ECLI:NL:RBNHO:2024:12083

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
9460484 \ CV EXPL 21-6556
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, KLM Cityhopper B.V., wegens vertraging van hun vlucht van EuroAirport Basel-Mulhouse-Freiburg naar Bangkok via Amsterdam op 4 september 2019. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist door een vertraging van de eerste vlucht, die werd veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, namelijk slotvertraging door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie volgens de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwist echter de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging van de vlucht KL1988 het gevolg was van eerder opgelopen vertraging van vlucht KL1198, die werd veroorzaakt door restricties van de luchtverkeersleiding. Dit wordt gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid. De rechter heeft geconcludeerd dat de passagiers niet kunnen bewijzen dat zij hun aansluitende vlucht hadden kunnen halen zonder deze vertraging. Bovendien heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken en dat de passagiers met minder dan 24 uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 20 november 2024 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9460484 \ CV EXPL 21-6556
Uitspraakdatum: 20 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats] (Frankrijk)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. H. Yildiz (Weiss Legal B.V.)
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. T. Holsbrink

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
De passagiers hebben, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd op de producties bij de conclusie van dupliek.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 4 september 2019 vervoeren van
EuroAirport Basel-Mulhouse-Freiburg (Frankrijk) via Amsterdam naar Bangkok (Thailand), met de vluchten KL1988 en KL875.
2.2.
De vlucht naar Amsterdam (KL1988) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Bangkok gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij meer dan vier uur later dan oorspronkelijk gepland in Bangkok zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht is uitgevoerd met het toestel PH-EXS. Dit toestel heeft voorafgaand aan de vlucht nog twee andere vluchten uitgevoerd, de KL1198 (SVG-AMS) en de KL1987 (AMS-BSL). Volgens de vervoerder is de vertraagde uitvoering van vlucht KL1988 het gevolg geweest van eerder op de dag opgelopen vertraging.
4.4.
De passagiers hebben niet betwist dat vlucht KL1198 met één uur en één minuut vertraging uit Stavenger is vertrokken vanwege restricties van de luchtverkeersleiding (slotvertraging). De reden voor het opleggen van restricties door de luchtverkeersleiding is in beginsel niet relevant voor de kwalificatie als buitengewone omstandigheid. Wanneer een vlucht een gewijzigd slot krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een slot moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de gewijzigde slottijden heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De (vertrek)vertraging van vlucht KL1198 is daarmee het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
4.5.
De vraag die vervolgens voorligt is of de voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vluchten KL1987 en KL1988. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vluchten door hetzelfde toestel zijn uitgevoerd. Er bestaat dan ook een causaal verband tussen de slotvertraging die zich tijdens de uitvoering van vlucht KL1198 heeft voorgedaan en de vertraging van de vluchten KL1987 en KL1988. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van de vervoerder op de doorwerking van buitengewone omstandigheden slaagt. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de vertraging van de vlucht in kwestie in ieder geval voor één uur en één minuut te wijten is aan buitengewone omstandigheden.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het in het midden kan blijven of de overige vertraging van vlucht KL1988 eveneens door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt. De passagiers hebben niet betwist dat zij hun aansluitende vlucht naar Bangkok hadden kunnen halen indien voornoemde buitengewone omstandigheid zich niet had voorgedaan. Daarmee staat vast dat de vertraging op de eindbestemming is veroorzaakt door (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen in dit verband dat de omdraaitijd tussen de vluchten te kort zou zijn. De kantonrechter overweegt dat luchtvaartmaatschappijen op grond van het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) weliswaar gehouden zijn om in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet gerekend kunnen worden tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest. Deze stelling slaagt daarom niet.
4.8.
De passagiers stellen verder dat zij niet zijn omgeboekt naar een andere vlucht ‘bij eerste gelegenheid’. In het onderhavige geval zijn de passagiers met minder dan 24 uur vertraging op hun eindbestemming aangekomen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht geen redelijke maatregel vormt.
4.9.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht wordt daarom afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,- aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,- aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter