In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 27 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van de gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland (GS) beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de schade die grauwe ganzen en kolganzen aan haar percelen hadden aangericht. Bij besluit van 10 november 2022 werd haar een tegemoetkoming van € 44.623,81 toegekend, wat 80% van de getaxeerde schade van € 56.918,12 vertegenwoordigde. Eiseres was het niet eens met de hoogte van de tegemoetkoming en stelde beroep in nadat haar bezwaar ongegrond was verklaard op 31 oktober 2023.
De rechtbank oordeelt dat de standaardisering van de tegemoetkoming door GS onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank stelt vast dat de gekozen standaard voor de tegemoetkoming niet is gebaseerd op inzicht in de schadelast van de individuele grondeigenaar, wat in strijd is met de vereisten van de wet. De rechtbank concludeert dat de beslissing van GS om de tegemoetkoming op 80% te stellen niet kan standhouden, omdat er onvoldoende kennis is verzameld over de relevante feiten en belangen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat GS opnieuw op de bezwaren van eiseres moet beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.
De rechtbank veroordeelt GS in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,- en bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- vergoed moet worden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten die financiële tegemoetkomingen betreffen, vooral wanneer deze gebaseerd zijn op beleidsregels die niet voldoende zijn onderbouwd met individuele schadelastanalyses.