In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De eiseres, AirHelp, heeft een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Lufthansa, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar Buenos Aires via Frankfurt, maar miste zijn aansluitende vlucht door een vertraging van de eerste vlucht. AirHelp, die de vorderingsrechten van de passagier had overgenomen, vorderde een schadevergoeding van €600,- op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor passagiers bij vertragingen en annuleringen van vluchten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging zouden rechtvaardigen. De rechter oordeelde dat de passagier met exact 24 uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen en dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van de gevorderde schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad.