In deze zaak hebben de passagiers, die gezamenlijk als eisers optreden, een vordering ingesteld tegen de Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, de vervoerder, vanwege een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Orlando naar Amsterdam via Frankfurt op 21 mei 2022. Door een vertraging van de vlucht van Orlando naar Frankfurt hebben zij hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist, waardoor zij 8 uur en 10 minuten later in Amsterdam arriveerden dan oorspronkelijk gepland. De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht, maar deze heeft niet uitbetaald. De passagiers vorderen nu, na vermindering van eis, betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De passagiers hebben erkend dat zij geen compensatie toekwam op basis van de Europese Verordening, maar vorderen nog wel vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de gemachtigde van de passagiers geen incassoregistratie heeft overgelegd, wat volgens de Duitse wetgeving verplicht is. De kantonrechter oordeelt dat de verzoeken van de vervoerder om deze registratie niet onredelijk waren en dat de passagiers niet hebben voldaan aan deze verzoeken. Hierdoor kan de vervoerder niet verweten worden dat hij niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd. De vordering van de passagiers wordt afgewezen en zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.