Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
. [naam]
1.Het procesverloop
2.De vordering
3.De beoordeling
4.De beslissing
€ 7.928,00 vanaf 30 juli 2024 en daarna over € 7.778,00 vanaf 8 augustus 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde D. van Hilten, op 25 juli 2024 een vordering ingesteld tegen gedaagde, die niet is verschenen. Eiser heeft haar vordering verminderd en gedaagde is verstek verleend. Gedaagde heeft op 29 augustus 2024 het verstek gezuiverd en om uitstel gevraagd voor verweer, maar heeft daarna niet meer gereageerd.
Eiser vordert na vermindering van eis een bedrag van € 8.564,40, bestaande uit € 8.078,00 voor de verhuur van materialen en € 786,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, verminderd met een betaling van € 300,00. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde, ondanks de gelegenheid om verweer te voeren, de vordering niet heeft weersproken. Daarom wordt de niet betwiste vordering toegewezen.
De proceskosten worden aan de kant van eiser begroot op € 1.114,39, en gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals de hoofdsom met rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de vordering voor het overige wordt afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S. Slijkhuis op 17 oktober 2024 in aanwezigheid van de griffier.