In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en KLM Cityhopper B.V. De zaak betreft een vordering van AirHelp, die de rechten van een passagier heeft overgenomen, tegen de vervoerder KLM Cityhopper B.V. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Wroclaw op 30 december 2021, maar deze vlucht werd geannuleerd. De passagier werd omgeboekt naar een alternatieve vlucht op 31 december 2021, maar arriveerde met exact 24 uur vertraging op de eindbestemming. AirHelp vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annulering van vluchten.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De vervoerder had geen toelichting gegeven op de aankomsttijd van de alternatieve vlucht en had nagelaten aan te tonen dat er geen andere mogelijkheden waren voor een rechtstreekse of indirecte vlucht. Hierdoor werd de vordering van AirHelp toegewezen, en werd KLM Cityhopper B.V. veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de oorspronkelijke vlucht. Daarnaast werd de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nasalaris aan AirHelp.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequaat te reageren op annuleringen en vertragingen, evenals de verantwoordelijkheden die zij hebben ten opzichte van passagiers.