ECLI:NL:RBNHO:2024:12110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
C/15/357638 / KG ZA 24-582
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van percelen door COA voor opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen in strijd met erfdienstbaarheden?

In deze zaak heeft de Parochie haar percelen aan de Sparrenlaan in Aerdenhout voor zes jaar verhuurd aan het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) voor de opvang van maximaal 30 alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De Stichting Aerdenhout-Bentveld, die optreedt namens de eigenaren van vijf heersende erven, stelt dat dit gebruik in strijd is met de erfdienstbaarheden die op de percelen zijn gevestigd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Stichting afgewezen, oordelend dat het beoogde gebruik van de percelen als opvanglocatie niet in strijd is met de erfdienstbaarheden. De voorzieningenrechter overweegt dat de Parochie de percelen nog steeds gebruikt in overeenstemming met de bepalingen van de notariële akte uit 1920, waarin afstand is gedaan van de erfdienstbaarheden uit 1904 en 1918 voor het bouwen en hebben van een Rooms-Katholieke kerk met bijgebouwen. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van de Parochie en het COA zwaarder wegen dan die van de Stichting, en wijst de vorderingen van de Stichting af. De Stichting wordt veroordeeld in de proceskosten van de Parochie en het COA.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/357638 / KG ZA 24-582
Vonnis in kort geding van 27 november 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING AERDENHOUT-BENTVELD,
gevestigd te Aerdenhout,
eisende partij in de hoofdzaak,
hierna te noemen: de Stichting,
advocaat: mr. N.J.M. Beelaerts van Blokland,
tegen
het kerkgenootschap
PAROCHIE H.H. ANTONIUS EN PAULUS,
gevestigd te Aerdenhout,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
hierna te noemen: de Parochie,
ter zitting vertegenwoordigd door het parochiebestuur,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS
gezeteld te ’s-Gravenhage,
eisende partij in het incident,
voegende partij aan de zijde van gedaagde in de hoofdzaak,
hierna te noemen: het COA,
advocaat: mr. F. Sepmeijer.
De zaak in het kort
De Parochie heeft haar percelen aan de Sparrenlaan in Aerdenhout voor zes jaar verhuurd aan het COA. Op de percelen staan een Rooms Katholieke kerk, een parochiewoning en een bijgebouw. Het COA wil de parochiewoning en het bijgebouw gebruiken voor de opvang van maximaal 30 alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Op de percelen van de Parochie zijn in 1904 en 1918 erfdienstbaarheden gevestigd. Uitsluitend ten behoeve van de bouw en het hebben van de kerk is in 1920 afstand gedaan van deze erfdienstbaarheden.
De Stichting treedt op namens de eigenaren van vijf heersende erven. Zij stelt dat het beoogde gebruik als opvanglocatie in strijd is met de erfdienstbaarheden die voor de heersende erven op de percelen van de Parochie zijn gevestigd. De Stichting vordert daarom een verbod om de percelen te (laten) gebruiken als opvanglocatie. De voorzieningenrechter is het niet met de Stichting eens en wijst de vorderingen af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 oktober 2024 inclusief 39 producties van de Stichting,
- de incidentele conclusie tot voeging aan de zijde van gedaagde van het COA,
- de e-mail van 18 november 2024 met vijf producties van de Parochie,
- het bericht van 19 november 2024 met een productie van het COA,
- de mondelinge behandeling van 20 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van de Stichting,
- de spreekaantekeningen van de Parochie,
- de spreekaantekeningen van het COA.
1.2.
Op de vordering in het incident is tijdens de mondelinge behandeling beslist. Het COA is als voegende partij aan de zijde van gedaagde toegelaten.
1.3.
Ten slotte is uitspraak in de hoofdzaak bepaald op vandaag.

2.Feiten

2.1.
De Parochie is eigenaar van drie percelen aan de Sparrenlaan 7, 9 en 9a in Aerdenhout. Deze percelen zijn kadastraal aangeduid als sectie B nummers 3856, 6429 en 6428 en worden in dit vonnis samen ook “de percelen” genoemd.
2.2.
Op perceel B 3856 staat een Rooms-Katholieke kerk met daaraan verbonden een parochiewoning (ook wel pastorie of pastoorswoning). Op perceel B 6429 staat een bijgebouw genaamd “de Spar”. Perceel B 6428 grenst aan het perceel met de parochiewoning en is niet bebouwd.
2.3.
De twee bebouwde percelen (B 3856 en B 6429) zijn als dienend erf belast met twee erfdienstbaarheden.
2.4.
Bij notariële akte van 23 maart 1904 is de eerste erfdienstbaarheid gevestigd. De tekst daarvan luidt blijkens het erfdienstbaarhedenonderzoek door de bewaarder van het Kadaster en voor zover in deze zaak van belang als volgt.

