ECLI:NL:RBNHO:2024:11888

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
HAA 23/5556
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep ongegrond inzake Woo-verzoek over opvang van asielzoekers in West-Friesland

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 1 november 2024, is het beroep van Mediahuis Regionaal B.V. ongegrond verklaard. Mediahuis had een verzoek ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo) om informatie over de opvang van asielzoekers in de regio West-Friesland. Het college van burgemeester en wethouders van Koggenland had echter besloten het verzoek niet in behandeling te nemen, omdat het niet duidelijk genoeg was geformuleerd. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende behulpzaam was geweest bij het verzoek om precisering, maar dat Mediahuis onvoldoende medewerking had verleend. De rechtbank wees erop dat het verzoek te algemeen was en dat de antwoorden van Mediahuis tegenstrijdig waren, waardoor het verzoek onbegrijpelijk werd. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had besloten het verzoek buiten behandeling te laten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en specifieke verzoeken in het kader van de Woo, en de rol van de verzoeker in het preciseren van hun verzoek. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid voor journalisten om bemiddeling te vragen bij het Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding als er klachten zijn over de behandeling van Woo-verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/5556

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2024 in de zaak tussen

de besloten vennootschap
Mediahuis Regionaal B.V., handelend onder de naam Noordhollands Dagblad, uit Amsterdam, eiseres, hierna: Mediahuis
gemachtigde: mr. H.J. Oosterhagen, advocaat te Bodegraven,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland, verweerder, hierna: het college
gemachtigde: [naam 2] , stafmedewerker bij de gemeente Koggenland.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing van het college om een Woo-verzoek van Mediahuis niet in behandeling te nemen.
2. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat Mediahuis geen gelijk krijgt en het college het verzoek niet alsnog in behandeling hoeft te nemen. In het vervolg van deze uitspraak zet de rechtbank eerst op een rij wat de feiten zijn en welke processtappen in beroep zijn genomen. Daarna bespreekt de rechtbank de standpunten van partijen en geeft de rechtbank haar oordeel.

Wat zijn de feiten?

2.
3.1.
Op 18 april 2023 heeft de heer [gemachtigde] , als gemachtigde, voor Mediahuis Regionaal B.V., uitgever van het Noordhollands Dagblad, een verzoek gedaan op grond van de Wet open overheid (Woo). [gemachtigde] handelt onder de naam [bedrijf] B.V.
3.2.
Mediahuis licht haar verzoek toe met de opmerking dat in de regio West-Friesland relatief weinig asielzoekers worden opgevangen in azc’s en noodopvang ten opzichte van andere regio’s. Zij deelt ook mee het verzoek bij andere bestuursorganen te hebben ingediend. Zij heeft verzocht om
alle interne en externe correspondentie en bescheiden (en waaruit een en ander blijkt) openbaar te maken die zien op de opvang van asielzoekers in de regio West-Friesland uit de periode 1 januari 2016 t/m 18 april 2023 (hierna: het Woo-verzoek).
Mediahuis licht het verzoek toe met de mededeling dat haar insteek is om inzicht te krijgen in de redenen en motieven van de gemeente waarom in de regio West-Friesland relatief weinig asielzoekers werden en worden opgevangen.
3.3.
In een brief van 3 mei 2023 verzoekt het college eiseres om het Woo-verzoek te preciseren. Het college geeft daarbij aan dat zij het verzoek niet duidelijk genoeg acht om in behandeling te kunnen nemen. Het college stelt eiseres een aantal vragen over het Woo-verzoek.
3.4
Op 4 mei 2023 reageert eiseres per e-mail op de brief. De e-mail bevat een puntsgewijze reactie op de vragen van het college.
3.5.
In een brief van 9 mei 2023 vraagt het college eiseres te bevestigen of het college het verzoek goed begrepen heeft. Daarbij geeft het college zijn interpretatie van het Woo-verzoek op basis van de antwoorden uit de e-mail van 4 mei 2023. Hier heeft eiseres per e-mail van 15 mei 2023 weer op gereageerd.
3.6.
Op 18 mei 2023 besluit het college om het Woo-verzoek niet (verder) in behandeling te nemen (het primaire besluit). Het college acht het onduidelijk waar het verzoek precies betrekking op heeft. Het wijst er daarbij op dat de reacties van eiseres op de preciseringsverzoeken van het college tegenstrijdig zijn.
3.8.
Bij besluit van 27 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar afgewezen. Het college heeft het buiten behandeling laten van het Woo-verzoek niet herroepen. Ter motivering voert het college aan dat eiseres nadrukkelijk en bewust geen medewerking zou hebben verleend aan de preciseringspogingen van het college. Omdat eiseres korte en tegenstrijdige antwoorden had gegeven, was het Woo-verzoek volgens verweerder niet duidelijker begrensd en niet behandelbaar geworden.

