ECLI:NL:RBNHO:2024:12104

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
11087799 \ CV EXPL 24-2771
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot loondoorbetaling tijdens ziekte zonder deskundigenoordeel UWV

In deze zaak vordert de werknemer, hierna te noemen [eiser], loondoorbetaling tijdens ziekte van zijn werkgever, de besloten vennootschap Claus Hotel Exploitatie Hoofddorp B.V. (hierna: Claus). De werknemer heeft zich op 1 november 2019 ziekgemeld, maar heeft geen deskundigenoordeel van het UWV overgelegd. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer niet-ontvankelijk is in zijn vordering. De procedure begon met een dagvaarding op 18 april 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord op 3 juli 2024 en een mondelinge behandeling op 19 november 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Claus de werknemer geen loon meer heeft betaald vanaf 15 december 2019, en dat de werknemer op 18 december 2019 naar Griekenland is vertrokken zonder Claus op de hoogte te stellen van zijn nieuwe adres. De kantonrechter concludeert dat de werknemer niet kan aantonen dat hij arbeidsongeschikt was, omdat hij geen deskundigenoordeel heeft overgelegd en zijn vertrek naar het buitenland niet heeft gemeld. De kantonrechter verklaart de werknemer niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelt hem in de proceskosten van € 569,00.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11087799 \ CV EXPL 24-2771
Uitspraakdatum: 11 december 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eisende partij
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. F. Özer
tegen
de besloten vennootschap
CLAUS HOTEL EXPLOITATIE HOOFDDORP B.V.
gevestigd te Hoofddorp
gedaagde partij
hierna te noemen: Claus
gemachtigde: mr. R.B.M. van Poorten
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om een vordering tot loondoorbetaling tijdens ziekte. De werknemer heeft echter geen deskundigenoordeel van het UWV in het geding gebracht. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer niet-ontvankelijk is in zijn vordering.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 april 2024 met 18 producties;
- de conclusie van antwoord van 3 juli 2024 met 3 producties;
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Claus exploiteert evenementenlocatie Claus, het Courtyard by Marriott Amsterdam Airport hotel, Claus Bowling en restaurant Barraca Rodizio Grill & Bar.
2.2.
[eiser] is op 16 oktober 2019 als ‘Housekeeping Associate’ bij Claus in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van één jaar. [eiser] voerde zijn werkzaamheden uit in het hotel.
2.3.
Op 1 november 2019 heeft [eiser] zich ziekgemeld. Per 7 december 2019 heeft [eiser] zijn werkzaamheden hervat en heeft hij aansluitend tot en met 14 december 2019 gewerkt.
2.4.
Vanaf 15 december 2019 heeft Claus [eiser] geen loon meer betaald.
2.5.
Op 18 december 2019 is [eiser] naar Griekenland vertrokken en heeft daar tot augustus/september 2022 verbleven.
2.6.
Per brief van 14 september 2022 heeft de (toenmalige) advocaat van [eiser] zich (voor het eerst) tot Claus gewend met vragen over de tussentijdse beëindiging van het dienstverband en de Ziektewetuitkering.
2.7.
Per brief van 13 maart 2024 heeft de advocaat van [eiser] Claus verzocht om loondoorbetaling tijdens ziekte.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – loondoorbetaling tijdens ziekte over de periode vanaf 15 december 2019. Indien en voor zover de arbeidsovereenkomst per 16 oktober 2020 van rechtswege tot een einde is gekomen, vordert [eiser] dat Claus wordt veroordeeld om als eigen risicodrager uitvoering te geven aan de Ziektewet. Volgens [eiser] heeft zijn vrouw hem op 15 december 2019 ziekgemeld en is hij op 18 december 2019 voor een medische behandeling naar Griekenland vertrokken.
3.2.
Claus concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser]. Volgens Claus heeft [eiser] zijn dienstverband op 15 december 2019 opgezegd en is hij omstreeks die datum naar Griekenland vertrokken. Claus weet niets weet van een ziekmelding op die datum.

