ECLI:NL:RBNHO:2024:12077

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
10861697 \ CV EXPL 24-194
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten na vertraging van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers, die gezamenlijk als eisers optreden, een vordering ingesteld tegen de Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, de vervoerder, vanwege een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Orlando naar Amsterdam via Frankfurt op 21 mei 2022. Door een vertraging van de vlucht van Orlando naar Frankfurt hebben zij hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist, waardoor zij 8 uur en 10 minuten later in Amsterdam arriveerden dan oorspronkelijk gepland. De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht, maar deze heeft niet uitbetaald. De passagiers vorderen nu, na vermindering van eis, betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De passagiers hebben erkend dat zij geen compensatie toekwam op basis van de Europese Verordening, maar vorderen nog wel vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de gemachtigde van de passagiers geen incassoregistratie heeft overgelegd, wat volgens de Duitse wetgeving verplicht is. De kantonrechter oordeelt dat de verzoeken van de vervoerder om deze registratie niet onredelijk waren en dat de passagiers niet hebben voldaan aan deze verzoeken. Hierdoor kan de vervoerder niet verweten worden dat hij niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd. De vordering van de passagiers wordt afgewezen en zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10861697 \ CV EXPL 24-194
Uitspraakdatum: 20 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Aviclaim
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 21 mei 2022 vervoeren van Orlando International Airport (Verenigde Staten) via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Amsterdam Schiphol Airport met de vluchten LH465 en LH992.
2.2.
De vlucht van Orlando naar Frankfurt (LH465, hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar vlucht LH1002. Daarmee zijn de passagiers 8 uur en 10 minuten later dan oorspronkelijk gepland in Amsterdam aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht. De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft – samengevat – aan de vordering ten grondslag gelegd dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven over de oorzaak van de vertraging van de vlucht. Daarom moet de vervoerder de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten vergoeden.
3.3.
De vervoerder voert betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben bij conclusie van repliek erkend dat hen geen compensatie toekomt als bedoeld in artikel 7 van de Verordening en hebben de gevorderde hoofdsom ingetrokken. De passagiers vorderen nog wel vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Zij stellen daartoe dat de vervoerder hen nodeloos heeft gedwongen om deze procedure op te starten omdat hij voorafgaand aan de procedure geen informatie over de oorzaak van de vertraging heeft gegeven.
4.3.
De vervoerder betwist dit. Hij voert aan dat hij de vordering niet in behandeling kon nemen omdat de gemachtigde van de passagiers geen incassoregistratie had overgelegd. Dit is volgens de Duitse wetgeving verplicht. Omdat de gemachtigde van de passagiers overgaat tot het innen van vorderingen in Duitsland, wordt de minnelijke relatie tussen haar en de vervoerder beheerst door de Duitse wet. Als de gemachtigde van de passagiers aan de Duitse wetgeving had voldaan, had de vervoerder alle benodigde informatie kunnen overleggen en was de procedure niet nodig was geweest, aldus de vervoerder. Dit volgt volgens de vervoerder uit de
Rechtsdienstleistungsgesetsz (RDG).Dit is een Duitse wet die beperkingen stelt aan buitengerechtelijke (incasso) diensten.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de brieven [1] die door de passagiers zijn overgelegd blijkt dat de vervoerder drie keer heeft verzocht om een incassoregistratie van de gemachtigde van de passagiers, zoals vastgelegd in de eerder genoemde Duitse wetgeving. Hij heeft aangegeven pas na ontvangst hiervan inhoudelijk te kunnen reageren. Uit de stukken blijkt niet dat de passagiers aan deze verzoeken voldaan hebben of waarom zij hier niet aan hebben voldaan. De kantonrechter oordeelt dat dit geen onredelijke verzoeken zijn geweest van de vervoerder. Daarom lag het op de weg van de passagiers om hieraan te voldoen, zodat de vervoerder daarna inhoudelijk zou kunnen reageren. Nu de passagiers dit hebben nagelaten, kunnen zij de vervoerder niet verwijten dat hij niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd dan bij conclusie van antwoord. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Daarbij worden de passagiers ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,- aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,- aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Producties 1 t/m 3 bij de inleidende dagvaarding.