Processtappen in beroep

4.1.
Advocaat mr. H.J. Oosterhagen heeft beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
4.2.
De zitting in beroep heeft plaatsgevonden op 25 september 2024. Namens eiseres was [gemachtigde] aanwezig. Namens het college was de gemachtigde aanwezig.
Heeft eiseres het Woo-verzoek voldoende gepreciseerd en is het college daarbij voldoende behulpzaam geweest?
5.1.
Artikel 4.1, vijfde en zesde lid, van de Wet open overheid (Woo) luiden:
5. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de verzoeker om het verzoek te preciseren en is het de verzoeker daarbij behulpzaam.
6. Het bestuursorgaan kan besluiten een verzoek niet te behandelen, indien de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld in het vijfde lid. In afwijking van artikel 4:5, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het besluit om het verzoek niet te behandelen aan de verzoeker bekendgemaakt binnen twee weken nadat het verzoek is gepreciseerd of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
5.2.
Als een Woo-verzoek te algemeen geformuleerd is, dan kan het college de verzoeker dus vragen om het Woo-verzoek te preciseren. Het college is de verzoeker daarbij behulpzaam.
5.3.
Het verzoek luidde naar de kern: openbaarmaking van alle informatie over de opvang van asielzoekers in de regio West-Friesland in de periode 2016/2023. Het verzoek is in de context van deze zaak te algemeen. De eerste aanwijzing hiervoor is dat het Woo-verzoek is gericht op asielopvang in de hele regio West-Friesland. De gemeente Koggenland gaat slechts over een deel van de regio West-Friesland. De tweede aanwijzing ziet de rechtbank in de context die eiseres geeft voor het Woo-verzoek. Eiseres geeft in het verzoek aan inzicht te willen krijgen in de redenen en argumenten van de gemeente om geen asielzoekers op te vangen. Hierbij neemt eiseres als uitgangspunt dat in de regio West-Friesland relatief weinig asielzoekers worden opgevangen. Deze bewoordingen betreffen een wijd en daardoor weinig gericht verzoek dat het voor het college niet makkelijk maakte om door eiser bedoelde concrete documenten te vinden. Voorts heeft eiseres ter zitting in beroep ook nog bevestigd dat de periode 2016 – 2023 ook nog te ruim was. Het college heeft daarom terecht aan eiseres gevraagd het Woo-verzoek te preciseren.
6.1.
Eiseres voert als belangrijkste beroepsgrond aan dat het college onvoldoende behulpzaam zou zijn geweest bij het preciseren van het Woo-verzoek. Ook herkent eiseres zich niet in het standpunt van verweerder dat zij het Woo-verzoek ‘nadrukkelijk en bewust’ niet zou hebben willen preciseren. Daarnaast wilde het college juist de omvang van het Woo-verzoek beperken en niet preciseren. Het college heeft volgens eiseres een te passieve houding ingenomen.
6.2.
Het college stelt dat het concrete en praktische preciseringsvragen heeft gesteld. Dit deed het college vanwege de context van het Woo-verzoek. Eiseres nam ten onrechte als uitgangspunt dat in de regio West-Friesland weinig asielzoekers werden en worden opgevangen. Dit is volgens het college in strijd met de werkelijkheid. Het college heeft eiseres juist geholpen bij het preciseren en verduidelijken van het Woo-verzoek. Op die manier zou de omvang van het Woo-verzoek ook enigszins kunnen worden ingeperkt. Eiseres heeft echter niet eenduidig op de preciseringsvragen gereageerd.
7. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of eiseres het Woo-verzoek voldoende heeft gepreciseerd en het college eiseres daarbij voldoende behulpzaam is geweest. Hierbij houdt de rechtbank het doel van de preciseringsmogelijkheid in het oog. Het doel is om tot een behandelbaar verzoek te komen. Alleen met medewerking van de verzoeker kan het college tot een werkbare afbakening van het verzoek komen. [1]
