De GI heeft bij brief van 15 oktober 2024 laten weten het aangehouden deel van het verzoek te handhaven. De afgelopen periode is met gesprekken en observaties tijdens de begeleide omgang onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de omgang uit te breiden en wat de mogelijkheden zijn voor thuisplaatsing bij één van de ouders.
De GI is van mening dat de vader sinds de uithuisplaatsing niet aan zijn problematiek heeft gewerkt. Hij is vooral boos en gaat de strijd met hulpverlening en de GI aan. Hij heeft wel contact gezocht met de Brijder, maar geen hulp geaccepteerd voor zijn verslaving omdat hij niet opgenomen wil worden. Verder heeft hij nog steeds schulden en heeft hij telkens alleen voor korte tijd werk. Daarnaast is de hulp van 10 voor Toekomst gestopt, omdat [de minderjarige ] niet meer bij de vader woont en hij niet aan zijn doelen heeft gewerkt.
Ook verloopt het contact tussen de vader en [de minderjarige ] niet altijd goed. Hij bespreekt soms volwassen zaken met haar, waar zij last van heeft. Verder heeft hij de omgangsbegeleider een keer uitgescholden in het bijzijn van [de minderjarige ] , die daarvan is geschrokken. Na de wisseling van omgangsbegeleider eind juli 2024 weigerde de vader een kennismaking met de nieuwe begeleider en heeft hij een aantal weken geen contact gehad met de jeugdbeschermer. Daardoor heeft [de minderjarige ] haar vader enkele weken niet gezien, en miste zij hem. Verder valt het op dat [de minderjarige ] na de omgang met vader altijd moe en overprikkeld is. Zij heeft een aantal dagen nodig om hiervan te herstellen. Het lijkt erop dat de vader niet in staat is het belang van zijn dochter voorop te stellen. Ook laat hij zich nog steeds moeizaam begeleiden. Gelet op het voorgaande vindt de GI terugplaatsing bij de vader niet in het belang van [de minderjarige ] . Daarnaast is uitbreiding van de omgang tussen hen nu niet aan de orde.
Verder vindt de GI een plaatsing bij de moeder geen optie. Het is op dit moment voor haar een te grote verantwoordelijkheid en belasting om volledig voor [de minderjarige ] te zorgen, ook gelet op de trauma- en de persoonlijke problematiek van [de minderjarige ] . Daarnaast is het familiesysteem sinds de geboorte van [de minderjarige ] voortdurend met elkaar in een strijd verwikkeld en is het niet in [de minderjarige ] ’sbelang dat zij hierin wordt teruggeplaatst. [de minderjarige ] heeft op veel verschillende plekken gewoond en komt nu tot rust. Vanuit deze rust kan zij een liefdevolle band met haar moeder opbouwen. De begeleide omgang verliep goed, zodat is besloten dat begeleiding niet meer nodig is.
De GI vindt dat de plaatsing binnen het huidige multi-therapeutische gezinssysteem moet voortduren, zodat [de minderjarige ] continuïteit ervaart en zich zo goed mogelijk verder kan ontwikkelen. Dit gezin is perspectiefbiedend, zodat [de minderjarige ] er zo nodig voor de lange termijn kan verblijven. De GI heeft nog geen perspectiefbesluit genomen, maar zal dit wel gaan doen.
Tot slot heeft de GI naar voren gebracht zich zorgen te maken over de seksuele ontwikkeling van [de minderjarige ] . Hulpverleners, school en pleegzorg melden regelmatig zorgelijke uitspraken en gedrag van [de minderjarige ] . Ook valt op dat zij regelmatig op bepaalde momenten pijn heeft aan haar geslachtsdeel, waarvoor geen fysieke oorzaak lijkt te zijn. De pleegouders krijgen intensieve begeleiding van Levvel om hier zo goed mogelijk mee om te gaan.