In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2024 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, die lijdt aan een bipolaire I stoornis met paranoïde psychotische decompensaties. De officier van justitie had op 17 oktober 2024 een verzoek ingediend voor deze machtiging, waarbij verschillende bijlagen, waaronder een zorgplan en medische verklaringen, waren gevoegd. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag heeft de rechtbank betrokkene en zijn advocaat gehoord, evenals een casemanager en een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene geen verzet toont tegen het innemen van medicatie en bereid is samen te werken met de psychiater. Er zijn positieve stappen gezet in de behandeling, maar de rechtbank oordeelt dat, gezien de vermindering van medicatie, een zorgmachtiging noodzakelijk is om te voorkomen dat betrokkene ontregeld raakt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg nodig is. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 31 oktober 2025, en omvat verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is, en dat voldaan is aan de criteria van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter A.S. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van griffier C.M. van den Heuvel.