7.1.
In de brief van 3 mei 2023 heeft het college een aantal vragen gesteld over het Woo-verzoek. Het college geeft aan dat het niet duidelijk is:
- wat eiseres (cijfermatig) bedoelt met “relatief weinig” asielzoekers opvangen;
- welke soort opvang van asielzoekers eiseres bedoelt in vergelijking met welke regio’s;
- wat eiseres bedoelt met de begrippen “asielopvang” en “asielzoekers” en of eiseres doelt op asielzoekers of statushouders of vluchtelingen;
- wat eiseres verstaat onder “opvang”: azc’s of noodopvang, en
- welke voorgaande departementen en functies met andere naamgeving dan het ministerie van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris van Asiel en Migratie eiseres bedoelt.
Ook vermeldt het college dat eiseres met vragen contact kan opnemen met de regionaal regisseur opvang vluchtelingen (meneer [naam 1] ) of met mevrouw [naam 2] , die het verzoek behandelt.
7.2.
Per e-mail van 4 mei 2023 reageert eiseres (onderstreping door de rechtbank):
“- Niet relevant is wat wordt bedoeld met de door verzoekers gehanteerde term ‘relatief weinig’. Het betreft een subjectief gekozen kwalificatie van verzoekers gebaseerd op de feiten, die verder niet van invloed is op de vraag of wel of niet tot openbaarmaking van de verzochte stukken moet worden overgegaan. Uw verzoek tot cijfermatige toelichting wat wordt verstaan onder ‘relatief weinig’ past in het geheel niet in de Woo-procedure. Er is verzocht om stukken die op dit onderwerp zien, ongeacht enig waardeoordeel over dat onderwerp.
- Zie boven.
- Het gaat om
definitieve opvang van asielzoekers en vluchtelingen. Dus
niet om de huisvesting in een azc of andere noodtenten.
- Zie boven.
- Het gaat om correspondentie met alle instanties en onderdelen van het ministerie van Justitie en Veiligheid, waarmee gecorrespondeerd is over het onderwerp.”
7.3.
Hierop reageert het college in de brief van 9 mei 2023. Uit de e-mail van 4 mei 2023 leidt het college af dat het verzoek gaat om definitieve opvang van asielzoekers en vluchtelingen en niet om huisvesting in een azc of noodtenten. Het college leidt hieruit af dat het eiseres gaat om huisvesting op grond van de Huisvestingsverordening. In de brief van 9 mei 2023 vraagt het college eiseres om deze interpretatie te bevestigen.
7.4.
Op 15 mei 2023 reageert eiseres per e-mail op de brief van 9 mei 2023. Eiseres schrijft (onderstreping door de rechtbank):
“U vraagt of het alleen over dehuisvesting van statushoudersgaat. Dat isniethet geval. Het Woo-verzoek heeft met name betrekking op deopvang van vluchtelingenin de gemeente. Dit kan door de komst vaneen permanent azc of de crisisnoodopvang.”
7.5.
De rechtbank oordeelt dat het college eiseres in de omstandigheden van het geval en gelet op de feiten voldoende behulpzaam was bij het preciseren. Met de brief van 3 mei 2023 heeft het college gelet op het niet afgebakende verzoek voldoende duidelijke vragen gesteld. Ook heeft het college na de reactie van eiseres in een tweede brief op voor de hand liggende wijze gevraagd om te bevestigen of het college de strekking van het Woo-verzoek toen goed begrepen heeft. In de brieven heeft het college eiseres voorts verwezen naar de behandelaar van het verzoek en verder een handreiking gedaan om bij de regisseur regionale opvang of bij het college verdere informatie te vragen over het onderwerp. Van de mogelijkheid om met de regisseur of de behandelaar (telefonisch) contact op te nemen, heeft eiseres geen gebruik gemaakt, maar