De verkochte perceelen hebben de bestemming van villa terrein en zullen een landelijke karakter moeten behouden, behalve: 1. één hotel-restaurant met aanhoorigheden zoals voor dergelijke inrichtingen gebruikelijk zijn. 2. heerenhuizen. 3. koetshuizen, paardenstallingen, koetsiers- huisknechts- tuinmans- en opzichterswoningen, tuin- of zomerhutten, bergplaatsen van huishoudelijke aard of bestemd voor tuin- bosch­ en landbouw alles voor eigen gebruik de bewoners der heerenhuizen. 4. winkelhuizen (…) Zullen op de bij deze verkochte percelen geen gebouwen of getimmerden mogen aanwezig zijn. Inrichtingen welke volgens de bepalingen nu of mettertijd van de Hinderwet niet mogen aanwezig zijn zonder toestemming van het openbaar gezag Inrichtingen, behalve het hiervoor bedoelde hotel-restaurant, waarin sterkte of gedistlileerde dranken worden getapt of verkocht of waarin de koffiehuis- of bierhuishouders zaak wordt uitgeoefend of gelagen worden gezet, sanatoria voor zieken of herstellende patienten zullen op de perceelen nooit mogen aanwezig zijn.”
2.5.
Bij notariële akte van 28 augustus 1918 is de tweede erfdienstbaarheid gevestigd. De tekst daarvan luidt blijkens het erfdienstbaarhedenonderzoek door de bewaarder van het Kadaster en voor zover in deze zaak van belang als volgt.
“Dat op de aan de verkoopster toebehoorende kadastrale percelen (…) nimmer een hotel café-restaurant of pension zal mogen worden gesticht of uitgeoefend welke verbodsbepaling als erfdienstbaarheid wordt gevestigd (…)”
2.6.
Bij notariële akte van 3 december 1920 is afstand gedaan van de erfdienstbaarheden uit 1904 en 1918. Dit is blijkens het erfdienstbaarhedenonderzoek door de bewaarder van het Kadaster en voor zover in deze zaak van belang zo verwoord:
“comparanten (…) verklaren bij deze ten behoeve van den voorgenomen bouw eener Roomsch Katholieke Kerk cum annexis te Bloemendaal afstand te doen van voormelde erfdienstbaarheid voor zoo veel betreft het perceel kadastraal bekend gemeente Bloemendaal sectie B nummer 3643[voorzieningenrechter: vernummerd naar B 3856 en B 6429]
(…) met deze uitdrukkelijke beperking evenwel dat deze afstand uitsluitend beoogd het bouwen en hebben eener Roomsch Katholieke Kerk cum annexis op voormeld perceel 3643 mogelijk te maken (…)”
2.7.
De Stichting behartigt als lasthebber de belangen van zeven buurtbewoners die vijf naburige percelen in eigendom hebben. Deze vijf percelen zijn heersende erven voor de hierboven genoemde erfdienstbaarheden.
2.8.
Op basis van een huurovereenkomst heeft de Parochie de parochiewoning en het bijgebouw verhuurd aan het COA. De huurovereenkomst is ingegaan op 1 augustus 2023 en is aangegaan voor zes jaar. Het COA wil de parochiewoning en het bijgebouw vanaf begin december 2024 gebruiken als tijdelijke opvanglocatie voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna: AMV’s). Zij zullen worden gehuisvest in de parochiewoning.