4.De beoordeling

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van Claus is dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat hij geen deskundigenoordeel van het UWV heeft overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer slaagt. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.2.
Het uitgangspunt is dat een werknemer tijdens ziekte recht heeft op loon. [1] In de wet is bepaald dat een vordering tot loondoorbetaling bij ziekte wordt afgewezen indien daarbij geen verklaring is gevoegd van een door het UWV benoemde deskundige ‘omtrent de verhindering van de werknemer om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten’. [2] Een deskundigenverklaring is niet nodig wanneer de arbeidsongeschiktheid niet in geschil is of het overleggen van een deskundigenoordeel in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd. [3] Anders dan [eiser] stelt, staat vast dat Claus (voor zover niet komt vast te staan dat [eiser] de arbeidsovereenkomst op 15 december 2019 op eigen initiatief ondubbelzinnig en met onmiddellijke ingang heeft opgezegd) uitdrukkelijk heeft betwist dat [eiser] zich heeft ziekgemeld en verhinderd was om werkzaamheden te verrichten.
4.3.
[eiser] doet een beroep op de tweede uitzonderingsgrond van artikel 7:629a lid 2 BW. Hij heeft in dit verband gesteld dat van hem niet kan worden gevergd om een deskundigenoordeel van het UWV in het geding te brengen, omdat Claus geen arbodienst heeft ingeschakeld. Bovendien heeft [eiser] bij dagvaarding diverse medische stukken overgelegd die het bestaan van zijn diagnose ondersteunen.
4.4.
De kantonrechter volgt het betoog van [eiser] niet. Voor zover er al sprake is geweest van een ziekmelding, staat vast dat [eiser] per 18 december 2019 de huur van zijn woning in Nederland heeft opgezegd en voor lange tijd naar Griekenland is vertrokken. Hij heeft geen toestemming gevraagd aan Claus voor zijn vertrek naar het buitenland en hij heeft Claus ook niet op de hoogte gebracht van zijn nieuwe adres. De stelling van [eiser] ter zitting dat Claus zijn adres in Griekenland had kunnen achterhalen via het identiteitsbewijs van zijn (Griekse) vrouw treft geen doel. Nog afgezien van het feit dat de echtgenote van [eiser] nooit (rechtstreeks) bij Claus in dienst is geweest en Claus dus niet over haar gegevens beschikt, is het niet aan Claus om zelf actief op zoek te gaan naar het adres van een werknemer. [eiser] heeft Claus, door zijn langdurige vertrek naar het buitenland en door vervolgens lange tijd niets meer van zichzelf te laten horen, volledig buitenspel gezet. Dit komt naar het oordeel van de kantonrechter voor zijn eigen rekening en risico. Het is dan ook niet aan Claus te wijten dat zij (als al zou komen vast te staan dat het dienstverband nog bestond) geen arbodienst heeft ingeschakeld en er geen oordeel van een bedrijfsarts is.
4.5.
[eiser] heeft ter zitting gesteld dat hij zijn manager heeft geïnformeerd over het feit dat hij voor zijn behandeling naar Griekenland vertrok en ‘de komende twee jaar niet aanwezig zou zijn in verband met ziekte’. [eiser] is echter geen (bedrijfs)arts en kan zodoende zelf geen oordeel geven over zijn eventuele benutbare mogelijkheden. Het is aan [eiser] om aan te tonen dat hij niet alleen ziek, maar ook daadwerkelijk arbeidsongeschikt was. De medische stukken die hij in deze procedure heeft overgelegd – die overigens voornamelijk in de Griekse taal zijn opgesteld – leiden niet tot die conclusie. [eiser] had daarvoor een deskundigenoordeel van het UWV kunnen (en moeten) aanvragen, maar dat heeft hij niet gedaan. Het lange tijdsverloop in deze zaak staat niet aan die verplichting in de weg en is bovendien aan [eiser] zelf te wijten. De kantonrechter gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [eiser] om een deskundige te (laten) benoemen. Het UWV is daarvoor in beginsel de aangewezen instantie en die route heeft [eiser] niet bewandeld. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
4.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Claus worden begroot op:
- salaris gemachtigde
434,00
(2 punten × € 217,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
569,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 569,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:629a lid 1 BW.
3.Artikel 7:629a lid 2 BW.