zij heeft volstaan met een kort, weinig specificerend antwoord. Sterker, door aan te geven dat eisers veronderstelling dat sprake was van “relatief weinig” opvang niet relevant is voor het verzoek, maakte eiseres het verzoek alleen maar onbegrijpelijk algemener. Eiseres heeft dan ook zelf onvoldoende medewerking verleend aan het preciseren om tot een werkbaar verzoek te komen. Verweerder heeft er daarbij terecht op gewezen dat eiseres in de correspondentie tegenstrijdig antwoordt over de aard van de opvang, zodat het verzoek nog onbegrijpelijker werd en nog moeilijker te behandelen. Eiseres schrijft immers eerst dat het haar gaat om documenten over “
de definitieve opvang van vluchtelingen in de gemeente” (en niet om “
huisvesting in een azc of andere noodtenten”). Vervolgens meldt eiseres dat het verzoek
met namebetrekking heeft op “
de opvang van vluchtelingen in de gemeente, wat mogelijk is door de komst van een azc en/of crisisopvang.” De rechtbank is het daarom niet duidelijk geworden waar het Woo-verzoek nu precies op ziet.
8.1.
Eiseres voert nog wel aan dat een of meer andere gemeenten in regio op basis van hetzelfde verzoek wel informatie openbaar zouden hebben gemaakt. Niet is echter gebleken of daarbij het verzoek al dan niet beter was gespecificeerd. Ambtshalve is de rechtbank wel een van die zaken bekend. Daarin had juist een journalist met de behandelaar van die gemeente contact opgenomen en was dus kennelijk voor die gemeente wel sprake van een voldoende precisering.
8.2.
Overigens is het voor de rechtbank onduidelijk waarom een of meer voor eiseres werkende journalist niet zelf contact hebben opgenomen met het college om het verzoek toe te lichten. De veronderstelling ligt voor de hand dat de journalist die juist op zoek is naar de overheidsinformatie precies had kunnen uitleggen waar zijn onderzoek op ziet en over welke aspecten van de asielopvang en -huisvesting in de gemeente Koggenland hij documenten wilde verzamelen. Uit de correspondentie blijkt dat [gemachtigde] daar minder van op de hoogte is.
9. Het college heeft op de zitting nog aangevoerd dat het de heer [gemachtigde] in deze zaak alleen lijkt te gaan om het procederen. Verweerder heeft echter niet gesteld of nader onderbouwd dat in deze zaak sprake is van misbruik van het recht om informatie te vragen. Wel doet de manier waarop de heer [gemachtigde] het verzoek had ingekleed en hij vervolgens reageerde het vermoeden rijzen dat het (hem) niet gaat om het verkrijgen van door een krant gewenste informatie.
10. Voorts merkt de rechtbank nog op dat in artikel 7.2, vierde lid, Woo juist een bemiddelingsvoorziening is opgenomen bij het Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding. Deze voorziening is er met name voor journalisten als er een geschil is over het verstrekken van informatie. De journalist kan een klacht indienen over de gang van zaken rondom een Woo-verzoek. Dan geeft het Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding een advies. [2] Het had voor de hand gelegen dat de krant dat ook in dit geval had gedaan als zij van mening was dat verweerder haar verzoek niet op de juiste manier behandelde.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de rechtbank eiseres geen gelijk geeft. Het besluit om het Woo-verzoek niet te behandelen blijft dus in stand. Ook krijgt eiseres geen vergoeding van haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. I.A. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 mei 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:2278, ro. 19 e.v.
2.Artikel 7.1, eerste lid, en artikel 7.2, eerste en vierde lid, van de Woo.