3.Het geschil in de hoofdzaak

Vordering van de Stichting
3.1.
De Stichting vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de Parochie verbiedt om het perceel B 3856 te (laten) gebruiken, te (laten) bebouwen ten behoeve van een AMV-opvanglocatie, dan wel anders te (laten) gebruiken/bebouwen dan toegestaan op grond van de op dit perceel gevestigde erfdienstbaarheden,
II. de Parochie verbiedt om het perceel B 6429 te (laten) gebruiken, te (laten) bebouwen ten behoeve van een AMV-opvanglocatie, dan wel anders te (laten) gebruiken/bebouwen dan toegestaan op grond van de op dit perceel gevestigde erfdienstbaarheden,
III. de Parochie verbiedt om het perceel B 6428 te (laten) gebruiken ten behoeve van een AMV-opvanglocatie,
de Stichting vordert een dwangsom van € 10.000,00 per dag tot een maximum van € 1.500.000,00 is bereikt voor iedere dag dat de Parochie in strijd handelt met de onder I, II, en III gevorderde verboden,
IV. de Parochie veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2.
De Stichting legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het gebruik als AMV-opvanglocatie in strijd is met de erfdienstbaarheden die in de notariële akten uit 1904 en 1918 op de percelen B 3856 en B 6429 zijn gevestigd. Het gebruik als AMV-opvanglocatie valt volgens de Stichting ook niet onder het bouwen en hebben van een Rooms-Katholieke kerk met bijgebouwen waarvoor in de notariële akte uit 1920 afstand is gedaan van de erfdienstbaarheden uit 1904 en 1918.
Verweer van de Parochie
3.3.
De Parochie voert aan dat de vorderingen van de Stichting moeten worden afgewezen. Ook wil zij een veroordeling van de Stichting in de kosten van de procedure en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.
3.4.
De Parochie voert aan dat het gebruik als AMV-opvanglocatie niet in strijd is met de erfdienstbaarheden. Voor zover de Stichting betoogt dat de parochiewoning geen herenhuis is of haar functie heeft verloren, omdat de parochiewoning geen pastorie meer is van de kerk, is dat betoog volgens de Parochie verjaard, omdat de laatste pastoor al zo’n dertig jaar geleden is vertrokken uit de pastorie. De Stichting heeft ten onrechte gesteld dat het kerkgebouw aan de erediensten is onttrokken. Er wordt nog viermaal per jaar een kerkdienst gehouden en daarnaast wordt de kerk ook gebruikt voor huwelijken en uitvaarten.
Het verweer van het COA
3.5.
Het COA voert aan dat de erfdienstbaarheid uit 1904 slechts aangeeft dat de percelen de bestemming hebben van een villaterrein met een landelijk karakter en dat het verboden is om andere gebouwen op de percelen te hebben dan de gebouwen die in deze akte worden genoemd. Om die reden is er in 1920 een uitzondering gemaakt voor het bouwen en hebben van een Rooms-Katholieke kerk met bijgebouwen. Hoewel de pastoriewoning op dit moment wordt verbouwd om deze geschikt te maken voor de opvang van de minderjarigen, vindt de verbouwing voornamelijk inpandig plaats. Er worden geen gebouwen bijgebouwd en ook verandert het uiterlijk van de bestaande gebouwen niet of nauwelijks, zodat het landelijk karakter behouden blijft. Bovendien is de AMV-opvanglocatie volgens het COA geen pension, hotel-restaurant, sanatorium of andere vorm van gebruik dat op grond van de erfdienstbaarheden niet mag.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan, als dat voor de beoordeling nodig is.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

