ECLI:NL:RBNHO:2024:12152

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
C/15/356145 / JU RK 24-1272
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] sinds 1 november 2021 onder toezicht staat en dat deze ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing steeds zijn verlengd. De ouders van [de minderjarige] hebben het ouderlijk gezag, maar de situatie is complex door de spanningen binnen het gezin en de problematiek van [de minderjarige] en haar zus [zus]. De gezinsvoogd (GI) heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat [de minderjarige] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [de minderjarige] aangegeven dat het goed met haar gaat bij haar pleegouders, maar dat ze ook van haar ouders houdt. De ouders hebben aangegeven dat ze het moeilijk vinden dat [de minderjarige] niet bij hen woont, maar willen het beste voor haar. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn om de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 1 november 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens verlengd tot 1 november 2025. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/356145 / JU RK 24-1272
Datum uitspraak: 28 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Jeugd- & Gezinsbeschermerste Haarlem,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
[de pleegouder/de oom] en [de pleegouder/de tante],
hierna te noemen: de pleegouders/de oom en tante,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van 9 augustus 2024;
- het aangepaste verzoekschrift van 23 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader;
- de pleegouders;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
[de minderjarige] heeft haar mening gegeven in een apart gesprek met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in het pleeggezin van haar oom en tante mz.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 1 november 2021 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd en duurt nu nog tot 1 november 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 november 2021 machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Deze machtiging is telkens verlengd en duurt nu nog tot 1 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Verder heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen met een jaar. Tot slot heeft de GI verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de GI naar voren gebracht dat [de minderjarige] spanningen goed aanvoelt en dat haar eigen spanning dan toeneemt. Zij krijgt dan meer klachten: vooral slecht slapen, een naar gevoel hebben, huilen en paniekaanvallen. [de minderjarige] heeft de afgelopen periode veel slaapproblemen gehad, waardoor zij veel te weinig sliep. Dit belemmerde haar functioneren overdag ernstig. De slaapproblemen zijn nu wat verminderd. Hoewel er nog zorgen over zijn, kan [de minderjarige] nu overdag functioneren. Er is geen specifieke reden aan te wijzen voor de spanningen die [de minderjarige] de afgelopen periode heeft gevoeld. Het afgelopen jaar hebben meerdere zaken impact gehad op haar en haar familieleden, zoals verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, een kaakoperatie en de wisseling van jeugdbeschermer. Verder is [de minderjarige] dit jaar begonnen op de middelbare school.
Het is voor [de minderjarige] nodig dat de belangrijke volwassenen om haar heen goed met elkaar afstemmen en de verantwoordelijkheid bij haar wegnemen, zodat zij niet in situaties komt waarin zij moet kiezen. De pleegouders vinden het nu soms moeilijk om de belangen en behoeftes van [de minderjarige] met de ouders te bespreken, omdat hierdoor discussies kunnen ontstaan. De GI signaleert toenemende spanningen binnen het familiesysteem en dat de ouders en pleegouders fundamenteel van mening verschillen over het toekomstperspectief van [de minderjarige] .
[de minderjarige] is op afgesproken momenten bij haar ouders en overnacht eens per week bij hen. Zij vindt het fijn haar ouders te zien, maar geeft aan niet altijd helemaal zichzelf te kunnen zijn. Het doel is om de omgang in overleg met alle betrokkenen op te bouwen, maar [de minderjarige] moet eerst meer vertrouwen krijgen in haar zus en haar ouders. [de minderjarige] wilde de omgang eerder houden bij wat het was, maar staat nu toch open voor een opbouw. Hierdoor heeft een uitbreiding van de omgang langer op zich laten wachten. Inmiddels ziet zij haar zus [zus] wekelijks bij de ouders. Hoewel het vertrouwen langzaam groeit, vindt [de minderjarige] het contact met [zus] nog lastig en spannend. [de minderjarige] wil niet weer in een situatie komen die voor haar onveilig voelt.
De GI zal het komende jaar toezicht houden op de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] en luisteren naar haar wensen en behoeften. Naast de doelen waaraan de afgelopen tijd is gewerkt, zal de GI het komende jaar een (onafhankelijk) perspectiefonderzoek laten uitvoeren. Verder is de GI van mening dat systemische hulpverlening nodig is voor het herstellen van wederzijds vertrouwen tussen [de minderjarige] en de ouders, [de minderjarige] en [zus] , en de ouders en de pleegouders, zodat zij in het belang van [de minderjarige] weer op één lijn komen. De gesprekken tussen de ouders en de pleegouders zijn inmiddels gestart. Ook moet [de minderjarige] hulp krijgen voor haar slaapproblemen en leren welke hulpbronnen er zijn en deze leren inzetten om met de problematiek van [zus] om te gaan.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft laten weten dat het goed met haar gaat bij haar oom en tante, bij wie het rustig en gezellig is. [de minderjarige] wil dan ook heel graag bij hen blijven. Zij zal echter altijd van haar ouders blijven houden, ook al wil zij niet bij hen wonen.
[de minderjarige] vindt de thuissituatie bij haar ouders heel lastig. Zij ziet hen wel, en dit gaat steeds beter. Ook onderneemt zij inmiddels een keer in de maand wat leuks met haar zus [zus] . [zus] wordt bijna 18 jaar en zal dan weer bij de ouders gaan wonen. [de minderjarige] denkt dat zij dan niet meer zo vaak bij haar ouders zal zijn, omdat haar ouders dan hun handen vol zullen hebben aan [zus] en haar problematiek. Zij vindt het fijn dat zij naar haar oom en tante kan gaan als de spanningen bij haar ouders thuis oplopen.
4.2.
