepalingen van toepassing zijn.

De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de eisende partij de nodige informatie aan de gedaagde partij heeft verstrekt en of de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. Het artikel 8d van de algemene voorwaarden werd als oneerlijk bevonden, omdat het in strijd is met de wettelijke regeling omtrent incassokosten. De kantonrechter heeft dit beding vernietigd en de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De vordering tot betaling van het resterende bedrag werd echter toegewezen, en de gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor handelaren om zich aan consumentenbeschermende wetgeving te houden, vooral in het kader van online overeenkomsten. De kantonrechter heeft de gedaagde partij grotendeels in het ongelijk gesteld en de kosten voor de extra akte zijn voor rekening van de eisende partij, aangezien deze zelf verantwoordelijk was voor de noodzaak van de extra procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10780288 CV EXPL 23-7195
Uitspraakdatum: 25 september 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
het publiekrechtelijk lichaam Open Universiteit
te Heerlen
de eisende partij
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 6 december 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de
kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om bij akte de toepasselijke algemene voorwaarden over te leggen en zich daarbij uit te laten over de eventuele oneerlijkheid van de daarin opgenomen bedingen die verband houden met de vordering. De eisende partij heeft op 31 januari 2024 een akte genomen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 1.460,72 (hoofdsom + meegevorderde rente á € 30,82 + buitengerechtelijke (incasso)kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.210,24 (hoofdsom) vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van de volledige betaling, met veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of die zijn nageleefd. Zo niet, dan moet de kantonrechter daar, ook ambtshalve, consequenties aan verbinden. Weliswaar is de inschrijving van de gedaagde partij als student een eenzijdige rechtshandeling, maar met de beslissing tot inschrijving ontstaat tussen instelling en student een overeenkomst waarbij voor beide partijen rechten en plichten ontstaan, zoals die in onder andere de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding en het studentenstatuut zijn vermeld. De bepalingen van het overeenkomstenrecht zijn daarom van toepassing. De eisende partij is een handelaar in de zin van artikel 6:230g sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voornoemde richtlijnen zijn van toepassing op alle handelaren, ongeacht of zij publiek of privaat zijn. [1] Het standpunt van de eisende partij dat ambtshalve toetsing aan voornoemde richtlijnen niet aan de orde is, volgt de kantonrechter dus niet.
2.3.
Op de onderhavige overeenkomst zijn dus consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of die zijn nageleefd. Zo niet, dan moet de kantonrechter daar, ook ambtshalve, consequenties aan verbinden.
Ambtshalve toetsing van informatieplichten
2.4.
De kantonrechter moet allereerst ambtshalve beoordelen of de eisende partij de nodige informatie aan de gedaagde partij heeft verstrekt. In dit geval, waarin de overeenkomst online is gesloten, zijn de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v BW van toepassing. Uit de aard van de overeenkomst vloeit voort dat de eisende partij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden
Inschrijvingsvoorwaarden van de Open Universiteit(hierna: de algemene voorwaarden)
2.5.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of in de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bedingen zijn opgenomen, die onredelijk bezwarend zijn voor consumenten als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW.
2.6.
De eisende partij stelt dat artikel 8d van de algemene voorwaarden geen oneerlijk beding is, omdat niet is beoogd af te wijken van de wet. Volgens de eisende partij moet de bepaling worden gelezen in combinatie met artikel 6:96 BW.
2.7.
De kantonrechter blijft van oordeel dat artikel 8d van de algemene voorwaarden een oneerlijk beding is, omdat dit niet voldoet aan de wettelijke regeling van artikel 6:96 lid 6 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Op grond van artikel 6:96 lid 6 BW is een consument pas incassokosten verschuldigd als hij na het intreden van verzuim vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen. Op grond van het beding kunnen echter direct na het intreden van verzuim incassokosten in rekening worden gebracht zonder dat eerst nog een veertiendagenbrief wordt verstuurd. Dat is in strijd met de wet. Voor wat betreft de hoogte van de incassokosten stelt de eisende partij dat het begrip “de daarvoor te maken kosten” moet worden uitgelegd aan de hand van artikel 6:96 BW. Dat staat echter niet in het beding en volgt daar ook niet uit. Op grond van het beding kunnen onbeperkte incassokosten voor rekening van de gedaagde partij worden gebracht. Dat is in strijd met het Besluit waarin die kosten beperkt zijn tot de daarin opgenomen tarieven. Al met al is het beding onredelijk bezwarend ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten. Daarom vernietigt de kantonrechter artikel 8d van de algemene voorwaarden, voor zover dat ziet op buitengerechtelijke incassokosten. Dit heeft tot gevolg dat de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen.
Conclusie
2.8.
De vordering komt de kantonrechter voor het overige ook niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze toewijsbaar is.
2.9.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.241,06, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.210,24 vanaf 26 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 131,12
griffierecht € 322,00
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie artikel 2 sub c van Richtlijn 93/13/EEG en overweging 16 van Richtlijn 2011/83/EU