In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, KLM Cityhopper B.V., wegens vertraging van hun vlucht van EuroAirport Basel-Mulhouse-Freiburg naar Bangkok via Amsterdam op 4 september 2019. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist door een vertraging van de eerste vlucht, die werd veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, namelijk slotvertraging door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie volgens de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwist echter de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging van de vlucht KL1988 het gevolg was van eerder opgelopen vertraging van vlucht KL1198, die werd veroorzaakt door restricties van de luchtverkeersleiding. Dit wordt gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid. De rechter heeft geconcludeerd dat de passagiers niet kunnen bewijzen dat zij hun aansluitende vlucht hadden kunnen halen zonder deze vertraging. Bovendien heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken en dat de passagiers met minder dan 24 uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 20 november 2024 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.