De ouders vinden het heel pijnlijk en verdrietig dat [de minderjarige] niet bij hen woont. Zij zouden haar graag weer zelf opvoeden. Zij zien echter dat [de minderjarige] zich er niet klaar voor voelt bij hen te wonen en willen doen wat voor haar goed is. Dit doet heel veel met hen. Zij vinden het ook pijnlijk dat er meer afstand tussen hen en [de minderjarige] ontstaat. De ouders zouden [de minderjarige] graag snel meer willen zien en hebben het gevoel dat de opbouw van de omgang steeds wordt vertraagd. De onveiligheid in de thuissituatie is nu verminderd, en de ouders hopen dat [de minderjarige] dit kan ervaren als de omgang wordt uitgebreid.
De ouders zien dat het goed gaat met [de minderjarige] bij de oom en tante, en zijn hier heel blij om.
4.3.
De oom heeft naar voren gebracht dat het in het algemeen heel goed gaat met [de minderjarige] . De pleegouders proberen haar te laten aangeven waar haar behoeftes liggen in het contact met haar ouders. Hoewel de opbouw daardoor niet snel gaat, is het heel belangrijk goed naar [de minderjarige] te luisteren.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] nog steeds zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van de volgende concrete ontwikkelingsbedreigingen. [de minderjarige] heeft een belast verleden met veel spanningen rond de situatie van haar zus [zus] , die kampt met forse psychiatrische problematiek. [de minderjarige] deelde een kamer met [zus] , zodat zij veel meekreeg van [zus] herhaalde suïcidepogingen, haar eetproblemen en hevige automutilatie. De ouders waren niet in staat om de onveiligheid voor [de minderjarige] weg te nemen. Vanwege het verleden moet het vertrouwen van [de minderjarige] in de ouders en [zus] weer groeien.
Verder voelt [de minderjarige] spanningen goed aan en voelt zij zich verantwoordelijk voor anderen.
Als de spanning bij [de minderjarige] en haar verantwoordelijkheidsgevoel toenemen, trekt zijn zich terug, uit zij zich minder en heeft zij meer last van klachten. Zo heeft zij de afgelopen periode veel last gehad van dusdanige slaapproblemen dat dit haar functioneren belemmerde, en van paniekaanvallen. Daarnaast heeft [de minderjarige] last van de onzekerheid over haar toekomstperspectief. Zij is bang bij haar oom en tante te worden weggestuurd en alleen te blijven. Tot slot zijn er spanningen tussen de ouders en de pleegouders, die niet op één lijn zitten over het perspectief van [de minderjarige] .
5.2.
De zorg die noodzakelijk is om de bedreiging weg te nemen wordt niet of onvoldoende geaccepteerd. Gebleken is dat de doelen van de ondertoezichtstelling de afgelopen niet zijn gehaald, waarmee het de ouders nog steeds niet is gelukt een veilige opvoedsituatie voor [de minderjarige] te creëren. Hoewel de ouders welwillend zijn, speelt hierbij mee dat [de minderjarige] vanwege het verleden nog onvoldoende vertrouwen in hen heeft.
5.3.
Ten slotte blijkt dat de verwachting nu nog gerechtvaardigd is dat de ouders die het gezag uitoefenen in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een termijn die, gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] , aanvaardbaar te achten is. De kinderrechter acht het voor [de minderjarige] van groot belang dat snel duidelijk wordt waar zij verder zal opgroeien. Zij verblijft al vanaf haar achtste jaar bij haar oom en tante, en zit al langere tijd in onzekerheid over de toekomst. Ook de ouders en de pleegouders hebben een sterke behoefte aan duidelijkheid hierover. De GI zal komende periode onderzoek laten doen naar het toekomstperspectief van [de minderjarige] , om voor haar een zorgvuldig besluit te kunnen nemen en ook recht te doen aan de ouders. Als uit het onderzoek blijkt dat het perspectief van [de minderjarige] bij de pleegouders ligt, en de ouders zich hier in het belang van hun dochter bij neerleggen, moet blijken of een gedwongen kader nog noodzakelijk is.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek, de in te zetten hulpverlening en de gestelde of te stellen doelen, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met twaalf maanden.
Naast het perspectiefonderzoek moet de komende periode systemische hulpverlening worden ingezet om de ouders en de pleegouders in het belang van [de minderjarige] op één lijn te komen. Ook is deze hulp nodig om het vertrouwen van [de minderjarige] in haar ouders en zus te vergroten.
Verder moeten de lichaamsgerichte therapie en psychosomatische fysiotherapie van [de minderjarige] worden voortgezet. Daarnaast moet er hulp worden gezocht voor haar ernstige slaapproblemen, en moet zij handvatten krijgen om met de problematiek van haar zus te leren omgaan.
Tot slot is het van groot belang dat de ouders [de minderjarige] niet belasten met hun problemen.
5.5.
Verder blijkt uit het voorgaande dat verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (artikel a:265b, eerste lid, BW). Uit de stukken en wat op de zitting naar voren is gekomen, is gebleken dat [de minderjarige] op haar plek zit bij haar oom en tante, bij wie zij een veilige en stabiele opvoedomgeving heeft. [de minderjarige] voelt zich bij hen prettig en kan zich bij hen goed ontwikkelen. Het vertrouwen van [de minderjarige] in haar ouders is nog niet zodanig hersteld dat zij weer bij hen kan en wil wonen. Daarbij komt dat [zus] binnenkort weer bij de ouders zal gaan wonen, wat veel van de ouders zal vragen. Dan bestaat het risico dat [de minderjarige] niet de aandacht zal krijgen die zij nodig heeft, of dat zij vanwege de problematiek van [zus] weer in een onveilige situatie komt. Gelet hierop zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen met een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]van 1 november 2024 tot 1 november 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 1 november 2024 tot 1 november 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024 door mr. F. W. van Dongen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 18 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.