Het juridisch kader van een kort geding-procedure
4.1.
In een kort geding wordt een voorlopige voorziening gevraagd. Eerst moet de voorzieningenrechter beoordelen of de Stichting bij die voorlopige voorziening een spoedeisend belang heeft. Als dat zo is, moet worden beoordeeld of de vorderingen in een bodemprocedure zo’n kans van slagen hebben dat de gevraagde voorziening, vooruitlopend op de beslissing in een bodemprocedure, kan worden toegewezen.
De zaak is geschikt voor kort geding want er is spoedeisend belang
4.2.
Het COA wil het complex vanaf begin december 2024 in gebruik nemen als tijdelijke opvanglocatie voor AMV’s. Dit betekent dat de Stichting een spoedeisend belang heeft bij een beslissing. De zaak is daarom geschikt om in kort geding te behandelen.
Het beoogde gebruik als opvanglocatie levert geen strijd op met de erfdienstbaarheden
4.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, gaat het bij uitleg van een notariële akte (en dus ook van een erfdienstbaarheid in zo’n akte) om de bedoeling van de partijen bij die akte, voor zover die bedoeling in de notariële akte tot uitdrukking is gebracht. Deze partijbedoeling moet worden afgeleid uit de tekst van de akte en moet worden uitgelegd naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte [1] . Dit betekent dat een bepaling in de akte vrij strikt moet worden uitgelegd, waarbij men dicht bij de taalkundige betekenis van de gebruikte woorden moet blijven.
4.4.
Vaststaat dat het bouwen en hebben van een Rooms-Katholieke kerk met bijgebouwen op de percelen in strijd was met de erfdienstbaarheden uit 1904 en 1918. In de akte uit 1920 is daarom ten behoeve van de Parochie afstand gedaan van deze erfdienstbaarheden. Deze afstand geldt alleen voor het bouwen en hebben van de kerk met wat daar bij hoort.
4.5.
De Parochie heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat het kerkgebouw niet is onttrokken aan de eredienst en dat er naast huwelijken en uitvaarten ook viermaal per jaar kerkdiensten worden gehouden. De Stichting heeft dit niet weersproken.
De pastoor heeft namens de Parochie toegelicht dat de kerk ook de zorg heeft voor mensen in nood en dat de Parochie met dat in gedachten het gebruik van haar kerkelijke gebouwen als tijdelijke noodopvang een mooi gebruik vindt. De Stichting heeft niet betwist dat zorg voor mensen in nood een taak van de kerk is. Dit betekent dat de percelen ook nu nog gebruikt worden in overeenstemming met de bepaling in de akte uit 1920, namelijk voor het hebben van een Rooms-Katholieke kerk met wat daar bij hoort.
4.6.
Bovendien is het gebruik van de percelen niet in strijd met de erfdienstbaarheden uit 1904 en 1918. De voorzieningenrechter zal dat uitleggen.
4.7.
In de erfdienstbaarheid uit 1904 is bepaald dat de percelen de bestemming hebben van villa terrein en een landelijk karakter moeten behouden. Ook is bepaald dat er op de percelen geen gebouwen of timmerwerken aanwezig mogen zijn, met uitzondering van de volgende bouwwerken: één hotel-restaurant, herenhuizen, koetshuizen, paardenstallingen, koetsiers-, huisknechts- en opzichterswoningen etc. en winkelhuizen. Er is tot slot een verbod opgenomen voor ‘inrichtingen’ waarin sterke dranken worden verkocht (behalve het eerder genoemde hotel-restaurant), waarin koffie- of bierhuiszaken worden uitgeoefend en voor sanatoria, deze mogen nooit op de percelen aanwezig zijn.
4.8.
De Parochiewoning is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter als gebouw gelijk te stellen met een herenhuis en dus niet in strijd met de erfdienstbaarheid uit 1904. Het gebruik van deze woning als opvanglocatie is in de erfdienstbaarheid uit 1904 ook niet verboden.
4.9.
De erfdienstbaarheid in de akte uit 1918 houdt in dat op de percelen geen hotel, café-restaurant of pension mogen worden gevestigd of worden uitgeoefend. Een hotel of pension biedt aan een ieder verblijf met of zonder maaltijden tegen betaling. Daarvan zal geen sprake zijn. De noodopvang is alleen beschikbaar voor een zeer specifieke groep kinderen en zal voor deze kinderen gratis zijn. De kosten voor de noodopvang worden niet door de kinderen, maar door de staat betaald. Het gaat daarbij ook niet om een tijdelijk recreatief verblijf, zoals doorgaans bij een hotel of pension, maar om noodzakelijke huisvesting van kwetsbare kinderen. De Stichting heeft bij de mondelinge behandeling zelf de vergelijking gemaakt met een kindertehuis. Hieruit volgt dat ook zij meent dat de opvanglocatie geen hotel of pension is.
Conclusie
4.10.
Het voorgaande betekent dat het beoogde gebruik van de percelen van de Parochie als opvanglocatie voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is toegestaan. Dit gebruik voldoet aan de voorwaarden waaronder in 1920 afstand is gedaan van de erfdienstbaarheden die in 1904 en 1918 op deze percelen zijn gevestigd. Bovendien is dit gebruik ook niet in strijd met die erfdienstbaarheden.
Bij die stand van zaken wegen de belangen van de Parochie en het COA bij uitvoering van hun plannen voor de opvang van de minderjarigen op deze locatie zwaarder dan het belang van de Stichting bij een onmiddellijk verbod op deze opvang. De vorderingen van de Stichting zullen daarom worden afgewezen.
De proceskosten in het incident en in de hoofdzaak
4.11.
In het incident zal ieder de eigen kosten moeten dragen, omdat geen van partijen ongelijk heeft gekregen. De Stichting krijgt in de hoofdzaak ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in de hoofdzaak betalen. Daaronder vallen ook de proceskosten van het COA in de hoofdzaak, omdat het begrijpelijk is dat zij aan de zijde van de Parochie verweer wilde voeren.
De proceskosten van de Parochie worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.605,00
De proceskosten van het COA worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.605,00
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van de Stichting af,
5.2.
veroordeelt de Stichting in de proceskosten van de Parochie van € 1.605,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de Stichting niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt de Stichting in de proceskosten van het COA van € 1.605,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de Stichting niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt de Stichting tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.

Voetnoten

1.HR 2 december 2005, NJ 2007/5 (WE Vastgoed-Henselmans)