ECLI:NL:RBNHO:2024:12072

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
10677827 \ CV EXPL 23-5639
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemszaak over compensatie voor geannuleerde vlucht door COVID-19 maatregelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en KLM Cityhopper B.V. De zaak betreft een vordering van AirHelp, die compensatie eist voor een geannuleerde vlucht van Lima naar Praag, die op 9 en 10 januari 2022 had moeten plaatsvinden. De passagier, die een vervoersovereenkomst had met KLM, is omgeboekt naar een andere vlucht met meer dan drie uur vertraging. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annulering van een vlucht, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

KLM betwist de vordering en stelt dat de annulering het gevolg was van de coronapandemie en de daaruit voortvloeiende overheidsmaatregelen, waaronder een tekort aan bemanningsleden door quarantaineverplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelt dat KLM voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de coronamaatregelen niet binnen de risicosfeer van de vervoerder vallen en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te beperken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp gesteld. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10677827 \ CV EXPL 23-5639
Uitspraakdatum: 23 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: Lof Legal Services
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. B.E. Struijk

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 9 en 10 januari 2022 vervoeren van Lima (Peru) via Amsterdam naar Praag (Tsjechië), met de vluchtcombinatie KL744 en KL1357.
2.2.
Vlucht KL1357 van Amsterdam naar Praag (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar vlucht KL1359, waarmee zij met meer dan drie uur vertraging in Praag is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd. De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd vanwege de coronapandemie en de daardoor geldende beperkende overheidsmaatregelen, meer in het bijzonder een tekort aan bemanningsleden ten gevolge van de in Nederland geldende quarantaineverplichtingen. Uitsluitend als gevolg van die maatregelen zaten er op de datum van de vlucht 45 bemanningsleden verplicht in quarantaine. De vervoerder heeft daarbij toegelicht dat indien de bemanningsleden die in quarantaine zaten op basis van de overheidsregels beschikbaar waren geweest, de vlucht in kwestie niet zou zijn geannuleerd.
4.4.
Vast staat dat op het moment dat de vlucht had moeten worden uitgevoerd er sprake was van een wereldwijde corona uitbraak en dat de coronapandemie grote gevolgen heeft gehad voor de luchtvaart. De Europese commissie heeft in haar richtsnoeren betreffende de EU-verordeningen inzake passagiersrechten in de context van de ontwikkeling van COVID-19 op 18 maart 2020 aangegeven dat de maatregelen die overheden nemen om de COVID-19 pandemie in te perken naar hun aard en oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van luchtvaartmaatschappijen en dat daarmee de coronacrisis valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder, onder verwijzing naar de als productie 7 bij antwoord overgelegde stroomschema’s, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van de strikte quarantaineverplichtingen te kampen had met een zodanig lage bezettingscapaciteit dat hij geen andere keuze had dan tot annulering van 47 vluchten over te gaan. Dit is een omstandigheid die, anders dan ziekte en/of overlijden van bemanningsleden, niet binnen de risicosfeer van de vervoerder valt. De onderhavige situatie valt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet onder de reikwijdte van voornoemd arrest. [1] De vervoerder heeft verder toegelicht dat hij bij het annuleren van vluchten zijn planning zo heeft ingericht dat hij ieder geval zoveel mogelijk bestemmingen kon blijven aandoen (‘
skeleton netwerk’) De kantonrechter begrijpt dat de vervoerder daarom de frequentie van zijn vluchten van Amsterdam naar Praag heeft gereduceerd.
4.5.
De kantonrechter is alles bij elkaar genomen van oordeel dat de vervoerder in onderhavige zaak een geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter ziet geen aanleiding om van zijn huidige lijn in jurisprudentie af te wijken.
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming als gevolg van de annulering zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht van dezelfde dag, namelijk de KL1359 van Amsterdam naar Praag. Niet gebleken is dat de alternatief aangeboden vlucht geen redelijke maatregel vormt. De kantonrechter is verder van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet mogelijk was om op de annulering van de vlucht te anticiperen, omdat er voortdurend personeel in- en uit quarantaine gaat.
4.7.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had kunnen nemen. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging ten gevolge van de annulering te voorkomen dan wel te beperken. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van Airhelp zal dan ook worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Airhelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 170,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Airhelp tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hof van 11 mei 2023 (C-156/22 tot en met C-158/22, ECLI:EU:C:2023:393)