6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft bijna 5 kilo cocaïne Nederland ingevoerd. Deze cocaïne bevond zich in pastavorm in een korset dat zij aan had. Zij wist dat er verdovende middelen in dit korset waren gestopt.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ondermijning en zware gewelds- en levensdelicten. Met haar handelen draagt de verdachte daar aan bij en dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het onderhavige feit de oplegging van een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit meerderjarig. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassene, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij de rechtbank in bijzondere omstandigheden aanleiding ziet daarvan af te wijken en op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de bepalingen van het Jeugdstrafrecht toepast. Hiertoe kan de rechtbank beslissen op grond van de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in deze zaak geen reclasseringsadvies is uitgebracht. De inhoud van het dossier, noch de indruk van de verdachte ter zitting, geeft aanknopingspunten om af te wijken van de hoofdregel dat bij een jongvolwassene het volwassenenstrafrecht van toepassing is. De enkele omstandigheid dat de verdachte in het land van herkomst in erbarmelijke omstandigheden leefde is daarvoor onvoldoende. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding om een reclasseringsrapport op te laten maken, zoals verzocht door de raadsman.
Straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf neemt de rechtbank als uitgangspunt de straf vermeldt in de zogenoemde LOVS-oriëntatiepunten. Bij de invoer van een gewicht tussen 4000 en 5000 gram is als oriëntatiepunt een gevangenisstraf tussen de 36 en 38 maanden opgenomen.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat zij werd gedwongen om de drugs naar Nederland te vervoeren. Zij zou 12 dagen zijn opgesloten in een huis en zijn bedreigd met een vuurwapen. De raadsman heeft verzocht om met deze omstandigheden rekening te houden in de strafoplegging.
De rechtbank acht dit verhaal ongeloofwaardig en ziet geen aanleiding om daarmee rekening te houden in de strafoplegging. De verdachte is ten eerste pas op een laat tijdstip, te weten ter terechtzitting, met deze verklaring gekomen. Bij de Koninklijke Marechaussee is zij uitgebreid verhoord en heeft zij een ander verhaal verteld.
Ook de overige stukken in het dossier geven naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat het verhaal van de verdachte waar is. In de telefoon van de verdachte zijn appgesprekken tussen haar en ‘Bempie’ aangetroffen, die haar zou hebben bedreigd. Uit de inhoud van deze gesprekken blijkt geenszins van bedreigingen of druk die op de verdachte zou zijn uitgeoefend.
Wel heeft de rechtbank oog voor de moeilijke persoonlijke omstandigheden van deze jonge en kwetsbare verdachte. De verdachte heeft geen opleiding gehad. Zij is 22 jaar en moeder van twee kinderen die allebei uit huis zijn geplaatst. Zij heeft geen inkomen, geen geld om haar kinderen te onderhouden en geen eigen huisvesting. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte een first offender is. De rechtbank ziet in al het voorgaande aanleiding om enigszins af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, in dit geval passend is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.